Componisten

vanaf 1928

 

Jean-Henri-Alphonse Barraqué (Puteaux, Hauts-de-Seine, Frankrijk, 17 januari 1928 – Parijs 17 augustus 1973) verhuisde in 1931 met het gezin naar Parijs. Hij groeide op in een katholieke en onmuzikale omgeving, zijn vader was slager. Op zijn twaalfde hoorde Jean Barraqué de onvoltooide symfonie van Franz Schubert en zag toen Het Licht: hij moest componist worden, In Parijs studeerde hij bij Jean Langlais en Olivier Messiaen en raakte tijdens zijn studie geïnteresseerd in het serialisme. Nadat hij in 1952 zijn pianosonate had gecomponeerd, verborg of vernietigde hij al zijn andere werken, zo’n 30 composities.

Jean Barraqué vertoefde graag tussen de Parijse avant–garde. Hij ontwikkelde een relaie met de filosoof Michel Foucault. Ze waren nogal bezig met zwaar drugsgebruik en raakten verzeild in sado–masochistische sextoestanden.

Jean Barraqué was in 1964 betrokken bij een auto–ongeluk, in 1968 werd zijn appartement door brand verwoest. Zij hele leven leed hij aan een slechte gezondheid, niettemin overleed hij plotseling onverwacht. Een aantal composities zijn daarom onvoltooid. Jean Barraqué componeerde op een eigen seriële manier. Hij schreef enkele toonaangevende muziekstudies, onder ander over Claude Debussy.

Jean Barraqué componeerde

     1 muziektheaterwerk

     2 (series) werken voor solist(en), koor en orkest

- La Mort de Virgile, cyclus, gebaseerdop de roman The Death of Virgil van Hermann Broch,  beschrijft de laatste uren van het leven van de filosoof Virgilius. Twee van de vier delen werden voltooid, van de rest zijn er alleen fragmenten

+ Le Temps restitué (1957/68), voor sopraan, koor en orkest.

+ ... Au delà du hasard voor vier instrumentale groepen één vocale groep, 1959, onafgemaakt

+ Chant aprés chant, 1966, voor 6 slagwerkers, zangstem en piano

     2 werken voor orkest of groot ensemble

- Concerto voor zes instrumentale groepen, vibrafoon en klarinet, 1968

     5 (series werken) voor (zang)stem(men) en instrument(en) of orkest

- Séquence, voor zangstem, slagwerk en kamerensemble, 1955, tekst Friedrich Nietzsche

     2 kamermuziekwerken

     1 pianowerk

- pianosonate, 1952, betekenisvolle seriële compositie, extreem lastig te spelen  

     1 elektronisch werk

 

Petr Eben ( Žamberk, Tsjechië, 22 januari 1928 – Praag, 24 oktober 2007) studeerde piano, cello en orgel in Český Krumlov. Hij kwam in de Tweede Wereldoorlog in kamp Buchenwald terecht omdat zijn vader een Jood was.

Na zijn vrijlating nam hij de draad van zijn pianostudie weer op: vanaf 1948 studeerde hij compositie in Praag. Vanaf 1955 was hij docent muziekgeschiedenis aan de Karel Universiteit in Praag. Hij werd hoofd van de muziekonderwijsafdeling van de Karlsuniversiteit van Praag. In 1978/1979 was hij docent compositie aan de Royal Northern College of Music in Manchester. In 1990 werd hij docent compositie aan de Kunstacademie in Praag.  Sinds 2004 wordt er in Opava een Petr Eben internationaal orgelconcours georganiseerd.

Petr Eben componeerde

     4 opera's

- Jeremiah, kerkopera, 1997

     2 balletten

“Kletby a dobrořečení” (vloek en zegen), 1983

     2 theatermuziekwerken

     4  missen

     3 oratoria

- Apologia Socratus, I967

- "Posvátná znamení" (Heilig Symbool) 1993

     1 pianoconcert, 1961

     2 orgelconcerten

- orgelconcert nr. 1, 1954

- orgelconcert nr. 2, 1984

     8 andere orkestwerken

Noční hodiny” (uren van de nacht), symfonie, 1975

     20 koorwerken, a capella, met orgel of met andere instrumenten

- Cantico delle creature, tekst Franciscus van Assisi, 1987, voor gemengd koor a capella

     26 kamermuziekwerken

- Sonata voor hobo en piano, 1950

     34 (series) orgelwerken,

- Hommage à Dietrich Buxtehude. Toccatafuga, 1987

     4 pianowerken

     12 (series) werken voor zangstem en piano

     kinderliederen

- Sníh (sneeuw) won de prijs als beste kinderkoorlied in Illinois.

 

Jean-Michel Damase (Bordeaux, Frankrijk, 27 januari 1928 – 21 april 2013) was de zoon van harpiste Micheline Kahn. Jean-Michel Damase studeerde piano bij Marcel Samuel-Rousseau vanaf zijn vijfde en componeerde vanaf zijn negende. Jean-Michel Damase studeerde vanaf 1940 op het conservatorium van Parijs bij Alfred Cortot, en vanaf 1943 compositie bij Henri Büsser, Marcel Dupré en Claude Delvincourt. In 1947 won hij de Grand Prix de Rome. Hij bouwde een loopbaan op als pianist en componist. Jean-Michel Damase is begraven op de begraafplaats van Valmondois.

Jean-Michel Damase componeerde

     9 opera’s

     7 balletten

     27 concerten

     12 andere series) orkestwerken

     57 kamermuziekwerken

- Trio voor trompet, trombone en piano, 1983

- For piccolo, voor piccolo en piano, 2011, uiterst briljant

     85 werken voor een instrument met pianobegeleiding

     29 pianowerken

     30 harpwerken

- Fantaisie sur des motifs des Contes d'Hoffmann d'Offenbach

     18 werken voor een ander instrument solo

- Insectes, 4 stukken voor piccolo solo, 2011

     2 filmscores 

 

Bengt Hambraeus (Stockholm, Zweden, 29 juanuari 1928 – Glen Roy, Ontario, Canada, 21 september 2000) studeerde orgel bij Alf Linder, compositie bij Günther Raphaël en musicologie bij Carl-Allan Moberg. Daarna studeerde hij nog orgel bij Ernst Karl Rössler in Duitsland en bij Olivier Messiaen in Darmstadt. In 1956 promoveerde hij op een proefschrift over Middeleeuwse muzieknotatie. Van 1957 tot 1972 werkte Bengt Hambraeus  op de muziekafdeling van de Zweedse Radio, waar hij uitzending van eigentijdse muziek met kracht bevorderde.

In 1972 werd Bengt Hambraeus docent compositie aan de McGill University in Montreal in Canada, waar hij tot zijn dood bleef wonen.

Bengt Hambraeus componeerde

     1 ballet

     4 theatermuziekwerken

     13 orkestwerken

     14 koorwerken met begeleiding van instrument(en)

     34 kamermuziekwerken

     19 (series) werken voor zangstem en instrument(en)

     32 orgelwerken

     11 pianowerken

     1 werk voor klavecimbel

     10 elektronische werken

 

Mitch Leigh (geboren als Irwin Michnick, Brooklyn, New York, 30 januari 1928 – Manhattan, 16 maart 2014) studeerde aan de Yale-universiteit in New Haven. Hij behaalde aldaar in 1951 zijn bachelor en studeerde vervolgens bij Paul Hindemith en behaalde in 1952 zijn Master of Music.

Hij begon daarna als jazzmuzikant en schreef vanaf 1954 herkenningstunes voor radio-omroep en televisie. In 1965 ontstond door samenwerking met liedjesschrijver Joe Darion en tekstschrijver Dale Wasserman de musical Man Of La Mancha, die in 1965 op Broadway in première ging en 2.328 uitvoeringen beleefde. Een nieuwe musicalcomponist was geboren.

In 1957 richtte het omroep- en televisieproductiebedrijf Music Makers op en werd daar ook directeur van. Aan de Yale-universiteit in New Haven zorgde hij voor een leerstoel voor jazzmuziek, de "Willie Ruff Chair in Jazz", op.

Hij overleed in maart 2014 thuis in Manhattan op 86-jarige leeftijd en werd begraven op de Montefiore begraafplaats in Springfield Gardens (Queens). In Utrecht is een straat naar hem vernoemd.

Mitch Leigh componeerde

     8 musicals

- Man of La Mancha, 22 november 1965 tekst Dale Wasserman, gebaseerd op het verhaal van Miguel de Cervantes Saavedra, songs     

     3 filmscores

     Commerciële TV-jingles

 

Sir John Manduell (Johannesburg, Zuid-Afrika, 2 maart 1928 – Benthem, North Yorkshire, Groot Brittanië, 25 oktober 2017) studeerde aan de Universiteit van Straatsburg, aan het Jesus College in Cambridge, en bij Lennox Berkeley aan de Royal Academie of Music in Londen. Van 1954 tot 1956 werkte John Manduell in Zuid-Afrika als dirigent, componist en omroepmedewerker, daarna ging hij als omroepproducent aan het werk bij de BBC in Londen. In 1961 werd hij hoofd muziek voor Midden- en OosteEngeland, in 1964 kwam hij weer bij de BBC terug. In 1968 werd John Manduell directeur muziek aan de Universiteit van Lancaster. Van 1971 tot 1996 was hij rector van het Royal Northern College of Music in Manchester. Van 1996 tot 1994 was John Manduell ook programmadirecteur van het Cheltenham Festival.

John Manduell is getrouwd met pianiste en pianodocente Renna Kellaway. Ze hebben vier kinderen.

John Manduell componeerde

     orkestwerken

     kamermuziekwerken

     werken voor een soloinstrument

- Variations on a Trio Tune, voor blokfluit solo, geschreven voor John Turner

 

Samuel Hans Adler (*Mannheim, Duitsland, 4 maart 1928) is de zoon van Hugo Chaim Adler, cantor aan de Hauptsynagoge te Mannheim en componist van Joods-liturgische muziek, en Selma Adler. Na de kristalnacht van 9 op 10 november 1938 werd Hugo Adler in concentratiekamp Dachau geïnterneerd en gedwongen te emigreren. In 1939 vluchtte de familie naar de Verenigde Staten. Hugo Adler werd daar cantor aan de Emanueltempel in Worcester, Massachusetts. Samuel Adler studeerde tot 1948 aan de Boston University en daarna tot 1950 aan de Harvard University in Cambridge, Massachusetts. Hij studeerde daar bij Herbert Fromm, Walter Piston, Randall Thompson, Paul Hindemith en Aaron Copland compositie, orkestdirectie bij Serge Koussevitzky en musicologie bij Paul Amadeus Pisk, Karl Geiringer en Archibald T. Davison.

Van 1950 tot 1952 moest hij in verband met de Korea-oorlog dienst nemen in het leger. Hij stichtte en dirigeerde er meteen maar het Seventh Army Symphony Orchestra, waarmee hij concertreizen maakte door heel Europa, waarbij 75 optredens in Duitsland en Oostenrijk. Hij kreeg er de eremedaille van de United States Arms voor toegekend.

Van 1953 tot 1966 was hij muzikale leider van de Emanueltempel in Dallas, Texas, waar hij een kinderkoor en een gemengd koor oprichtte. In die tijd dirigeerde hij ook het Dallas Lyric Theater en het koor Dallas Chorale. Van 1957 tot 1977 doceerde hij compositie aan de University of North Texas. In 1966 werd hij ook nog eens professor compositie aan de Eastman School of Music in Rochester, New York. Van 1974 tot 1995 was hij hoofd van de compositie afdeling. Vanaf 1997 is hij lid van de faculteit voor compositie aan de Juilliard School of Music in New York City. Hij is eredoctor van de Southern Methodist University, Wake Forest University, St. Mary’s Notre-Dame en het St. Louis Conservatory.

Samuel Adler schreef een boek over koordirectie en een over orkestratie.

Samuel Adler trouwde twee keer. Met Carol Ellen Stalker kreeg hij twee dochters. Daarna trouwde hij nog een keer met Emily Freeman-Brown.

Samuel Adler componeerde 400 werken

     4 opera's

     1 operette

     1 ballet

     4 oratoria

     23 andere religieuze werken

     6 symfonieën

- Symfonie nr. 1, 1953, voor groot orkest, wat hoekig en fragmentarisch

     20 concerten

- Concerto nr. 1 voor piano en orkest, 1983, indrukwekkend, fenomenaal verstild middendeel.

     35 andere orkestwerken

     23 werken voor harmonie-orkest

     18 (series) koorwerken

     6 werken voor zangstem en orkest of instrumenten

     65 kamermuziekwerken

- Concerto voor blaaskwintet en orkest “Shir Hamaalot”, 1991, Joodse invloed duidelijk hoorbaar

     14 (series) orgelwerken

     10 (series) pianowerken

     32 werken voor een ander instrument solo

 www.samuelhadler.com

 

Henk (Hendrikus) Cornelis van Lijnschooten (pseudoniemen: Michiel van Delft, Ted Huggens) (Den Haag, 28 maart 1928 – Hendrik-Ido-Ambacht, 1 november 2006) kreeg op de muziekschool in Den Haag viool-, saxofoon- en klarinetlessen. Daarna studeerde hij muziektheorie, compositie en directie aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag.

In 1946 werd Henk van Lijnschooten klarinettist bij de Koninklijke Militaire Kapel en in 1957 dirigent van de Marinierskapel der Koninklijke Marine. Tot 1964 maakte hij met dit orkest concertreizen door Europa en de Verenigde Staten van Amerika.

Van 1965 tot 1970 was Henk van Lijnschooten docent houtblazers aan het Rotterdams Conservatorium. Vanaf 1970 was hij docent directie harmonie- en fanfareorkesten aan het ArtEZ Conservatorium te Arnhem en aan het Utrechts Conservatorium. In 1985 werd hij onderscheiden als Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. In 2003 werd hij met de Prijs Nederlandse Blaasmuziek onderscheiden.

Henk van Lijnschooten componeerde

     105 werken voor harmonie- en fanfareorkesten

- Treble Concerto voor bugel solo en harnonieorkest, 1978 onder pseudoniem Ted Huggens

     8 kamermuziekwerken

     3 (series) werken voor accordeon

     2 werken voor mandolineorkest

     3 filmscores

 

Henk van der Vliet (*Rotterdam 23 april 1928) kreeg vanaf tot 1942 accordeonles op de Toonkunstmuziekschool. Willem Pijper, daar in die tijd ook docent, raadde hem een muzikale vakstudie aan. Henk van der Vliet koos voor dwarsfluit en begon in 1945 zijn studie aan het Rotterdams Conservatorium. Hij had daar muziektheorieles van Jan van Dijk. Na zijn eindexamen in 1950 ging hij fluit studeren bij Johan Feltkamp in Amsterdam, werd hij muziekdocent en speelde hij in het pas opgerichte Rotterdams Kamerorkest.

In 1953 emigreerde Henk van der Vliet naar Canada waar hij fluitist was in een military band. In 1956 keerde hij terug naar Nederland. Hij gaf fluitles aan de muziekschool Bergen op Zoom, speelde weer in het Rotterdams Kamerorkest en nam ook weer les bij Johan Feltkamp. In 1961 verhuisde hij naar Noord-Brabant waar hij met zijn vrouw (piano) en de cellist Jan Wisse een trio vormde. Hij gaf tot zijn pensioen muziekles in zijn woonplaats Roosendaal.

Henk van der Vliet componeerde

     7 orkestwerken

     werken voor harmonieorkest

     werken voor koor en ensemble

     5 werken voor zangstem(men)  en piano, orgel of andere instrumenten

     6 pianowerken.

- sonate nr. 1, 2003

     2 orgelwerken

     1 werk voor viool 

 

Ronald Stevenson (Blackburn, graafschap Lancashire, Groot-Brittanië, 6 mei 1928 – 28 maart 2015) was de zoon van een Schotse vader en een Walese moeder. Hij studeerde aan het Royal Northern College of Music in Manchester compositie bij Richard Hall en piano bij Iso Elison. Daarna studeerde hij aan de Accademia Nazionale di Santa Cecilia in Rome orkestratie bij Guido Guerrini. Als principiële pacifistische socialist weigerde hij consequent in legerdienst te gaan, en ook wilde hij geen vervangene dienstplicht vervullen, het kwam hem op een jaar gevangenisstraf te staan. Ronald Stevenson trouwde in 1952 met Marjorie Spedding. Vanaf omstreeks 1950 gingen ze in Schotland wonen.

Ronald Stevenson was van van 1962 tot 1965 docent compositie en piano aan de Universiteit van Kaapstad. Hij doceerde in 1985 aan het Conservatorium van Sjanghai en in 1987 aan de Juilliard School of Music in New York. Hij was gastdocent aan diverse opleidingen.

Tussen 1970 en 1980 had hij 26 programma's op de BBC-radio. Als pianist was hij gespecialiseerd in het werk van Ferruccio Busoni.

Ronald Stevenson was vicepresident van de Workers' Music Association, lid van de European Piano Teachers' Association en de Royal Society of Musicians of Great Britain en het Composers' Guild of Great Britain. Hij had een ere-doctoraat aan drie Universiteiten.

Ronald Stevenson componeerde

     5 concerten

     4 andere orkestwerken

     2 werken voor harmonieorkest

     8 koorwerken

     14 (series) werken voor zangstem(men), eventueel koor en piano of orkest

     12 kamermuziekwerken

     32 pianowerken

- Passacaglia op DSCH, 1963, over het DSCH-motief, veel gebruikt door Dmitri Sjostakovitsj in zijn muziek, spectaculaire en alomvattende reeks variaties, bijna onspeelbaar.

     4 orgelwerken

     4 werken voor een ander instrument solo 

 

Burt Freeman Bacharach (Kansas City, Missouri, Verenigde Staten, 12 mei 1928 – Los Angeles februari 2023) was de zoon van columnist Bert Bacharach. In 1932 verhuisde het gezin naar Queens, New York. Op instigatie van zijn moeder studeerde Burt Bacharach cello, drums en van zijn 12de piano. Op zijn 15de begon Burt Bacharach een 10mans band met highschoolvrienden. Daarna studeerde Burt Bacharach muziek aan  McGill-universiteit in Montreal en de Mannes School of Music in New York City. Daarna ook nog aan het Berkshire Music Center en de  New School for Social Research compositie bij Bohuslav Martinu, Henry Cowell en Darius Milhaud.

Van 1950 tot 1952 deed Burt Bacharach dienst in het leger als pianist en danceband arrangeur. Na zijn diensttijd werkte hij als begeleider van allerlei artiesten in nachtclubs en restaurants. Daar ontmoette hij de jonge zangeres Paula Stewart waar hij in 1953 mee trouwde en in 1958 weer van scheidde.

Van 1958 tot 1961 was Burt Bacharach pianist en bandleider van Marlene Dietrich. In 1966 trouwde hij met actrice Angie Dickinson. Het huwelijk duurde tot 1980.

Burt Bacharach was ook nog getrouwd met tekstschrijfster Carole Bayer Sager, en sinds 2005 met Jane Hanson. Op 7 januari 2007 raakte bekend dat Nikki Bacharach, Burts 40-jarige dochter uit zijn huwelijk met Dickinson, zelfmoord pleegde door middel van verstikking. De jonge vrouw leed aan het syndroom van Asperger, een autismespectrumstoornis, waardoor ze haar hele leven lang vaak niet begrepen werd. Burt Bacherach maakte drie albums met zangeres Trijntje Oosterhuis.

Burt Bacharach componeerde

     5 musicals en revue’s

- “Lost Horizon”, 1973, tekst Charles Jarrott.

     500 nummers met opvallende melodielijnen en licht klassiek georiënteerde stijl, waarvan 52 Top 40-hits, meest op tekst van Hal David

- “Alfie”, 1965

- “Heartlight”, 1982, tekst Neil Diamond

- "That's What Friends Are For", tekst Carole Bayer Sager, In 1982 door Rod Stewart opgenoemen voor de soundtrack van de film Night Shift, beroemd geworden in de 1985 coverversie van Dionne Warwick.

     14 filmscores

- “Butch Cassidy and the Sundance Kid”, 1969, met de hitsong"Raindrops Keep Falling on My Head", 2 oscars: beste score en beste titelsong

www.bacharachonline.com

 

Thea Musgrave (*Barton, Edinburgh, Schotland, 27 mei 1928) studeerde aan de Universiteit van Edinburgh en vier jaar in Parijs bij Nadia Boulanger. Thea Musgrave begon al jong met het componeren van opera’s. In 1958 bezocht ze het Tanglewood Festival en studeerde daar bij Aaron Copland. Van 1959 tot 1965 doceerde Thea Musgrave aan de Universiteit van Londen. In 1971 trouwde ze met de Amerikaanse violist en operadirigent Peter Mark. Ze ging in 1972 in de Verenigde Staten wonen en werd docente aan de Universiteit van Californië - Santa Barbara. Van 1987 tot 2002 gaf ze les aan het Queens College in New York City.

Thea Musgrave componeerde

     16 opera’s

     16 orkestwerken

     12 concerten

     4 werken voor harmonieorkest

     6 werken voor zangstem en orkest

     6 werken voor koor en orkest

     4 werken voor koor en instrumentaal ensemble

     17 (series) werken voor koor a cappella

     49 kamermuziekwerken

     14 series liederen voor zangstem en piano

     1 elektronisch muziekwerk

 www.theamusgrave.com

 

Tonin Harapi (Shkroda, Albanië, 4 juni 1928 – Tirana, 30 juli 1992) was vanaf zesjarige leeftijd lid van het koor van de Fransiscaner kerk in Shkroda. In zijn kindertijd studeerde hij klarinet en piano. Van 1959-1961 studeerde compositie bij Clhulaki aan het Conservatorium van Moskou en van 1962 – 1964 bij Çesk Zadeja en Tish Daija aan het nieuwe conservatorium van Tirana. Daar doceerde hij vanaf 1964 compositie tot aan zijn dood.

Tonin Harapi componeerde

     orkestwerken

     oratoria

     cantates

     opera’s

- Zgjimi, 1976

     liederen

     pianowerken

     kamermuziek

- 4 strijkkwartetten

- 1 pianotrio

 

Tadeusz Baird (Grodzisk, Masowiecki, Polen, 26 juli 1928 – Warschau, 2 september 1981) was de zoon van uit Schotland in Polen geïmmigreerde ouders. Hij studeerde compositie, piano en musicologie aan het conservatorium van Warschau, onder meer bij Kazimierz Sikorski. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zat hij gevangen. In 1949 vormde hij “Groep 49” met Kazimierz Sikorski en Jan Krenz. De “Groep 49” wilde communicatieve en expressieve muziek componeren volgens de sociaal-realistische staatsideologie. In 1974 werd Tadeusz Baird docent compositie aan de Muziekacademie in Warschau.

Tadeusz Baird componeerde

     1 opera

     1 cantate

     4 symfonieën

     16 andere orkestwerken

- Elegia, 1973, 8 minuten durend juweeltje

     7 werken voor zangstem(men), (koor) en orkest of ensemble

- vier liefdessonetten voor bariton en orkest, 1956, tekst Shakespeare, elegant neoklassiek

     6 kamermuziekwerken

     3 pianowerken

 

Karlheinz Stockhausen (Mödrath, Duitsland, 22 augustus 1928 – Kürten-Kettenberg, 5 december 2007) was de zoon van de onderwijzer Simon Stockhausen (1899-1945) en Gertrud Strupp (1900-1941), die uit een welgestelde boerenfamilie stamde. Er werden nog twee kinderen in het gezin geboren: Katharina (1929) en Hermann-Josef (1932). Het broertje overleed heel jong.

Toen vader Simon in 1935 een aanstelling als schoolhoofd in Altenberg kreeg,  kreeg Karlheinz  pianoles van Domorganist Franz-Josef Kloth.

Door een middenoorontsteking in 1935 beschikte hij sindsdien aan zijn rechteroor maar over 30% van het hoorvermogen.

In 1938 hertrouwde vader Simon. Met Luzia, zijn tweede vrouw, kreeg hij twee kinderen, Waltraud en Gerd.

Vanaf januari 1942 verbleef Karl Heinz Stockhausen op het internaat van de LBA ("Lehrerbildungsanstalt", een lerarenopleiding) te Xanten. Karl Heinz Stockhausen speelde als hoboïst in het schoolorkest. Naarmate de oorlog vorderde was daar steeds minder tijd voor, tegen het einde van de oorlog zelfs niet meer voor het onderwijs. Karlheinz Stockhausen ondervond van dichtbij de verschrikkingen van de oorlog. Zijn moeder werd in 1942 als psychiatrisch patiënt eerst opgesloten en vervolgens vermoord. Zijn vader had een turbulente relatie met het naziregime en kwam als 46-jarige officier in het Duitse leger in 1944 in Hongarije om het leven gekomen.

Van 1946 tot 1947 volgde Karl Heinz Stockhausen het Gymnasium in Bergisch-Gladbach. In 1947 werd hij aangenomen als student piano in de klas van Hans Otto Schmidt-Neuhaus van de Musikhochschule (het Conservatorium) te Keulen en ging daarna Schoolmuziek studeren. Als bijvakken volgde hij germanistiek, filosofie en muziekwetenschap aan de Universiteit van Keulen.

In 1948 ontmoette Stockhausen Doris Andreae, tijdens een bijeenkomst van een literatuurkring. Op 29 december 1951 trouwden ze in Hamburg. Ze kregen vier kinderen: Suja (1953), Christel (1956), Markus (1957) en Majella (1961).

In 1951 nam Karlheinz Stockhausen deel aan de Vakantiecursussen voor nieuwe muziek in Darmstädt en kwam daar in aanraking met de muziek van Olivier Messiaen. Er ontwikkelde zich een vriendschap met Goeyvaerts, leerling van Olivier Messiaen. Zij ontwikkelden de concepten van de seriële Muziek. In 1952 volgde Karlheinz Stockhausen cursussen bij Olivier Messiaen in Parijs in analyse en kunstvormen, en nam hij deel aan de compositieklassen van Darius Milhaud. Hij verdiepte zich in Paris in de Studio van Pierre Schaeffer ook in de mogelijkheden van elektronische muziek en Toonband-composities. In hetzelfde jaar 1952 werkte hij daar verder aan in de Keulse Studio voor Elektronische Muziek. In 1953 werd hij assistent van Herbert Eimert aan de Elektronische Muziekstudio van de Westdeutscher Rundfunk, in 1962 volgde hij Herbert Eimert als directeur daar op.

In 1961 kreeg Stockhausen een perceel grond in bezit in de omgeving van Kürten, een dorp ten oosten van Keulen. Hij liet daar een huis bouwen, dat helemaal volgens zijn specificities werd vormgegeven, en hij resideerde daar vanaf de herfst van 1965.

Op 3 April 1967 trouwde Karlheinz Stockhausen in San Francisco met Mary Bauermeister, met wie hij twee kinderen kreeg: Julika (1966) en Simon (1967). Vier van de kinderen uit zijn twee huwelijken werden professioneel muzikant.

Karlheinz Stockhausen stierf aan plotseling hartfalen, op de leeftijd van 79 jaar, in zijn huis in Kürten, Duitsland.

In 1994 werd de Stockhausen-Stiftung für Musik opgericht om het creatieve oeuvre van KarlHeinz Stockhausen veilig te stellen. Vanaf 1998 worden door de Stockhausen-Stiftung in Kürten jaarlijks Stockhausen-cursussen georganiseerd.

Karlheinz Stockhausen componeerde 370 uiteenlopende werken

     1 gigantische operacyclus van 7 opera’s, 1977-2003

- Licht. De hele cycus duurt 29 uur en is nog  nooit in zijn geheel uitgevoerd. Het werk kent drie hoofdrolspelers: aartsengel Michaël, Lucifer en Eva

+ DIENSTAG aus LICHT nr. 47/ 60-61, opera met een groet, twee bedrijven en een afscheid voor 3 solo stemmen, 10 solo muzikanten, 4 mime-dansers, acteurs, mimespelers, koor, modern orkest en, bandrecorders, 1977 - 1991.Draait rond het ritueel van het gevecht

+ JAHRESLAUF nr 47, eerste bedrijf van DIENSTAG voor tenor, bas, 4 mimspelers-dansers, een acteur-zanger, een klein meisje, een prachtige vrouw, modern orkest, bandrecorder en geluidsregisseur, 1977

+ INVASION – EXPLOSION mit ABSCHIED, nr 61, tweede bedrijf van DIENSTAG voor solo sopraan, tenor en bas, 3 trompetten (waarvan één ook met bugel), 3 trombones, 2 synthesizerspelers met 2 assistenten, 2 slagwerkers met 2 assistenten, 6 tutti trompetten en 6 tutti trombones, koor, 8-track bandrecorder en geluidsregisseur,1991.

+ DONNERSTAG aus LICHT, nr 48-50, opera met 3 bedrijven, een groet en een afscheid, voor 14 muzikanten: 3 solostemmen, 8 solo–instrumenten, 2 solodansers, koor, orkest en geluidsbanden, 1978-1980. Centraal in de opera staat Michael, een uitzonderlijk begaafd kind, gespeeld door een trompettist.Michael verkent de wereld en de kosmos. 

+ DONNERSTAGS-GRUSS nr. 48½ voor 8 koperblazer, piano en 3 slagwerkers, 1978

+ MICHAELS JUGEND nr. 49, eerste bedrijf van DONNERSTAG aus LICHT, voor tenor, sopraan, bas, trompet, bassethoorn, trombone, piano, synthesizer, 3 mimedansers, 7 signaalzenders, 2 microfoons, een 8-track en een 2-track bandrecorder, 10 luidsprekers, mengpaneel en geluidsregie, 1979

+ MICHAELs REISE UM DIE ERDE nr. 48, tweede bedrijf van DONNERSTAG aus LICHT voor trompet en orkest, 4 signaalzenders, 37 microfoons, 6 x 2 luidsprekers, mengpaneel, 1978, wordt wel apart uitgevoerd

+ UNSICHTBARE CHÖRE nr. ex 49 uit het derde bedrijf van DONNERSTAG aus LICHT voor een 16-kanaalsopname van een a capellakoor 8- of 2 sporige playback, 8 luidsprekers, mengpaneel en geluidsregie, 1979

+ DONNERSTAGS-ABSCHIED nr. 50¾ voor 5 trompetten, 1980

+ SAMSTAG aus LICHT nr. 51–54, opera met een groet en vier twee scenes voor 1 solo stem, 10 solo muzikanten, 2 solo dansers, een symfonische band, ballet, mannenkoor met orgel, 1981 - 1983. Draait om de dood en bijbehorende rituelen.

+ SAMSTAGS-GRUSS nr. 53½, voor 26 koperblazers en 2 slagwerkers, 1984

+ KATHINKAs GESANG als LUZIFERs REQUIEM nr 52, 2de scene van SAMSTAG aus LICHT, voor fluit en 6 slagwerkers, 7 signaalzenders, 10 luidsprekers, mengpaneel en geluidsregie, 1982

+ LUZIFERS TANZ nr. 53, 3de scene van SAMSTAG aus LICHT   voor contrabas (of trombone of euphonium), piccolo trompet, piccolo fluit, symfonische band of symfonieorkest, steltdansers, danser, ballet, 3 signaalzenders, 22 microfoons, 2 x 2 luidsprekers,  mengpaneel en geluidsregie, 1983

+ MONTAG aus LICHT nr. 55–59, opera met een groet, drie bedrijven en een afscheid voor 14 solo stemmen, 6 solo muzikanten, 1 acteur, koor, 21 actrices, kinderkoor, meisjeskoor, modern orkest, dirigent en geluidsregisseur, 1984-1988. De geboorte van de opera is een beeld voor de geboorte van de mens

+ MONTAGS-GRUSS nr. 55, voor meerdere bassethoorns en electronische toetsinstrumenten, 1986-1988.

+ MÄDCHENPROZESSION mit BEFRUCHTUNG und WIEDERGEBURT nr 57½(+⅔), uit het tweede bedrijf EVAs ZWEITGEBURT, voor meisjeskoor, piano met koor, modern orkest, 8-track bandrecorder, 8 of 12 luidsprekers, mengpaneel en geluidsregie, 1984

+ EVAs LIED nr  57¾, uit het tweede bedrijf EVAs ZWEITGEBURT, voor 7 solo jongenssopranen, bassethoorn, 3 bassethoorns door vrouwen bespeeld, waarbij er bij 1 in wordt gezonden, modern orkest en vrouwenkoor, 12 signaalzenders, 6 microfoons, 8-trackbandrecorder, 8 of 12 luidsprekers, mengpaneel en geluidsregie, 1986

+ DER KINDERFÄNGER  mit Entführung nr. 58⅔, uit het derde bedrijf EVAs ZAUBER voor altfluit, piccolo, kinderkoor, modern orkest, bassethoorn, 2 signaalzenders, 6 microfoons, 8-trackbandrecorder, 8 luidsprekers, mengpaneel en geluidsregie, 19862  

+ FREITAG aus LICHT nr 62-64, opera met een groet, drie bedrijven en een afscheid, voor 5 muzikanten, kinderorkest, kinderkoor, 12 koorangers, 1 synthesizerspeler, 12 dansparen, electronische muziek en een klankregisseur, 1991-1994. Bijna een oratorium  met de verleiding van Eva en de verdrijving uit het paradijs.

+ FREITAGS-GRUSS und FREITAGS-ABSCHIED nr. 62 (bij elkaar heet dat ook WELTRAUM) voor 8-track bandrecorder, 8 luidsprekers, mengpaneel en geluidsregie, 1991 - 1994

+ MITTWOCH aus LICHT nr 65-71, opera met een groet, drie scenes en een afscheid, voor 9 muzikanten, koor met zingende dirigent, orkest, synthesizer, 2 mimedansers, elektronica en geluidsregie, 1992-1997. De opera gaat om communicatie

+ MITTWOCHS-GRUSS nr. 65 voor 8-track bandrecorder, 4 x 2 luidsprekers, mengpaneel en geluidsregie, 1998

+ WELT-PARLAMENT nr. 66, eerste scene van MITTWOCH aus LICHT voor koor a capella met zingende dirigent  (34 microfoons, 15 signaalzenders, 2 x 2 luidsprekers, mengpanel en geluidsregisseur), 1995. Het parlement vergadert over de liefde en sprekers van alle planeten komen door de lucht naar het parlement.

+ HELIKOPTER-STREICHQUARTETT, Nr. 69, 3de scene van MITTWOCH aus LICHT , voor stijkkwartet, 4 helikopters, 4 videocamera’s, 4 videosignaalzenders, uitrusting voor de overdracht van “click-track”, 4 opstellingen geschakelde televisiemonitors, 4 groepen luidsprekers, 12 mengpanelen, 4 geluidsregisseurs, 1993.

+ SONNTAG aus LICHT nr. 75–80, opera in vijf scenes 10 vocale solisten, jongensstem, 4 solo muzikanten, 2 koren, 2 orkesten, electronische muziek en geluidsregisseur, 1998 – 2003. Is gebouwd rond allegorieën en symbolen

+ ENGEL-PROZESSIONEN nr. 76, tweede scene van SONNTAG aus LICHT voor koor a capella, 2000

     35 werken voor orkest

- Gruppen voor drie orkesten 1957, nr. 6, hoort bij zijn meest bekende composities, een mijlpaal in de 20ste-eeuwse muziek, een onbetwist meesterwerk; drie groepen van totaal 109 musici zitten verspreid in een ruimte.

- Carré, 1960, nr. 10, voor 4 orkesten en 4 koren met 4 dirigenten, 20 microfoons, 8 luidsprekers en mengpaneel

- Sternklang, nr. 34, 1971, Parkmuziek voor 5 groepen (21 zangers en instrumenten, 21 microfoons, 10 synthesizers, 22 luidsprekers, 5 mengpanelen, 5 klankregisseurs).

     134 werken voor ensemble ( 2 of meer spelers)

- Pole, nr. 30, 1970, voor twee spelers of zangers met twee kortegolf-ontvangers.

- Tierkreis (Zodiac), nr. 41, 1974, twaalf melodieën voor twaalf kleine speeldoosjes, speciaal gemaakt voor dit doel door de Zwitserse fabriek Jean Reuge in St. Croix. Daarna is het werk vrijgemaakt voor uitvoeringen in allerlei samenstellingen, zelfs voor orkest; één van zijn meestgespeelde werken. nr 418/9 is een zetting voor melodie en akkoordinstrument uit 1975, gereviseerd in 1981. De dierenriem delen zijn de gebruikelijke sterrenbeelden: waterman, vissen, ram, stier, tweelingen, kreeft, leeuw, maagd, weegschaal, schorpioen, boogschutter en steenbok

- Klang – Die 24 Stunden des Tages, de laatste werkencyclus, 2004-2007, werknummers 81-101. De cyclus bleef onvoltooid, de laatste drie „uren“ ontbreken. 

Nr. 85.1; het  5de  uur: HARMONIEN voor basklarinet, (1 zender, 2 x 2 Luidsprekers, mengpaneel)

     46 werken voor koor of vocale ensembles

- STIMMUNG, nr. 24, voor 6 zangers, 1968       

- MOMENTE, nr. 13,  voor solo sopraan, 4 koorgroepen en 13 instrumentalisten, 5 zenders, 5 luidsprekers, mengpaneel / geluidsregie, 1969  

- ATMEN GIBT DAS LEBEN, nr. 39, voor operakoor en orkest (of bandrecorder) 1977   

     21 pianowerken

- MANTRA, nr. 82, 1970, voor 2 pianisten met woodblocks en antieke cimbalen en aan elektonica 2 sine-wave generators, 2 ring modulators, 2-track taperecorer, 6 microfoons, 2 x 2 luidsprekers en een soundmixer. Een sleutelwerk.

- Klavierstücke I - IV, nr. 2, 1954, V - X, nr. 4, 1955, XI, nr. 7, 1956, XII, nr. ex49¾, 1979, XIII, nr. ex51½, 1982,        XIV, nr. ex57⅔, 1984

Klavierstuk IX, berucht om de 139 herhalingen van hetzelfde openingsakkoord

     werken voor andere instrumenten solo

- Zyklus für einen Schlagzeuger, 1959

- SOLO, nr. 19, 1965, voor melodieinstrument en elektronische terugkoppeling;

- Spiral, nr. 27, 1968 voor solist en kortegolf-ontvanger.

- Alphabet for Luik, nr. 36, 1972, 13 muzikale scenes voor solisten en duo’s, allemaal met elektro-akoestische hulpmiddelen.

- Amour, 1976, 5 stukken voor klarinet, geschreven voor zijn eigen gezin, als Kerstmuziek

1. Sei wieder fröhlich

2. Dein Engel wacht über Dir, kunnen met enige moeite ook voor blokfluit worden gearrangeerd. 

- In Freundschaft ("In vriendschap"), 1977, nr. 46, in eerste instantie voor klarinet solo, maar al gauw omgewerkt voor 13 andere instrumenten; voor fagot: nr 46¾; voor contrabas: nr 467/8; voor hoorn nr 4611/12; voor blokfluit, gearrangeerd door Geesche Geddert: nr 4614/15, 1985; uiterst complex, horizontaal polyfoon, werk.

- Die 7 Lieder der Tage, nr. 57¾, 1986, voor melodie-instrument.

- Vibra-Elufa voor vibrafoon, 2003, nr. 280 (9¾ ex 64)

     90 werken waar een elektronisch toetsinstrument bij betrokken is

     elektronische werken

- GESANG DER JÜNGLINGE, nr. 8. Voor 4-track bandrecorder, 4 x 2 luidsprekers, mengpaneel / geluidprojectie. Een werk waarin Bijbelteksten, gezongen door een kind, elektronisch zijn gemanipuleerd, 1956

- Kontakte, nr. 12. voor elektronica: 4-track bandrecorder, 4 x 2 luidsprekers, mengpaneel / klankregisseur, 1960

www.karlheinzstockhausen.org

 

Julian Edwin "Cannonball" Adderley (Tampa, Florida, Verenigde Staten, 13 september 1928 – Gary, Indiana, 8 augustus 1975) studeerde van 1944 tot 1948 hij aan de Hogeschool van Tallahassee (U.S. Navy School of Music) fluit, trompet, klarinet en altviool. Van 1948 tot 1950 dirigeerde hij het schoolorkest van de Dillard High School in Fort Lauderdale. Daar kreeg hij vanwege zijn enorme eetlust zijn bijnaam "kannibaal", wat later "Cannonball" werd.

In 1955 verhuisde Cannonball Adderley naar New York. Samen met zijn broer, trompettist Nat Adderley richtte hij het Cannonball Adderley Quintet op, dat de aandacht trok van Miles Davis. Cannonball Adderley voegde zich in 1957 bij het Miles Davis-sextet, rond de tijd dat John Coltrane de band verliet om bij Thelonious Monks band te gaan spelen.

Nadat Cannonball Adderley de band van Miles Davis had verlaten, gaf hij opnieuw vorm aan het Cannonball Adderley Quintet,

Het kwintet (dat later een sextet werd) speelde “souljazz”, een stijl die een brug sloeg tussen bebop en funk.

Cannonball Adderley overleed aan een hartaanval in 1975. Hij werd begraven in Tallahassee in Florida.

Hij was een van de meest toonaangevende hardbop-muzikanten.

Cannonball Adderley maakte

     54 albums als bandleider

 

Einojuhani Rautavaara (Helsinki, 9 oktober 1928 – 27 juli 2016) kreeg zijn algemene opleiding aan het Helsinki Normal Lyceum en het Turku Classical Lyceum. Aan de Sibelius-Akademie studeerde hij bij Aarre Merikanto compositie. Hij werkte er ook als assistent-bibliohekaris bij het Filharmonisch Orkest van Helsinki. Zo kwam hij in contact met Jean Sibelius, wiens werk door het orkest veel werd uitgevoerd. De jonge muziekstudent bracht de bejaarde componist soms ook met de auto van zijn moeder naar huis. Jean Sibelius  zorgde ervoor dat Einojuhani Rautavaara een beurs kreeg om in 1955 en 1956  aan de Juilliard School of Music in New York bij Vincent Persichetti, en aan het Tanglewood Music Center bij Roger Sessions en Aaron Copland te kunnen studeren. Hij studeerde in 1957 ook nog bij Wladimir Vogel in Ascona, Zwitserland en in 1958 aan de Rheinische Musikhochschule te Keulen bij Rudolf Petzold.

Van 1957 tot 1959 was hij docent aan de Sibelius-Akademie en van 1959 tot 1961 muziekarchivaris van het HelsinkiPhilharmonisch Orkest. Van 1965 tot 1966 was hij rector van het Käpylä Music Institute in Helsinki en daarna weer docent aan de Sibelius-Akademie. Ook bij de Finse overheid kreeg hij een baan als artistiek professor van 1971 t/m 1976.

In 1976 werd hij door de Sibelius-Akademie tot professor voor compositie benoemd, wat hij bleef tot 1990. Sindsdien werkte hij uitsluitend als componist. Hij overleed in een ziekenhuis in Helsinki aan de complicaties van een operatie.

Einojuhani Rautavaara componeerde

     9 opera’s

- Rasputin, 2003

     1 toneelmuziekwerk

     1 ballet

     8 symfonieën, met mooie koorstukken, die ook wel afzonderlijk worden uitgevoerd

- symfonie nr. 7, Angel of Light, 1994, geïnspireerd door de dromen en de visioenen van zijn kindertijd. En van zijn succesvolste werken

     15 (series) concerten

- Fluitconcerto: Dances with the Winds, 1975, Alsof Debussy en Ravel vol op Stockhausen botsen. Fascinerend gevecht tussen orkest en fluit. Mooi concert.

- Vioolconcert, 1977

- Pianoconcert nr, 3 "Gift of Dreams, 1998, geschreven voor Vladimir Ashkenazy

- Deux Sérénades voor viool en orkest, 2016, geschreven voor Hilary Hahn, ná de begrafenis van de componist ontdekt en de orkestratie is in 2018 afgewerkt door Kalevi Aho

1. Sérénade pour mon amour

2. Sérénade pour la vie

     11 andere orkestwerken

- Cantus Arcticus, Op. 61, 1972, zijn bekendste werk. De ondertitel Concerto for Birds and Orchestra slaat op het gebruik van opnames van vogelgeluiden vlak bij de Poolcirkel in Noord Finland

- Autumn Gardens, 1999, symfonisch gedicht over vallende bladeren en de dood

- An Epitaph for Béla Bartók, voor strijkorkest, 1955, gereviseerd in 1986, oorspronkelijk voor cello en piano. Gecomponeerd over de motieven B-E en B-A, afgeleid van BÉla BArtók 

- Fantasia, fantasie voor viool en orkest, 2015

- In the Beginning, 2015

- Lost landscapes, 2015, voor viool en orkest, oorspronkelijk (2005) voor viool en piano. Rautavaara blikt terug op de plaatsen in zijn leven: Tanglewood, Ascona, een Weense straat en een straat in New York.

     16 werken voor strijkorkest

- Canto VInto the Heart of Light, 2011

     4 werken voor harmonieorkest

- A Requiem in Our Time, opus 3, voor fanfare-orkest met slagwerk, 1953, ontroerend vierdelig memoriam n zijn overleden moeder.

     4 werken voor solisten, koor en orkest

- Balada, voor solo tenor, gemengd koor en orkest, 2014

     26 werken koor a capella of met solist (en) en/of instrumenten

- Vigilia Pythän Johannes Kastajan Muistolle (Nachtwake ter nagedachtenis aan Johannes de Doper), 1972, gereviseerd 1996, voor gemengd koor en solisten (ook wel met orkest of orgel)

- Canticum Mariae Virginis, voor koor a capella, 1978, met een tienstemmige canon, doet Gregoriaans aan

     24 kamermuziekwerken

- 2 Preludes en  fuga’s voor cello en piano, 1955

- Cellosonata nr. 1, 1973, gereviseerd in  2001

- Polska, variaties over een volksliedje voor 2 celli en piano, 1977

- Cellosonata nr. 2, 1991

- Sydämeni laulu (Song of my Heart), bewerking van een van zijn opera-aria’s voor cello en piano, 2000

- Lost landscapes, 2005, voor viool en piano, in 2015 ook omgezet in een versie voor viool en orkest

     10 (series) liederen

- Rubáiyát, 2014, liedcyclus naar gedichten van Omar Khayyam (1048-1131) voor bariton en orkest

     14 (series) pianowerken

- Pelimannit (de vedelaars), 1952, een ode aan de volksmuziek en aan de volksmuzikanten van Ostrobothnia, West Finland, waar Rautavaara’s familie vandaan kwam

     11 werken voor een ander instrument solo

- Sonata, voor cello solo, 1969, barokke vorm

 

Ennio Morricone (Rome, 10 november 1928 – 6 juli 2020) kreeg van zijn vader Mario, trompettist, zijn eerste muzieklessen. Op zijn zesde schreef Ennio Morricone al zijn eerste composities en arrangeerde hij muziek, die hij voor de radio hoorde.  Op zijn elfde ging hij trompet studeren aan het Conservatorium van de Accademia Nazionale di Santa Cecilia. Hij werd lid van Gruppo di Improvvisatione di Nuove Consonanza, een avantgardistisch componistengezelschap, dat experimenteert met improvisatie en nieuwe muziekvormen.

Eind jaren 1950 raakte Ennio Morricone betrokken bij Cinecitta, de grote filmstudio in Rome, op 27 april 1937 opgericht door de Italiaanse leider Benito Mussolini als tegenwicht aan de Hollywoodfilms. 

Ennio Morricone componeerde de scores voor alle 8 Sergio Leone-films. Sergio Leone, al een klasgenoot en vriend van Ennio Morricone op de basisschool Academia Santa Cecilia, vond Morricone's muziek zo goed dat de muziek in zijn films vaak een onmiskenbare rol speelt. Kenmerken van zijn muziek waren woordloze hoge vrouwenstemmen, aparte instrumenten zoals mondharmonica, kerkklokken bij gewelddadige sleutelmomenten, breed uitwaaierende strijkers- en blazerssecties.

De westernscores (een dertigtal in totaal) van Morricone behoren tot de bestsellers wat filmmuziek betreft. In 1971 kreeg Ennio Morricone een eerste gouden plaat in Italië voor de verkoop van één miljoen albums en mocht hij een Targa d'Oro in ontvangst nemen voor de wereldwijde verkoop van 22 miljoen albums.

Ennio Morricone werd één van de meest gevraagde filmcomponisten. In de jaren zestig en zeventig componeerde hij jaarlijks 15 tot 25 scores.

In 2008 won hij de Honorary Academy Award, een prestigieuze prijs die enkel de componist Alex North (componist van A Clockwork Orange) eerder won. Hij droeg de Oscar op aan zijn vrouw Maria Travia,  waarmee hij op 13 oktober 1956 trouwde. Zij kreeg als eerste de composities van haar man te horen en beoordeelde de kwaliteit ervan. Maria Travia schreef vele songteksten voor de scores van Ennio Morricone, waaronder de Gregoriaanse teksten van The Mission. Hij verstopte zich voor de buitenwereld, want hij hield niet van verjaardagen. Wel was hij trots op de status die hij wereldwijd had veroverd en wilde hij respect daarvoor. Door intervieuwers moest hij met  "maestro" aangesproken worden en als ze hun huiswerk niet goed hadden gedaan, konden ze meteen weer naar huis.

Ennio Morricone "de grootste filmcomponist aller tijden" noemen is niet overdreven. Zijn zoon Andrea Morricone is ook componist.

Ennio Morricone componeerde

     1 opera

     Missa Papae Francisci, mis voor dubbelkoor, orgel en orkest, 2014, opgedragen aan paus Franciscus en aan Ennio's vrouw Maria, die hun hele 63-jarig huwelijk lang al om een mis had gevraagd. Muzikaal verwijst de mis naar de muziek bij de film The Mission uit 1986.  

     15 pianoconcerto's 

     31 andere orkestwerken

- Per le Antiche Scale, muziek uit de gelijknamige film, 1975

- The Mission, muziek uit de gelijknamige film, 1986,

- UT, concert voor trompet, strijkers en slagwerk, in C groot, vandaar, pareltje voor trompettisten

- Canone Inverso, muziek uit de gelijknamige film, 2000,

- Sergio Leone Suite, 2004, thema's uit Once Upon a Time in America, Once Upon a Time in the West, Once Upon a Time in the West

- Guiseppe Tornatore Suite, 2004, thema’s uit de films "The Legend of 1900”, "Cinema Paradiso”, "Malèna”en "A Pure Formality”

- Brian De Palma Suite, thema's uit Casualties of War en The Untouchables, 2004

- Moses en Marco Polo Suite, thema’s uit de films “Moses” en "Marco Polo”, 2004

- Quattro Adagi, voor strijkorkest of orkest, 2021/2022

- Mauro Bolognini Suite, met cinemamuziek uit de films van Mauro Bolognini, samengesteld in 2022

     kamermuziekwerken.

- musica per 11 violini, afkomstig uit de film Un tranquillo posto di campagna, 1968

     koorwerken

     500 film- en TVscores (!!)

- Il federale (de fascist), 1961, zijn eerste filmscore

- Gringo, regie Ricardo Blasco en Mario Caiano, 1963, de eerste “spaghetti-western”, term die je nóóit bij Morricone mocht gebruiken, de conversatie was dan meteen afgelopen

- A Fistful of dollars, 1964, zijn eerste film met regisseur Sergio Leone  (een oud bassisschool klasgenoot van Morricone), hoofdrol Clint Eastwood

- For a Few Dollars More, 1965 , regie Sergio Leone

- The Good, The Bad & The Ugly, 1966, regie Sergio Leone, de song "The Ecstasy Of Gold", een hoogtepunt, onverwoestbare goudkoortsverklanking, wordt door metalgroep Metallica al jaren gebruikt als introtune. Daarmee zijn het ongeveer de bekendste noten van Ennio Morricone geworden. Het titelstuk van de film met een tweetonige huil van een coyote is legendarisch.

- The Battle of Algiers, regie Gillo Pontecorvo, 1966 

- Faccia a faccia, regie Sergio Sollima, 1967

- Ad ogni costo, regie Giuliano Montaldo, 1968

- Il mercenario, regie Sergio Corbucci,  1968 

- Once Upon a Time in the West, 1968, regie Sergio Leone, zijn bekendste en meest verkochte score (10 miljoen exemplaren). Album met 13 nummers:

nr. 7. Man with a harmonica, blijf maar eens onberoerd onder die melancholische klanken

- Un tranquillo posto di campagna, Italiaans-Franse film; 1968, regie Elio Petri. De Musica per Undici Violini is hieruit afkomstig

- H2S, regie Roberto Faenza, 1969

- Le Clan des Siciliens, regie Henri Verneuil, 1969, volgens kenners de beste muziek die Ennio Morricone ooit heeft gemaakt. Het hoofmotief bestaat uit vier tonen en daar heeft hij het thema op gebaseerd. Alleen aan die passage heeft hij een maand lang gewerkt. En dat voor een componist die bijna net zo snel componeert als een mens kan luisteren.

- Queimada, 1969 regie Gillo Pontecorvo, hoofdrolspeler Marlon Brando, begint met de euforistische opening Abolição, waarin slaven de ketens afwerpen.

- Maddalena,  1971, regie Jerzy Kawalerowicz. Twee van Morricone's mooiste melodieën: Come Maddalena en Chi Mai, met viool, piano en lavecimbel, zinneprikkelend mooi, nr. 1 in de Franse hitparade, 2 in Engeland.

- Gli occhi freddi della paura (ogen koud van angst), regie Enzo Castellari, 1971

- My name is nobody, 1973, regie Tonino Valerrii, de muziek werd in eerste instantie voor blokfluit geschreven

- Per le antiche scale, regie Mauro Bolognini, 1975.

- Novecento, regie Bernardo Bertolucci, 1976

- Days of Heaven, 1978, regie Terrence Malick, de eerste keer dat de muziek van  Ennio Morricone voor een Oscar werd genomineerd.

- The Thing, regie John Carpenter, 1982, met synthesizers

- La Chiave (de sleutel), regie Tinto Brass,  1983

- Once Upon a Time in America, 1984. Deborah's Theme daaruit is nogal populair geworden 

- The Mission, 1986, regie Roland Goffé, begint met het stichtelijk-euforistische On earth As It Is In Heaven

Gabriel’s Oboe is het hoofdthema van de film, een onvergetelijke beroemde hobomelodie, inmiddels uitgevoerd door tientallen solisten en orkesten en van tekst voorzien door Sarah Brightman: "Nella Fantasia”.

- The Untouchables, 1987

- Gli occhiali d'oro (de gouden bril), 1987,  regie Giuliano Montaldo, voor het eerst dat Ennio Morriconein zijn eigen land, Italië een prijs voor de filmmuziek kreeg.

- Il segreto del Sahara (TVfilm), regie Alberto Negrin, 1988

- Nuovo Cinema Paradiso, 1988, met medewerking van zijn zoon  Andrea Morricone, won een BAFTA Award, het aangrijpende Love Theme in de film is van de hand van Andrea

- Casualties of War, 1989, regie Brian De Palma

- Bugsy, 1991, regie Barry Levinson

- La scorta, 1993, regie Ricky Tognazzi, misdaad

- Wolf, 1994, regie Mike Nichols, horror 

- La notte e il momento, regie Anna Maria Tatò, 1995, erotiek

- The Legend of 1900, regie Giuseppe Tornatore, 1998

- Canone inverso - Making Love, regie Ricky Tognazzi, 2000

- Malèna, 2001

- Fateless, 2005 

- Baaria, 2009, regie Giuseppe Tornatore.

- Capone Rising, 2012

- The hateful Eight, regie Quentin Tarantino, 2015, academy award (Oscar) 2016

- The Correspondence, regie Giuseppe Tornatore, 2016.

     honderden televisiescores

- Moses the Lawgiver, Britse 6-delige miniserie, 1974, fantastische muziek

- The Life and Times of David Lloyd George, BBC-TV-serie, 1981, met megahit Chi Mai

- La Piovra (de Octopus), maffia-epos van tien seizoenen, 1984 tot 2001

     100 popsongs

- Here's to You, 1971 voor Joan Baez, werd een hit.

www.enniomorricone.org

 

Jerrold Lewis "Jerry" Bock (New Haven, Connectut, Verenigde Staten, 23 november 1928 – Mount Kisco, New York, 3 november 2010) groeide op in Flushing, Queens, New York. Jerry Bock studeerde als kind al jong piano. Hij volgde de Universiteit van Wisconsin–Madison, waar hij al de musical Big As Life schreef, die al meteen succes had.

Jerry Bock componeerde

     12 musicals

- Fiorello!, 1959, libretto Sheldon Harnick. Tony Award voor Beste Musical en Pulitzer Prize voorr Drama

- Fiddler on the Roof ("Anatevka"), 1964, libretto Sheldon Harnick, naar de Jiddische verhalen van Sholem Aleichem, 1905. Tony Award voor Beste Componist en Librettist.

Bekendste song uit de musical: "If I Were a Rich Man", werd een grote hit.

     televisierevues

 

Maurice Pirenne (Tilburg, 29 november 1928 – 's-Hertogenbosch, 14 maart 2008) studeerde filosofie en theologie aan het grootseminarie te Haaren. Tegelijkertijd studeerde hij orgel bij Piet Hörmann, organist van de Sint-Janskathedraal in 's-Hertogenbosch en compositie aan het conservatorium van Tilburg. Na zijn priesterwijding in 1952 kreeg hij van mgr. Mutsaerts toestemming om zijn muzikale talent verder te ontwikkelen op het gebied van Gregoriaans, kerkorgel, compositie en musicologie aan het Pontificio Istituto di Musica Sacra te Rome, voor welke onderdelen hij cum laude slaagde.

Van 1959 tot eind 1993 was Maurice Pirenne docent aan het Brabants Conservatorium en het Nederlands Instituut voor kerkmuziek te Utrecht, aanvankelijk in de vakken Gregoriaans en theorie, na enige jaren hoofdvak orgel. Van 1969 tot 1980 doceerde hij ook orgel aan het Arnhems Conservatorium.

Van 1965 tot 1991 was Maurice Pirenne rector cantus van de Schola Cantorum van de Sint-Janskathedraal te 's-Hertogenbosch. In 1991 werd hij benoemd tot organist van de Sint-Jan. Op 1 februari 2008 werd deze functie overgedragen aan Véronique van den Engh.

Voor zijn verdiensten op muzikaal en cultureel gebied ontving Maurice Pirenne op 27 november 1998 de Albert Swaneprijs. In 2001 ontving hij de dr. Rijnsdorpprijs als waardering voor zijn gehele muzikale oeuvre. De stad 's-Hertogenbosch eerde Maurice Pirenne met de Jeroen Boschpenning in oktober 2007.

Maurice Pirenne is begraven op be graafplaats Orthen in 's-Hertogenbosch.

Maurice Pirenne componeerde

     93 koorwerken

- De creatione Mundi, voor drie- tot achtstemmig vrouwenkoor en orgel, 1997

     5 kamermuziekwerken

     6 orgelwerken

- Metanoia, 1985, voor Nel van den Oort

 

Gaziza Zhubanova (Aktyubinsk, Kazachstan, 2 december 1928 – Alma-Ata, 13 december 1993) was de dochter van Akhmet Zhubanov, een universitair geschoolde muzikant, dirigent van het Kazachstaans Sumphonie Orkest.

In 1945 ging Gaziza Zhubanova studeren bij Gnesis en Ludwig Streicher aan het Gnesin Music College in Moskou. Daarna studeerde ze bij Yuri Shaporin, aan het conservatorium van Moskou, waar ze in 1954 afstudeerde.

In 1954 nam Gaziza Zhubanova deel aan de Zevende voltallige bijeenkomst van de Kazachstaanste Componistenvereniging . Van 1962 tot 1968 was  Gaziza Zhubanova voorzitter van de Kazachstaanste Componistenvereniging. Ze doceerde compositie aan het Conservatorium in Alma-Ata en was daar van 1975 tot 1987 directeur van.

Gaziza Zhubanova componeerde

     4 opera’s

- Enlik-Kebek, 1975

- Dvadtsat′ vosem, 1981

- Kurmangazï, gewijd aan een beroemd Kazachstaans instrumentaal genre,  de küi, 1987.

     4 balletten

     30 toneelmuziekwerken

     symphonische gedichten

     3 symphonieën

     concerten

- pianoconcert, prachtig werk waarin ook de Kazachstaanse volksmuziek een rol speelt.

- celloconcert

     2 oratoria

- Pesnya Tat′yanï

     3 cantates

     liederen

     kamermuziek

     filmscores

http://sites.google.com/site/gazizazhubanova/home/engl-1

 

Ernst Mahle (*Stuttgart,Duitsland, 3 januari 1929) studeerde bij Johann Nepomuk David in Stuttgart. In 1951 emigreerde hij naar Brazilië. Daar richtte hij inn 1953 met zijn vrouw, pianiste Cidinha Mahle, en professor Hans-Joachim Koellreutter in Piracicaba de Escola de Música op. Hij werd artistiek directeur van de school, dirigent van het orkest en het koor van het instituut en bleef dat allemaal 50 jaar. Ondertussen studeerde hij nog compositie bij Olivier Messiaen, Wolfgang Fortner en Ernst Krenek en directie bij Lovro von Matačić, Raphael Kubelik en Hans Müller-Kray. In 1962 werd hij Braziliaans staatsburger. In 1965 werd hij ereburger van de stad Piracicaba. Hij woont daar nog steeds (2018).

Ernst Mahle componeerde in elk geval

    3 opera’s

    1 mis

    3 gitaarconcerten

    6 kamermuziekwerken met gitaar

    andere kamermuziekwerken

    10 werken voor zangstem(men) en gitaar

    2 series werken voor gitaar solo

    pianowerken

 

Hatto Ständer (Witten/Ruhr, Duitsland, 14 januari 1929 – Dortmund, 10 augustus 2000) begeleidde als negenjarige al kerkdiensten. 13 jaar oud werd hij leerling aan het Muziekgymnasium in Frankfurt/Main, waar hij uitgebreid les kreeg van Kurt Thomas. Daarna studeerde Hatto Ständer piano en compositie aan de Folkwanghogeschool in Essen en de Muziekhogeschool in Freiburg. Aan de Muziekhogeschool in Dortmund doceerde Hatto Ständer van 1960 tot 1992 orgel, koordirectie, Gregoriaans en compositie. In 1971 werd hij directeur Kerkmuziek en leider van de de afdeling voor katholieke kerkmuziek.

Hatto Ständer componeerde

     5 werken voor koor a cappella

     9 werken voor koor en orgel (en gemeentezang)

     1 Duitse mis voor twee zangstemmen en orgel

     2 (series) werken voor zangstem en orgel of piano

     5 (series) orgelwerken

     7 (series) pianowerken

- Kleine Klaviersonaten und Klavierstücke,  1941-1944

- fantasie in f kleine terts, 1942

     5 kamermuziekwerken

 

Jan Baptist Segers (*Mechelen, januari 1929) studeerde aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium Antwerpen en behaalde eerste prijzen voor solfège en klarinet, aan het Koninklijk Conservatorium Luik, een eerste prijs harmonieleer en aan het Koninklijke Muziek-Conservatorium te Brussel, eerste prijzen voor saxofoon, contrapunt en fuga.

In 1960 werd hij directeur van de stedelijke muziek-academie in Willebroek en dirigent van de Koninklijke Fanfare Concordia, Tisselt en bleef in deze functie tot 1980.

In 1980 werd hij diensthoofd bij de BRT.

Jan Segers componeerde

     3 orkestwerken

     17 werken voor harmonie- of fanafarorkest

- Flashes for Band, 1990

     4 kamermuziekwerken

 

Luc Ferrari (Parijs, Frankrijk, 5 februari 1929 – Arezzo, 22 augustus 2005) studeerde piano aan het conservatorium en begon in 1946 te componeren. Vanaf 1952 was hij bezig in Darmstadt. In 1958 werd hij lid van de groep Musique Concrète, hij bleef dat tot 1966. Met Pierre Schaeffer richtte hij de groep Recherche Musicale in 1958 en 1959 op.

In 1966 doceerde hij experimentele muziek in Stockholm. In 1967 werkte hij voor DAAD in Berliin. Terug in Frankrijk werd hij artistiek directeur van het Maison de la Culture in Amiens tot 1969. In 1972 bouwde hij zijn studio "Billig", een prima werkplek. In 1982 ontwierp hij de organisatie "La Muse en Circuit", een studio voor elektro-akoestische compositie en radiokunst. Hij bleef daaraan verbonden tot 1994. In 1996 bouwde hij nog een eigen huisstudio: “Atelier post-billig”.

Luc Ferrari componeerde

     2 opera’s

     1 muzikale komedie

     4 geluidsinstallaties

     9 (series) theatermuziekwerken

     24 orkestwerken of werken voor groot ensemble, ook met elektronica

     20 kamermuziekwerken, ook met elektronica

     1 koorwerk

     4 werken voor (zang)stem en instrumenten, ook met elektronica

     2 werken voor zangstem en piano

     4 werken voor (zang)stem en elektronica

     12 (series) pianowerken, ook met elektronica

     2 werken voor andere instrumenten solo, ook met elektronica

- Programme commun voor klavecimbel en tape, 1972

     40 film en TVscores

     4 improvisaties

     32 electronische of elektro-akoestische muziekwerken, op tape weergegeven

     8 Musique concrète werken

     4 arrangementen, ook electronisch

 

Siegrid Ernst (Ludwigshafen am Rhein, Duitsland, 3 maart 1929 - Bremen 20 maart 2022) kwam uit een muzikale familie. Ze studeerde vanaf haar zevende al piano, viool en muziektheorie. Vanaf 1948 studeerde ze muziekpedagogiek bij Else Rehberg en compositie bij Gerhard Frommel in Heidelberg, piano bij August Leopolder in Frankfurt am Main en bij Richard Hauser in Wenen. Na haar afstuderen bouwde ze een carrière op als concertpianiste in binnen- en buitenland. Ze was docent piano en compositie aan de Hochschule für Musik und Darstellende Kunst in Heidelberg en Mannheim en aan de Hogeschool voor de Kunst in Bremen. In 1957 trouwde ze met pianist Konrad Meister (1930-2003), jarenlang haar duopartner. Na de geboore van haar kinderen in 1961 en 1963 hield ze de pianocarrière voor gezien en wijde zich uitsluitend aan componeren, lesgeven en organiseren.

Siegrid Ernst was medewerker van GEDOK (Gemeinschaft Deutscher und Oesterreichischer Künstlerinnenvereine aller Kunstgattungen) en medeoprichtster van de Internationale vakvereniging FRAU UND MUSIK, waarvan zij 15 jaar voorzitter was. In 1980 was ze betrokken bij het ontstaan van het International Congress on Woman in Music in New York.

In 1989 kreeg Siegrid Ernst een eredoctoraat van de Interamerican University of Humanistic Studies in Florida,

Pianist Rudolf Meister, Rector van de Muziekhogeschool Mannheim, is haar zoon.

Siegrid Ernst woonde in Bremen.

Siegrid Ernst componeerde

     1 kinderopera

     1 theatermuziekwerk

     1 oratorium

     6 orkestwerken

     7 kamermuziekwerken

- Sextett voor houtblazers, 1965, in 2012 omgewerkt voor fluit, klarinet en fagot onder de titel “Für Drei”

     1 werk voor koor en orgel

     11 (series) liederen voor (zang)stem en piano en/of andere instrumenten

     1 (serie)  werken voor kinderen

     4 pianowerken (ook met elektronica)

     2 werken voor een ander soloinstrument

 

Robert Muczynski (Chicago, Verenigde Staten, 19 maart 1929 – Tucson, Ariozona, 25 mei 2010) was de zoon van Pools-Slowaakse immigranten. Hij studeerde ná de Tweede Wereldoorlog tot 1952 piano bij Walter Knupfer en compositie bij Alexander Tcherepnin aan de DePaul Universiteit. Op zijn 29ste maakte hij zijn debuut in Carnegie Hall met een programma van eigen pianocomposities.

Later doceerde hij zelf aan de DePaul University in Chicago, het Loras College in Dubuque, Iowa en de Roosevelt Universiteit in Chicago. Tenslotte vestigde hij zich in Tucson in the 1960er jaren. Daar werd hij tot zijn pensioen docent compositie aan de Universiteit van Arizona.

Robert Muczynski componeerde 50 werken

     12 orkestwerken

     16 kamermuziekwerken

- Sonata voor fluit en piano, opus 14, 1961, briljant stuk

     3 koowerken

     17 (series) pianowerken

     6 (series) werken voor een ander instrument solo

     9 filmscores

 

Edison Vasiljevitsj Denisov (Tomsk, Rusland, 6 april 1929 – Parijs, Frankrijk, 24 november 1996) was de zoon van een ingenieur en een arts in Siberië. Zijn vader, die grote bewondering voor de Amerikaanse natuurkundige had, noemde hem Edison. In 1946 en 1947 had hij pianoles op de muziekschool van Tomsk. Van 1947 tot 1951 studeerde hij wiskunde aan de Staatsuniversiteit van Tomsk, en besloot na het behalen van zijn diploma componist te worden. Zoiets komt vaker voor. Edison Denisov ging daarvoor naar het conservatorium van Moskou, waar hij compositie studeerde bij Wissarion Schebalin en piano bij Nikolai Peiko. Nadat hij was afgestudeerd gaf hij jarenlang aan het conservatorium van Moskou instrumentatieles. Hij werd echter steeds van alle kanten tegengewerkt omdat hij te avantgardistisch en te “westers” componeerde en doceerde.

Vana 1968 tot 1970 werkte Edison Denisov aan de experimentele studio voor elektronische muziek in Moskou. Na het ineenstorten van de Sovjet-Unie werd het voor hem allemaal wat makkelijker en werd hij breed gewaardeerd.

In 1992 kreeg hij eindelijk een echt professoraat aan het conservatorium van Moskou.

In 1990 en 1991 werkte Edison Denisov aan de IRCAM in Parijs.

Tegen het einde van zijn leven, in 1994, zwaar gehandicapt door een verkeersongeluk, emigreerde Edison Denisov naar Frankrijk, waar hij in een Parijse kliniek behandeld werd en in 1996 overleed.

Denisov hoorde bij de twintigste-eeuwse componisten die ook het klavecimbel bij hun composities betrokken.

Edison Denisov componeerde

     3 opera’s

     2 oratoria

     1 requiem

     8 andere werken voor solisten, koor en instrumenten

     13 concerten

     20 andere orkestwerken

     60 kamermuziekwerken

- sonate voor altsaxofoon en piano, 1970, voor Jean-Marie Londeix

- Variaties op een thema van Schubert, voor cello en piano, 1986

     20 series liederen

     9 (series) pianowerken

     13 werken voor een ander solo- instrument

 

André George Previn (geboren: Andreas Ludwig Priwin) (Berlijn, 6 april 1929 – Manhattan, 28 februari 2019) wwas de tweede zoon en de jongste van drie kinderen van de Joodse advocaat, rechter en muziekdocent Jakob Priwin en Charlotte Epstein. Alle drie kinderen kregen pianoles en André mocht op zijn zesde jaar al naar het Koninklijk Conservatorium van Berlijn In 1938 werd hem daar als Jood de toegang geweigerd. Het gezin vluchtte voor de nazi's naar Parijs waar André verhuisde aan het conservatorium muziektheorie kon studeren van Parijs. 20 oktober 1938 maakte het gezin de oversteek naar New York City in de Verenigde Staten. Ze kobnden  bij een oom terecht, die in Hollywood bij de filmindustrie werkte. André Previn kreeg de Engelse taal onder de knie door films te bekijken. Sweet Lorraine van pianist Art Tatum inspireerde Previn om zich meer in de jazzmuziek te verdiepen. Hij maakte zich het jazzgenre eigen door de improvisaties van Art Tatum uit te schrijven en exact na te spelen. In 1943 liet hij zich tot Amerikaans staatsburger naturaliseren.

Op dertienjarige leeftijd startte Previn zijn carrière met radio-opnamen onder andere met Hoagy Carmichael. Op zijn vijftiende gaf hij een jazzconcert in de Philharmoniker concertzaal van Los Angeles. Zijn toenmalige impresario Laguna begon een opnamestudio, waarvoor André Previn in 1945/46 zijn eerste grammofoonplaatopnamen maakte, onder andere met de jazzmuzikanten Willie Smith en Red Callender. Ook een eigen compositie van Previn, Sunset in Blue, werd daar opgenomen. In 1946 studeerde André Previn af aan de Beverly Hills High Schoo. Dat jaar kon hij meteen beginnen als componist, dirigent arrangeur bij de Metro-Goldwyn-Mayer studio’s.

André Previn werd gerekend tot de beste jazzmuzikanten van Amerika en speelde samen zowel met Ray Brown, Dizzy Gillespie en Billie Holiday. Voor het trioalbum My Fair Lady met Shelly Manne en Leroy Vinnegar ontving hij in 1956 de eerste gouden plaat in de geschiedenis van de jazz.

André Previn is vijf keer getrouwd geweest. Eerst met Betty Bennett, daarna met Dory Langdon, vervolgens van 1970 tot 1979 met Mia Farrow. Samen met haar heeft hij dochter Soon-Yi geadopteerd, die nu met regisseur Woody Allen is getrouwd. Na zijn vierde huwelijk met Heather Sneddon, dat eindigde in 2002, trouwde Previn de Duitse violiste Anne-Sophie Mutter. Hij schreef een vioolconcert voor haar. Zij scheidden in 2006. André Previn liet 9 kleinkinderen achter.

André Previn componeerde

     2 opera’s

- A Streetcar Named Desire, 1997, libretto Philip Littell, gebaseerd op het toneelstuk van Tennessee Williams. Hoofdrol Blanche Dubois (sopraan)

     4 toneelmuziekwerken

     11 concerten

- Pianoconcert, 1985, gecomponeerd voor Vladimir Ashkenazy

- Vioolconcerto "Anne-Sophie" , 2002, geschreven voor Anne-Sophie Mutter.

     6 andere orkestwerken

     17 jazzmuziekwerken

     18 kamermuziekwerken

- Four Outings for Brass, 1974, voor hoorn,  twee trompetten trombone en tuba
- sonata nr. 2 Vineyard
voor viool en piano, 1994

- sonate voor fagot en piano, 1997

- sonata nr. 3 (gepubliceerd als "nr. 2") voor viool en piano, 2011, geschreven voor Anne-Sophie Mutter

- nonet, voor twee strijkkwartetten en contrabas, 2014, opgedragen aan Anne-Sophie Mutter

     8 (series) liederen voor zangstem en instrument(en)

- Honey and Rue, 6 liederen op teksten van Toni Morrison, 1992, voor sopraan en klein orkest

     50 filmscores

- The sun comes up, 1949, hoofdrollen voor de hond Lassie en actrice Jeanette MacDonald

- Gigi, 1958, regie Vincente Minelli, Oscar voor de muziek

- Porgy and Bess, 1959, regie Otto Preminger. Oscar voor de arrangementen van de muziek van George Gershwin

- Irma La Douce, 1963, regie Billie Wilder, Oscar voor de muziek

- My fair Lady, 1964, regie George Cukor, Oscar voor de muziek

www.andre-previn.com

 

Jacques Romain Georges Brel (Schaarbeek (Brussel), 8 april 1929 – Bobigny (Parijs), 9 oktober 1978) was de kleinzoon van Jean-Augustin Brel, vanaf 1833 burgemeester van het Vlaamse Zandvoorde en de zoon van Romain Brel (6 februari 1883 - 8 januari 1964). Zijn vader vertrok voor een handelsfirma in 1911 naar Congo. Op 3 december 1921 trouwde hij in Brussel met Elisabeth Van Adorp (14 februari 1896 - 7 maart 1964). Nadat ze definitief uit Congo waren teruggekomen, vestigden ze zich in de buitenwijk Schaarbeek, waar in 1929 Jacques werd geboren. Romain werd vennoot in de Brusselse kartonfabriek die in 1921 door zijn zwager Armand Vanneste was opgericht. Het bedrijf werd omgedoopt in Vanneste & Brel.

Jacques' moeder, door hem steevast Mouky genoemd, was erg gelovig. Ze hield van acteren en zingen en schreef af en toe liedjes. Aanvankelijk leek het erop dat Jacques zijn vader zou opvolgen als fabrieksdirecteur. Na het verlaten van de middelbare school werkte hij vier jaar lang bij de kartonfabriek Vanneste & Brel. Bij de humanistisch-Katholieke jeugdbeweging Franche Cordée legde hij zich ondertussen toe op zang en toneelspel. Hij ontmoette er ook Thérèse Michielsen ('Miche') met wie hij op 1 juni 1950 trouwde. Ze kregen drie dochters: Chantal (1951-1999), France (1953) en Isabelle (1958).

Ondertussen schreef Jacques Brel liedjes en gedichten. Hij trad op radioprogramma’s, gaf optredens en maakte in 1953 een 78-toerenplaat met de brave liedjes La Foire en Il y a. In 1954 vertrok Jacques Brel naar Parijs. Zijn liedjes sloegen daar niet aan. Jef Claessen van Omroep Limburg haalt Brel naar Hasselt en laat hem in diverse uitzendingen live zingen. Zijn Vlaamse entree is gemaakt.

In 1956 beleefde Brel zijn doorbraak met het succesvolle plaatje Quand on n'a que l'amour. Brel was vanaf dat moment erkend artiest. Vanaf 1958 leidden Miche en Jacques gescheiden levens maar de relatie werd nooit definitief verbroken. Jacques bleef kostwinner en speelde incidenteel de rol van huisvader. Dat hij er vele minnaressen op nahield, was een publiek geheim.

In de periode tot 1967 leidde Brel een hectisch bestaan waarin het niveau van zijn liedjes en optredens onveranderd hoog bleef.

Naast een intens tourschema van gemiddeld 300 optredens per jaar hield Brel er al die jaren een intens drink- en rookschema op na. Zijn nachtrust bestond uit hazenslaapjes en hij verloor tijdens een optreden in een klein uur ruim een halve kilo aan lichaamsgewicht. Het wekte geen verbazing dat hij op 16 mei 1967 zijn laatste concert gaf en ging het rustig aan doen.

In zijn geval betekende dat: Don Quichot spelen in een door hem zelf geregisseerde musical (l'Homme de la Mancha) en een filmcarrière beginnen.

Hij behaalde zijn vlieg- en zeilbrevet en bevoer samen met minnares Maddly Bamy per zeiljacht Askoy II de Atlantische en Stille Oceaan. Uiteindelijk belandde het paar op het eiland Hiva Oa, onderdeel van de Marquesaseilanden in de Stille Oceaan.

Toen bij Brel in 1974 longkanker werd geconstateerd, vestigde hij zich definitief op Hiva Oa. Met het vliegtuigje 'Jojo' (genoemd naar zijn kort tevoren overleden vriend) verleende hij hand-en-spandiensten aan de lokale bevolking.

Een snel verslechterende gezondheidstoestand dwong hem de laatste drie maanden van zijn leven in Frankrijk door te brengen. Hij stierf in een ziekenhuisbed in Bobigny (bij Parijs) aan een longembolie en werd begraven op Hiva Oa.

Zijn dochter France richtte in 1981 de Fondation Jacques Brel op, die sindsdien waakt over zijn artistieke nalatenschap.

Al in 1962 had Miche Brel de muziekuitgeverij Editions Pouchenel in het leven geroepen om Brels werk uit te geven. In 2006 fuseerden beide tot Editions Jacques Brel.

René Seghers publiceerde in 2003 ”Jacques Brel - leven en liefde”, hèt standaardwerk over Jacques Brel.

Jacques Brel componeerde

     200  liedjes (en een paar “grotere” muziekwerken)

- Ne me quitte pas (Laat me niet alleen / If you go away), 1959

- Les Flamandes, 1959, waarin hij de vloer aanveegt met de boertige, nationalistische Vlamingen.

- Marieke, 1961,

- Le moribond (Seasons in the sun), 1961

- Le Plat Pays (Mijn vlakke land), 1962, tergend langzaam wordt het vlakke land bezongen

- Les paumés du petit matin (de nuttelozen van de nacht), geschreven door Jacques Brel en  François Rauber, 1962 

- Jean des Bruges, symfonisch gedicht, muziek en tekst Jacques Brel en François Rauber, 1962

- Il neige sur Liège, 1963

- Bruxelles (Brussel/Liesbeth List), 1963

- Amsterdam, 1964

- Les Désespérés (De radelozen), 1965,Jacques Brel en Gérard Jouannest

- La chanson des vieux amants (Liefde van later), 1967,Jacques Brel in samenwerking met pianist Gérard Jouannest

- La cathédrale, woorden en muziek Jacques Brel, 1977

- Voir un ami pleurer (Een vriend zien huilen), 1977

- Jojo, 1977, Jojo was Georges Pasquier, Brels chauffeur en beste vriend. Hij stierf drie jaar eerder dan Jacques Brel.  

- Avec élégance woorden Jacques Brel, muziek Jacques Brel en François Rauber, 1981

- L'amour est mort, woorden Jacques Brel, muziek Jacques Brel en Gérard Jouannest, 1981

- Sans exigences, woorden Jacques Brel, muziek Jacques Brel en François Rauber, 1981

https://fondationbrel.be

 

Harry Bannink (Enschede, 10 april 1929 – Bosch en Duin, 19 oktober 1999) begon zijn muzikale carrière in een dansorkestje, aan het eind van de Tweede Wereldoorlog. In het theater begon Harry Bannink in 1958, met het componeren van het lustrumspel "Het staat u vrij" van het Delftsch Studenten Corps (waaraan ook werd meegewerkt door Luc Lutz en Alexander Pola). Het eerste liedje van Annie M.G. Schmidt dat hij toonzette was Hoezepoes.

Op 19 oktober 1999 overleed Bannink op 70-jarige leeftijd aan een hartstilstand.

Harry Bannink werd begraven op de Nieuwe Algemene Begraafplaats aan de Woudenbergseweg in Zeist.

In zijn geboorteplaats Enschede zijn een theater en een basisschool naar hem vernoemd. Op het Oosterdokseiland in Amsterdam een straat naar Harry Bannink vernoemd.

Harry Bannink componeerde

     3000 liedjes voor

     9 radioprogramma’s

     37 televisieprogramma’s

- Ja zuster, nee zuster, 1966 -1968 (58 liedjes)

- Farce Majeure, 1966 - 1986

- 't Schaep met de 5 pooten, 1969 - 1970

- "De Stratemakeropzeeshow" 1972 - 1974

- De Film van Ome Willem 1973 - 1989

- "J.J. De Bom voorheen De Kindervriend", 1978 - 1981

- Het Klokhuis, 1988 – 1999

     8 musicals

- Heerlijk duurt het langst, 1965, tekst Annie M.G. Schmidt

- Foxtrot, 1977, tekst Annie M.G. Schmidt. Annie M.G. Schmidt kreeg het idee voor het stuk door een partij struisveren waar regisseur Paddy Stone mee aan kwam zetten.

In 2001/2002 is er een nieuwe versie van Foxtrot gemaakt, waarbij de muziek werd aangepast door Henny Vrienten.

Het verhaal speelt in de jaren 30 in een soort artiestenpension in de grote stad. Josien, een meisje uit de provincie, komt er min of meer toevallig terecht en wordt er verliefd op homoseksuele artiest Jules. Tot overmaat van ramp wordt ze ook nog zwanger van een onbekende man. Ze laat abortus plegen, doet een zelfmoordpoging, maar alles komt toch op zijn pootjes terecht.

     18 cabaretprogramma’s

     6 theatershows

     20 andere theaterprogramma’s

 

Frits Celis (*Antwerpen, Vlaanderen, 11 april 1929) studeerde harp aan de Koninklijke Muziekconservatoria in Antwerpen en Brussel. Daarna studeerde hijvan 1949 tot 1951 compositie aan de Universität für Musik und Darstellende Kunst "Mozarteum" te Salzburg bij Hermann Schmeidel en in 1953 en 1954 aan de Hochschule für Musik in Keulen bij Wolfgang von der Nahmer.

Frits Celis was van 1946 tot 1953 eerste harpist in het orkest van de Koninklijke Vlaamse opera. daaerna werd hij dirigent en muziekdirecteur aan de Koninklijke Muntschouwburg, de Koninklijke Vlaamse Opera en de Opera voor Vlaanderen. Hij was een veel gevraagde gastdirigent in Europa en de Verenigde Staten. Van 1960 tot 1971 doceerde Frits celis muziektheorie aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium en van 1971 tot 1994 transpositie voor blaasinstrumenten.

Later legde hij zich hoofdzakelijk op compositie toe.

Frits Celis componeerde

     18 orkestwerken

     12 koorwerken, a capella of met piano of orkest

     46 kamermuziekwerken

- Hymne (aan August De Boeck van Merchtem), voor harp, opus 29, 1990

     9 werken voor zangstem(men) en instrument(en)

     2 pianowerken

     1 orgelwerk

 

Peter Joshua Sculthorpe (Launceston, Tasmanië, Australië, 29 april 1929 – Sydney, 8 augustus 2014) was de zoon van literatuurliefhebster Edna en visser en natuurliefhebber Joshua Sculthorpe. Peter Sculthorpe begon te componeren en piano te spelen op zijn zevende en besloot op zijn 14de zijn leven aan de muziek te gaan wijden. Hij kreeg zijn basisopleiding aan de Launceston Church Grammar School en leerde zichzelf in zijn tienerjaren componeren aan de hand van “Studies in Counterpoint” van Ernest Krenek. Daarna studeerde hij van 1946 tot 1950 aan de Universiteit van Melbourne. Terug in Tasmanië kon hij als componist geen droog brood verdienen, dus begon hij met zijn broer Roger maar een jacht-, wapen- en visgereihandel in Launceston. Ondertussen vielen zijn composities toch op en kon hij met een beurs studeren aan het Wadham College in Oxford bij Egon Wellesz. In 1963 werd hij docent compositie aan de Universiteit van Sydney. In 1966 en 1967 studeerde hij nog aan de Yale-universiteit in New Haven, Connecticut in de Verenigde Staten.

Hij keeg een eredoctoraat aan vijf andere universiteiten in Australië.

In 1977 werd hij officier in de Orde van het Verenigd Koninkrijk en in 1990 officier in de Orde van Australië.

Hij overleed in het Wolper Jewish Hospital in Sydney op 85-jarige leeftijd na een langdurige ziekte.

Peter Sculthorpe componeerde 350 werken, waarbij in elk geval

     2 opera’s

     1 ballet

     5 concerten

     33 andere orkestwerken

     2 werken voor harmonie–orkest

     1 requiem

     11 andere werken met koor, (solisten), (en orkest of instrumenten)

     18 strijkkwartetten

- Strijkkwartet nr. 12 “From Ubirr”, met didjeridu ad libitum, 1994

     5 andere kamermuziekwerken

     14 (series) liederen voor zangstem en piano of andere instrumenten

     10 (series) pianowerken

     1 orgelwerk

     2 gitaarwerken

     3 filmscores 

 

Hans Stadlmair (Neuhofen an der Krems, Oostenrijk, 3 mei 1929 – München, 13 februari 2019) studeerde van 1946 tot 1952 aan de Weense muziekacademie bij Clemens Krauss en Alfred Uhl, en van 1952 tot 1956 in Stuttgart bij Johann Nepomuk David. Van 1956 tot 1995 was hij dirigent van het Münchener Kammerorchester. Hij dirigeerde meer dan 6000 concerten.

Hans Stadlmair componeerde

     16 concertwerken

- Concerto sereno voor blokfluit en strijkorkest, 2003

     kamermuziekwerken

- Sonata pastorale, 1996, voor blokfluit en piano. De blokfluit wisselt vijf keer, van sopranino tot bas

- Intermezzi, 1997, 8 miniaturen voor drie blokfluiten in wisselende bezettingen

- Aviarum, 1997, duosonate voor wee blokfluiten

- Tryptychon, 2004, voor blokfluitkwintet

- Villanella, 2006, voor altblokfluit solo

     werken voor altviool solo

     werken voor andere instrumenten solo

voor een overzicht van zijn werken met blokfluiten, zie bij de blokfluitgeschiedenis van deze site: 6. Componisten van blokfluitwerken

Meindert Willem Kramer (Urk, 6 juli 1929 – 1 januari 2008) voelde zich al jong aangetrokken door de muziek. Orgelles kreeg hij van Wim ter Burg (iedere week met de boot naar Enkhuizen) en Jac. Broer. Op 11-jarige leeftijd was hij vaste organist in de Gereformeerde Bethelkerk op Urk. In 1955 volgde hij vader Louwe Kramer op als dirigent van het Christelijk Urker Visserskoor Crescendo. Dat is hij daarna 45 jaar gebleven.

Meindert Kramer componeerde

     45 koraalzettingen voor koor

- Psalm 42

 

Henri Pousseur (Malmedy, België, 23 juni 1929 – Brussel, 6 maart 2009) kreeg in Malmedy muziekles van Herman Barg en Eugène Micha. Van 1947 tot 1952 studeerde hij aan de Muziekacademies van Luik en Brussel. Hij maakte daar deel uit van de groep “Variations”, die een grote bewondering had voor hun docent: organist, componist en musicoloog Pierre Froidebise (1914-1962). Henri Pousseur ontdekte zo het serialisme en de dodecafonische muziek. Tijdens zijn militaire dienst in 1952-1953 op Malines had hij nauw contact met componist en schrijver André Souris. In 1951 ontmoette hij Pierre Boulez en in 1953 Karlheinz Stockhausen. In 1954 ging Henri Pousseur aan de slag bij de studio voor elektronische muziek van Keulen. In dat jaar trouwde hij ook met Théa Schoonbrood. Het echtpaar kreeg vier kinderen: Isabelle (1957), Denis (1958), Marianne (1961), en Hélène (1965) In 1958 richtte Henri Pousseur de studio van Brussel op. Hij werkte sindsdien samen met de Franse schrijver Michel Butor als librettist.

In 1957 gaf hij les in Darmstadt en daarna in Keulen, Bazel en Buffalo (New York). In 1970 keerde hij terug naar België en werd docent compositie en directeur van het Koninklijk Conservatorium Luik. Samen met Pierre Bartholomée stichtte hij in Luik ook het Centre de recherches et de formation musicales de Wallonie, in 2010 omgedoopt in Centre Henri Pousseur. In de jaren 80 vroeg Maurice Fleuret hem om de leiding te nemen van het Institut de pédagogie musicale van Parijs, onderdeel van het IRCAM. In 1988 ging hij met pensioen. Hij overleed aan een longontsteking.

Henri Pousseur schreef een groot aantal artikelen en tien boeken over muziek.

Henri Pousseur componeerde

     8 theatermuziekwerken

     18 orkestwerken

     22 werken voor (groot) ensemble

     120 werken voor koor a capella of met instrument(en)

     56 kamermuziekwerken (ook met zangstem(men))

     15 pianowerken

     28 werken voor een ander instrument solo

- Mnémosyne, monodie voor stem of instrument solo of koor unisono, 1968, tekst Friedrich Hölderlin, opgedragen aan Karlheinz Stockhausen voor zijn 40ste verjaardag

     20 elektroakoestische werken 

www.henripousseur.net

 

Michio Mamiya (*Asahikawa, Hokkaido, Japan, 29 juni 1929) kreeg vanaf 1940 compositieles van Moroi Saburo. Aan de Nationale Universiteit voor Kunst en Muziek in Tokio studeerde Michio Mamiya piano bij Hiroshi Tamura en compositie bij Tomojioro Ikenouchi. Michio Mamiya probeerde in zijn werken een synthese van de Europese muziek en de traditionele Japanse muziek te verwezenlijken. Hij bestudeerde ook de authentieke muziek van Aziatische landen, van Afrika en Scandinavië.

Michio Mamiya was docent aan de Nationale Universiteit voor Kunst en Muziek in Tokio en de Toho Gakuen Muziekschool. Hij gaf workshops en colleges aan conservatoria en universiteiten over de hele wereld en kreeg voor zijn werken talrijke prijzen en onderscheidingen in binnen- en buitenland.

Michio Mamiya componeerde

     5 opera’s

     2 balletten

     3 musicals

     3 oratoria

     6 andere theatermuziekwerken

     22 orkestwerken

     4 werken voor harmonieorkest

     40 (series) koorwerken

     46 (series) kamermuziekwerken

     24 (series) werken voor zangstem(men) en instrument(ten)

     4 werken voor traditionele Japanse instrumenten

     24 (series) pianowerken

     7 filmscores

 

Alexis Sigismund Weissenberg (Sofia, Bulgarije, 26 juli 1929 – Lugano, Zwitserland, 8 januari 2012), enig kind in een Joods gezin, had een muzikale moeder die met haar familieleden kamermuziek maakte. Alexis Weissenberg kreeg vanaf zijn vierde levensjaar pianoles van zijn moeder. De lessen werden als snel overgenomen door Pancho Vladigerov, die Alexis ook compositielessen gaf. Al op tienjarige leeftijd gaf Alexis Weissenberg zijn eerste publieke uitvoering. In 1941 werden door de oorlog en het toenemende antisemitisme de leefomstandigheden in Bulgarije zo lastig dat Alexis Weissenberg met zijn moeder richting Turkse grens vluchtte, in Turkije woonde een broer van zijn moeder. Met weinig bagage, een accordeon en valse identiteitsbewijzen trokken ze naar de grens. Hun vervalste papieren werden ontdekt bij een grenscontrole door de Duitsers. Alexis Weissenberg en zijn moeder werden gepakt en belandde in een klein Duits kamp. Een kampwachter ondekte dat Alexis Weissenberg een accordeon bij zich had en liet hem daarop elke dag Schubert spelen. Dat ontroerde hem zo, dat hij deportatie naar Polen tegenhield en zorgde voor vervoer naar Turkije, zodat ze in Istanboel terecht konden komen. Eenmaal in het bezit van de goede papieren reisden ze door na Haïfa in Palestina, waar familie van zijn moeder woonde. Na verhuizing naar Jeruzalem pakte Alexis Weissenberg zijn pianostudie weer op aan de Jeruzalemse Muziekacademie bij professor Schröder. Hij was ondertussen 14 jaar geworden en werd al gauw een veelgevraagd pianist. In 1946 ging Alexis Weissenberg naar de Verenigde Staten, waar hij studeerde bij Wanda Landowska, Artur Schnabel en Olga Samaroff aan de Juilliard School in New York..

Tussen 1956 en 1966 zag hij na veel optredens af van openbare optredens om te kunnen studeren en lesgeven. Hij hervatte zijn optredens in 1966.

Alexis Weissenberg was getrouwd en had twee dochters: Maria Weissenberg de Reparaz en Cristina Weissenberg de Reparaz. Cristina trouwde met Gregorio Marañón y Bertrán de Lis, Markies van Marañón, en woont in de buurt van Madrid.

Hoewel hij door naturalisatie Fransman was geworden, woonde Alexis Weissenberg de laatste periode van zijn leven in Zwitserland, waar hij op 82-jarige leeftijd stierf.

Alexis Weissenberg componeerde

     1 musical

- „Nostalgie“ 1986, een surrealistische Jazz-musical

     2 series pianowerken

- "Sonate en état du jazz", 1982, een meesterwerk

 

Bill Evans (Plainfield (New Jersey, Verenigde Staten, 16 augustus 1929 – New York City, 15 september 1980) had een amateurpianiste als moeder, die hem vanaf zijn zesde jaar zelf les gaf. Vanaf zijn 12de speelde hij ook voortreffelijk dwarsfluit en viool. In 1950 studeerde hij als klassiek pianist af aan het Louisiana Colleget. Aan het Mannes College of Music in New York volgde hij daarna nog compositielessen. Hij speelde net zo gemakkelijk Beethovens pianoconcerten in de concertzaal als Boogie Woogie in New Jersey clubs.

In 1958 ging hij meewerken aan het Miles Davis-sextet met Miles Davis, John Coltrane, Cannonball Adderley, Paul Chambers en Jimmy Cobb. In 1959 maken ze de wereldberoemde mooiste jazzopname ooit: Kind Of Blue. Voor een groot stuk bepaalde Bill Evans de kleur en het concept van deze plaat, onder meer met zijn compositie Blue In Green.

In 1959 vormde Bill Evans zijn bekendste trio met op bas Scott LaFaro en op drums Paul Motian. Portrait in Jazz (1959), Explorations (1961), Sunday at the Village Vanguard (1961) en Waltz for Debby (1961). Daarnaast werkte Bill Evans in zijn piano-opnames met overdubbing, een techniek waar Lennie Tristano al mee begonnen was, maar die hij vervolmaakte.

In de vijftiger jaren raakte Bill Evans, net als veel andere jazzmusici, verslaafd aan drugs.  Zij vriend Gene Lees typeerde Evans strijd tegen drugsverslaving als “de langste zelfmoordpoging in de geschiedenis”. Bill Evans hield het leven nog vol tot september 1980, toen hij overleed aan levercirrose, gecombineerd met bronchitis.

Zijn zoon Evan Evans (*13 september 1975), een wonderkind, ontwikkelde een carrière in het schrijven van filmscores.

Bill Evans maakte

     82 albums met anderen en alleen

- Alone, zijn eerste pianosolo album, september en oktober 1968

Bill Evans componeerde

     jazz-standards

- Waltz for Debby, 1961

- Turn Out the Stars,

- Very Early,

- Funkallero

www.billevanswebpages.com

 

Jan Julius van den Berg (Amersfoort, 31 augustus 1929 – Delft, 21 februari 2020) kreeg zijn eerste orgellessen van zijn vader. Vanaf 1943 kreeg hij les van Adriaan C. Schuurman, die een een belangrijke stempel drukken op zijn leven zou drukken. Vanaf 1947 studeerde Jan J. van den Berg aan het Amsterdams Conservatorium bij Anthon van der Horst. Hij studeerde in 1952 af.

In 1946 werd Jan J. van den Berg benoemd bij als organist aan de de Gereformeerde kerk van Amersfoort en de Emmakerk te Soest. In 1953 werd hij organist van de Nieuwe Kerk te Delft, hier bleef hij tot zijn pensioen in 1994 blijven. In 2000 werd hij nog vaste organist in de Remonstrantse Kerk te Delft. Jan J. van den Berg componeerde vaak in een canonische stijl.

Jan J. van den Berg componeerde

     10 (series) orgelwerken

- Toccata over Psalm 87

 

Erik Lotichius (Helmond, 24 september 1929 – Helchteren, 18 november 2015) studeerde piano, compositie en muziektheorie aan het Sweelinck Conservatorium in Amsterdam. Hier werd hij later ook benoemd tot docent voor de vakken analyse, solfège contrapunt en arrangement.
Hij richtte trio Metamorfose op voor mezzosopraan, altsax en piano, waarin hij zelf speelde. Hiervoor schreef hij talloze songs in min of meer Amerikaanse stijl; van licht tot zwaar. Hij schreef ook liederen op teksten van Bertold Brecht, daartoe geïnspireerd door Kurt Weill en Hanns Eisler. Niet beïnvloed door het atonale en de avant garde van toen ontving hij wel veel nieuwe impulsen van de Minimal Music: Adams, Young en vooral Philip Glass.

Erik Lotichius componeerde

     1 musical,

     koormuziek,

     twee oratoria,

- Requiem voor Vincent van Gogh, 1991, voor koor, solisten en instrumentaal ensemble (hobo, althobo, trompet, hoorn, klokken, 2 piano’s en contrabas).

     8 kamer-opera's

- Eline, opera voor mezzo-sopraan, 2 baritons en een instrumentaal ensemble

     1 kinderopera

     3 symfonieën,

     2 pianoconcerten,

- Piano Concerto, nr. 1 met invloeden van Brubeck, Ravel en Rachmaninov

     1 vioolconcert,

     andere orkestwerken

- symfonietta for strings

- Variations and Finale on "Mood Indigo"

- Ragtime

     kamermuziek

- 7 strijkkwartetten,

- 24 preludes en fuga’s voor strijkkwartet

     pianomuziek

     liederen

     chansons

     songs

- Four songs on native American Poetry voor mezzo-sopraan en orkest.

Nr. 4 "I like my body", erotische rumba

www.eriklotichius.be

 

Kenneth Leighton (Wakefield, Engeland, 2 oktober 1929 – Edinburgh, 24 augustus 1988) begon als koorknaap in de Wakefield Cathedral; hij zong daar van 1937 tot 1942. In 1946 haalde hij een diploma uitvoerend pianist aan de Royal Academy of Music (LRAM). In 1947 begon hij een studie muziek. Zijn eerste composities voltooide hij terwijl hij nog met zijn hoofd in de boeken zat. In 1950 rondde hij zijn studie klassieken af, in 1951 gevolgd door de muziek. Hij kon met een beurs verder studeren bij de Italiaanse avant-gardecomponist Goffredo Petrassi.

Vanaf 1956 was Kenneth Leighton docent muziek aan de Universiteit van Edinburgh. In 1970 werd hij daar benoemd tot professor muziek. Hij bleef er lesgeven tot zijn dood in 1988. Zijn leerling Nigel Osborne volgde hem op.

Carolyn J. Smith schreef in  2004 een Bio-Bibliografie over Kenneth Leighton en gaf zijn werken een W-nummer

Kenneth Leighton componeerde 100 werken, de meeste geschreven voor (kerk-)koren:

     17 werken of series werken voor piano solo

     4 werken voor twee piano’s of piano vierhandig

     1 werk voor klavecimbel

     14 werken voor orgel

     1 werk voor viool en orgel

     1 werk voor zangstem en orgel

     10 werken voor zangstem(men), koor en instrumenten

     30 werken voor zangstem(men), koor en orgel

- Crucifixus pro nobis, opus 38, W 28, cantate voor tenor of sopraan solo, koor en orgel, 1961; De slothymne van  het vierdelige werk Drop, drop, slow tears”, een prachtige anthem, wordt vaak apart uitgevoerd.  

     12 koorwerken

- Of a Rose is All My Song voor voor sopraan en koor a capella, W 133, 1970, tekst: Middeleeuws Kerstlied

     3 symphonieën

     11  concerten

     12 andere orkestwerken

     21 kamermuziekwerken

     2  cantates

     3 liedbundels voor zangstem en piano

     2 opera’s

     6 theatermuziekwerken

 

Paulinho Nogueira (Campinas, Brazilië, 8 oktober 1929 – São Paulo, 2 augustus 2003) was een Braziliaanse gitarist, componist en zanger. Hij heeft zich volledig als autodidact ontwikkeld. Hij bouwde de craviola, een akoestische gitaar met 12 snaren.

Hij maakte 27 solo-albums.

Paulinho Nogueira componeerde

     songs

- Girl , 1970,  top 1 op de hitlijsten van Brazilië

     werken voor gitaar solo

     werken voor meerdere gitaren

 

George Crumb (Charleston, West Virginia, Verenigde Staten, 24 oktober 1929 – Media, Pennsylvania, 6 februari 2020) begon al op jong met componeren. In 1950 haalde hij zijn bachelor aan het Mason College of Music in Charleston. Na zijn masterstudie aan de Universiteit van Illinois te Urbana-Champaign studeerde hij een jaar in Berlijn (1954-55). Daarna keerde hij terug naar de Verenigde Staten waar hij in 1959 zijn doctoraal-graad in compositie kreeg aan de Universiteit van Michigan.

Vanaf 1965 doceerde hij  meer dan derig jaar aan de Universiteit van Pennsylvania. Na zijn pensioen in 1997 bleef hij componeren.

Ook Crumbs zoon David is componist. Zijn dochter Ann is actrice en zangeres.

George Crumb componeerde

     4 orkestwerken

- Echoes of Time and the River, 1968, Pulitzer Prize

     1 werk voor sopraan, stemmen en orkest

- Star-Child, 1977

     20 (series) liederen

- Ancient Voices of Children, 1970, liederencyclus voor twee zangers, een klein ensemble en speelgoedpiano op teksten van  de Spaanse dichter Federico García Lorca.

- vier boeken met madrigalen 1965 - 1969

     20 kamermuziekwerken

- Sonate voor solo cello, 1955

- Black Angels, 1970, voor elektrisch strijkkwartet, gecomponeerd naar aanleiding van de Vietnamoorlog, vol heftige kleurschakeringen. In het eerste deel Night of the Electric Insects worden nachtelijke helikoptervluchten verbeeldt, In het zesde deel Pavane lachrimae wordt Schuberts kwartet Der tot und das Mädchen geciteerd.

- Vox Balaenae ("stem van de walvis"), 1971, voor fluit, cello en piano. De spelers dragen maskers.

     20 (series) liederen

- vier boeken met madrigalen 1965 - 1969

- Ancient Voices of Children, 1970, liederencyclus voor twee zangers, een klein ensemble en speelgoedpiano op teksten van  de Spaanse dichter Federico García Lorca.

- Sun and Shadow (Spanish Songbook II) voor mezzosopraan en geprepareerde piano, 2009, cyclus van vijf gedichten van Federico García Lorca

4. Dance of the Moon in Santiago (Danza da Lúa en Santiago)

     12 (series) pianowerken

- Makrokosmos, een serie van vier boeken met composities voor piano, 1972 – 1979.

Makrokosmos III: Music for a Summer Evening, een vijfdelige suite voor twee geprepareerde piano’s en twee slagwerkers, 1974;

www.georgecrumb.net

 

Aleksandra Nikolayevna Pakhmutova (*Beketovka, omgeving Volgograd, Rusland, 9 november 1929) begon al jong piano te spelen en te componeren. Ze mocht vanaf haar 14de studeren aan het Conservatorium van Moskou en slaagde daar in 1953. In 1956 studeerde ze nog uitgebreid bij componist Vissarion Shebalin. Aleksandra Pakhmutova is getrouwd met de Sovjet dichter Nikolai Dobronravov, die de teksten van veel van haar liederen heeft geschreven.

Alexandra Pakhmutova was de favoriete componist van Leonid Brezhnev en kreeg dan ook behoorlijk wat staatsprijzen. Haar naam werd gegeven aan Asteroid # 1889.

Aleksandra Pakhmutova componeerde

     balletten

     4 cantates

     26 orkestwerken

- trompetconcert in es kleine terts, 1955

     koorwerken

     400 liederen

     pianowerken

     12 filmscores 

http://pakhmutova.ru

 

Theo Bruins (Arnhem, 25 november 1929 – Haarlem, 8 januari, 1993) kreeg zijn eerste pianolessen van zijn moeder. Vanaf 1946 studeerde hij piano bij Jaap Spaanderman aan het Amsterdams Muzieklyceum. In 1947 speelde hij met het Utrechts Stedelijk Orkest onder leiding van Willem van Otterloo en het jaar daarop debuteerde hij bij het Concertgebouworkest. Vanaf 1948 studeerde hij in Parijs piano bij Yves Nat en vanaf 1951 in Den Haag compositie bij Kees van Baaren. Theo Bruins concerteerde veel met moderne werken, die soms ook speciaal voor hem werden geschreven. Ook maakte hij concertreizen naar onder andere Indonesië, Mexico, Canada, de Verenigde Staten en Zuid-Amerika. In 1959 kreeg hij de Harriet Cohen Beethovenmedaille voor een recital in Londen. Theo Bruins doceerde aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Theo Bruins was getrouwd met de klaveciniste Liesbeth Hoppen.

Theo Bruins componeerde moeizaam

     1 pianoconcert

     1 kamermuziekwerk

     4 (series) pianowerken

     1 klavecimbelwerk  

 

Siegfried Strohbach (Schirgiswalde, Oberlausitz, Duitsland, 27 november 1929 – Hannover, 11 juli 2019) trad als driejarige in zijn geboortestadje met zijn trekharmonica al als wonderkind op. Vanaf zijn vijfde jaar kreeg hij pianoles. Van 1939 tot 1945 studeerde hij piano en compositie aan het Musische Gymnasium in Frankfurt am Main, een Kunsthogeschool onder leiding van Kurt Thomas, na de Tweede Wereldoorlog opgeheven.

Na de oorlog studeerde Siegfried Strohbach nog privé compositie en directie bij Kurt Thomas en piano bij August Leopolder. Van 1947 tot 1949 werkte hij als koorrepetitor aan het stadstheater van Frankfurt.

In 1949 verhuisde hij naar Hannover en studeerde zang bij Gümmer. Van 1951 tot 1953 was Siegfried Strohbach theaterdirigent aan Niedersächsischen Staatstheater in Hannover. In 1953 richtte hij het „Propsteichor Hannover“, en het „Collegium Cantorum Hannover“ op. Van 1953 tot 1966 was hij muziekdocent aan de St.-Ursula-School in Hannover. Van 1966 tot zijn pensioen in 1994 was hij compositiedocent aan de Hogeschool voor muziek en theater in Hannover.

Siegfried Strohbach componeerde

     1 kameropera

     40 theatermuziekwerken

     Cantates

     Koorwerken in alle groottes en vormen

     orkestwerken

     kamermuziekwerken

     liederen

     volksliedzettingen

     orgelwerken 

 

Margaret Rizza (*Engeland, 1929) studeerde aan het Royal College of Music in Londen en aan de National School of Opera in Londen en rondde haar opleiding af in Siena en Rome in Italië. Ze zong 25 jaar overal onder de naam Margaret Lensky.

Margaret Rizza doceerde zang aan de Guildhall School of Music and Drama in London van 1977 tot 1994.

Vanaf 1997 componeert Margaret Rizza koormuziek.

Margaret Rizza componeerde

     15 koorwerken, a cappella of met begeleiding van orgel of instrumenten

- Ave Generosa,  2007 op verziek van Harry Christphers en het koor The Sixteen.

- O speculum columbe, 2011.

www.margaretrizza.com