Componisten

vanaf 1930 

 

Wim Statius Muller (Willemstad, Curaçao, 26 januari 1930 – 31 augustus 2019) werd geboren in de wijk Otrobanda. Hij kreeg vanaf zijn 7de jaar pianoles van Jacobo Palm. Daarna studeerde hij vanaf 1949 aan de Juilliard School of Music in New York piano en compositie bij Josef Raieff. In 1954 studeerde hij daar af. Vanaf 1955 was Wim Statius Muller docent piano en muziekgeschiedenis aan de Ohio Staatsuniversieit in Columbus, Ohio. In 1960 stopte Statius Muller met zijn docentenwerk en ging hij zich bezighouden met de oprichting van de veiligheidsdienst in Willemstad. Daarna kreeg hij een leidinggevende functie bij de Binnenlandse Veiligheidsdienst in Den Haag en vervolgens bij het NAVO-hoofdkwartier in Brussel. Na zijn pensioen in 1995 keerde hij terug naar Curaçao, waar hij nu weer tijd had piano te spelen en te componeren. Zijn bijnaam was Antilliaanse Chopin.

Wim Statius Muller was getrouwd en had twee kinderen, dochter Annette en zoon John. Zijn kleinzoon Alexander Kraft van Ermel is ook pianist.

In 2012 werd Wim Statius Muller onderscheiden met een Zilveren Anjer voor zijn bijdrage aan het behoud van het muzikaal erfgoed van de Caribische eilanden. Wim Statius Muller was Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

Wim Statius Muller componeerde

     200 pianowerken

     walsen

     mazurka's

     Caribische dansen 

 

María Elena Walsh (Villa Sarmiento, Ramos Mejía, Buenos Aires, Argentinië, 1 februari 1930 – 10 januari 2011) was de dochter van een Engelse spoorwegarbeider van Ierse afkomst, die goed piano speelde en een Argentijnse vrouw van Andalusische afkomst. In het gezin was veel belangstelling voor literatuur en muziek. Op haar 15de publiceerde María Elena Walsh al gedichten in tijdschriften en kranten, in 1947 verscheen haar eerste boekuitgave.

In 1948 afgestudeerd, reisde María Elena Walsh naar Noord–Amerika en vandaar naar Parijs, om de fascistische regering van Péron te ontvluchten, waar ze vier jaar bleef en met de Argentijn Leda Valladares het duo Leda & Maria vormde en overal Argentijnse folklore concerteerde.

Tijdens het miliataire dictatorschap van 1976 – 1983 verzette ze zich op schrift en in muziek hevig tegen het bewind. In 1985 werd María Elena Walsh ereburger van Buenos Aires, en in 1990 kreeg ze een ere doctoraat aan de Nationale Universiteit van Cordoba.

María Elena Walsh overleed aan botkanker in Buenos Aires, 80 jaar oud.Vanaf 1980 leefde María Elena Walsh samen met haar partner, fotografe Sara Facio (*1932).

María Elena Walsh schreef

     11 boeken en gedichtenbundels voor volwassenen

     40 kinderboeken 

María Elena Walsh componeerde

     20 (series) liederen

- Como la Cigarra, 1972, zeer weemoedig

 

Jaap Vink (Den Helder, 12 februari 1930 – Appingedam, 30 januari 2023  zette als geluidsingenieur de CEM electronic studio in Bilhoven op en was daar zes jaar directeur. Vanaf 1957 werkte hij aan het Instituut voor Sonologie aan de Rijksuniversiteit van Utrecht, als componist en docent.

Jaap Vink componeerde

     8 elektronische werken

- Residuals, 1972, pianist Polo de Haas heeft daar in 1972 een uitbreiding voor vijf akoestische instrumenten bij uitgewerkt voor onder meer hoboďst Han de Vries

 

 

 

 

 

 

Pierre Max Dubois (Graulhet, Frankrijk, 1 maart 1930 – Rocquencourt, 29 augustus 1995) studeerde eerst aan het conservatorium van Tours en daarna aan het Conservatorium van Parijs compositie bij Darius Milhaud. Van 1967 tot 1995 was hij docent analyse en muzikale cultuur het Conservatoire national supérieur de musique et de danse de Paris.

Pierre Max Dubois componeerde

     10 (series) werken voor piano

     60 series werken voor houtblazers

- Quartet for Saxophones in F grote terts, 1962.

- Sonatine-tango, 1983, voor fagot en piano

     16 series werken voor koperblazers

     3 werken voor strijkers

     3 werken voor harp

     2 werken voor gitaar

     3 werken voor accordeon

     3 werken voor percussie

     17 werken voor ensembles

     2 werken voor jeugdorkest

     33 orkestwerken

     2 werken voor harmonie-orkest

     1 cantate

     1 kinderopera

     1 koorwerk

 

Dieter Schnebel (Lahr, Baden, Duitsland, 14 maart 1930 – Berlijn, 20 mei 2018) studeerde van 1942 tot 1945 privé muziek bij Wilhelm Siebler. Van 1945 tot 1949 studeerde hij piano bij Wilhelm Resch. In 1949 ging hij naar de Muziekhogeschool Freiburg, waar hij bij Eric Doflein tot 1952 muziekgeschiedenis studeerde en zorgde hij er ook voor dat hij op de Universiteit van Freiburg de lessen van Martin Heidegger volgde. Ondertussen was hij ook begonnen met compositiestudie, waarvoor hij Ernst Krenek, Theodor W. Adorno en Pierre Boulez opzocht. Een en ander leidde er toe dat hij aan de University of Tübingen musicologie ging studeren bij Walter Gerstenberg. Hij studeerde er ook theologie en filosofie, en studeerde ondertussen weer stevig piano. In 1955 studeerde hij af als doctor in de theologie met een dissertatie over Arnold Schoenberg. In 1956 trouwde hij met Camilla Riegger, ze kregen een zoon en een dochter. Hij werd predikant en doceerde theologie en religie tot 1963. Toen nam hij er als docent ook nog maar filosofie en psychologie bij. In 1968 overleed zijn vrouw Camilla, waarvan hij erg van slag raakte en al zijn werkzaamheden opgaf. In 1970 hertrouwde hij met Iris von Kaschnitz, en ging in München tot 1976 religieuze studies en muziek doceren. Ondertussen werd hij vanaf 1970 in Berlijn professor experimentele muziek en muziekonderzoek. Vanaf 1976 doceerde hij in Berlijn ook compositie. In 1995 ging hij met pensioen. Dieter Schnebel overleed aan een hartziekte.

Dieter Schnebel componeerde

     6 opera’s

     1 muziektheaterwerk voor kinderen

     1 ballet

     22 orkestwerken

     13 symfonische vocale werken

     28 (series) kamermuziekwerken

     4 werken voor spreker met zanger(s), (koor) en/of instrumenten

- Schicksal: Beethoven/Hölderlin, 2018, voor spreker, alt, koor en kamerensemble, geschreven voor het Beethovenfeest Bonn 2018.

     4 werken voor zangstemmen en kamerensemble

     12 koorwerken a capella

     8 werken voor zangstem(men) en piano of ander instrumenten

     8 pianowerken

     2 orgelwerken

     1 werk voor accordeon

     11 elektronische werken

 

Michel Magne (Lisieux, Calvados, Frankrijk, 20 maart 1930 – Cergy-Pontoise, Val-d'Oise, 19 december 1984), was de vijfde van acht kinderen en begon op zijn zesde piano te spelen. Hij studeerde aan het Conservatorium in Caen en aan het Conservatorium van Parijs, waar hij zich buitengewoon ging interesseren in Elektronische Muziek.

28 Juni 1960 trouwde Michel Magne met danseres Monique Vence.

In 1962 kocht hij het kasteel d'Hérouville, dat hij tot een muziekstudio ombouwde. 26 mei 1969 brandde een vleugel van het kasteel, met al zijn muziekmateriaal en zijn gehele muziekarchief af. Na die tijd wijdde Michel Magne zich voornamelijk aan de schilderkunst. In 1970 scheidde Michel Magne van Monique Vence en begon een relatie met de 16-jarige Marie Claude, met wie hij in 1972 trouwde.

Michel Magne pleegde 19 december 1984 zelfmoord in een hotel in Cergy-Pontoise.

Michel Magne componeerde

     orkestwerken

     86 filmscores

- "Le repos du guerrier", 1962, (Roger Vadim, met Brigitte Bardot), de filmmuziek werd in 1964 omgezet naar het lied "Cent mille chansons", wereldberoemd geworden in de versie van Frida Boccara

     songs met name voor Juliette Gréco

- "Cent mille chansons", 1964, naar Johann Sebastian Bachs'  'Mache dich, mein Herze, rein' uit de Matthaeus Passion, BWV244, oorspronkelijk "Le repos du guerrier", 1962,  wereldberoemd geworden in de versie van Frida Bocarra.

 

Stephen Joshua Sondheim (New York City, Verenigde Staten, 22 maart 1930 – Roxbury (Connecticut), 26  november 2021) zag op zijn 9de jaar de musical ‘Very Warm for May’ van Jerome Kern en Oscar Hammerstein. Na de scheiding van zijn ouders verhuisde hij met zijn moeder naar Pennsylvania en werd daar zo’n beetje de buurjongen van Oscar Hammerstein. Stephen Sondheim schreef op zijn 15e zijn eerste musical ‘By George’ en liet hem aan Oscar Hammerstein zien, die er zijn ongezouten, maar opbouwende kritiek op gaf, en de jongen meteen maar onder zijn hoede nam en hem alles leerde wat hij wist over het schrijven van musicals.

Stephen Sondheim studeerde aan het Williams College in eerste instantie wiskunde, maar hij schakelde al snel over op theater en musical, waarop hij in 1950 magna cum laude afstudeerde. Daarna studeerde Stephen Sondheim nog muziektheorie en compositie bij Milton Babbitt.

In 1957, 26 jaar oud, schreef hij samen met Leonard Bernstein de teksten voor de West Side Story. Vanaf zijn 40ste jaar deed Stephen Sondheim niet moeilijk meer over zijn homosexualiteit. Hij trouwde in 2017 met digitaal technicus Jeffrey Scott Romley. Ze woonden in Manhattan en in Roxbury in Connecticut. Stephen Sondheim overleed op zijn 91ste in de armen van Jeff aan hart- en vaatproblemen.

Stephen Sondheim werd de Shakespeare van het musicalgenre genoemd. Zijn liedteksten en muziek waren markant, karakteristiek en zeer typerend voor zijn karakters. Hij wist alledaagse dingen om te zetten in prachtige poëzie.

Stephen Sondheim componeerde (en schreef de teksten) van

     33 Broadwaymusicals en theaterproducties

- A Funny Thing Happened on the Way to the Forum, 1962,

- Company, 1970,

- Follies, 1971,

- A Little Night Music, 1973, een bewerking van Ingmar Bergmans film Smiles of a Summer Night, hangt tussen opera en musical in. Stephen Sondheim schreef er het lied Send in the Clowns voor, ballade waarin personage Desirée Armfeldt mijmert over de ironie en teleurstellingen van haar leven. Het werd een jazzstandard en een evergreen, Sondheims grootste sucesnummer.

- Pacific Overtures, 1976,

- Sweeney Todd, the Demon Barber of Fleet Street, 1979, liedteksten Stephen Sondheim, script Hugh Wheeler, gebaseerd op een toneelstuk uit 1973 van Christopher Bond  over de legendarische Sweeney Todd, een bloeddorstige kapper/seriemoordenaar, die sinds de 19e eeuw opduikt in Britse verhalen. De eerste helft van de musical overheerst humor, de tweede helft horror.

- Merrily We Roll Along, 1981,

- Sunday in the Park with George, musical, libretto James Lapine, songs Stephen Sondheim, 1984

- Passion, musical in één bedrijf, libretto James Lapine,  1994, het verhaal overgenomen van de film Passione d'Amore van Ettore Scola uit 1981, die weer gebaseerd was op de roman Fosca  van Iginio Ugo Tarchetti uit 1869. Het verhaal speelt zich af in een legerplaats in Italië, waar in het huis van de kolonel zijn nicht Fosca woont, een vrouw met veel lichamelijke en psychishe problemen. De knappe kapitein Gorigio komt met haar in contact en dat levert een melodrama op met liefde, sex, obsessie, ziekte, passie, schoonheid, kracht en mainpulatie. Hoe Sondheim wil je het hebben.

     8 revue’s

- Putting it together, 1992, met 44 Sondheim-nummers (In een Nederlandse vertaling van Jeremy Baker, 2014)

     6 filmscores

     6 TVscores

www.sondheim.com

 

Cristóbal Halffter (*Madrid, Spanje, 24 maart 1930 – Villafranca del Bierzo, 23 mei 2021) had ook twee neven die componist zijn: Rodolfo en Ernesto Halffter. In 1936 verhuisden de ouders van Cristóbal Halffter naar Duitsland om te ontsnappen aan de Spaanse Burgeroorlog. In 1939 keerden zij terug naar Madrid, waar Cristóbal Halftter in 1951 aan de Duitse school afstudeerde. In 1955 werd hij benoemd als dirigent van het Manuel de Falla orkest. Hij kreeg een succesvolle carričre als dirigent, en schreef muziek die het traditionele Spaanse element met avant-garde technieken combineerde. Zijn eerste dodecafonische compositie, Vijf microvormen voor orkest, veroorzaakte in 1960 een schandaal in Madrid.

In 1961 werd hij professor compositieleer aan het Koninklijk conservatorium van Madrid.

Cristóbal Halffter componeerde in elk geval

     2  opera’s

- Don Quichotte, opera in één bedrijf, 2000. libretto Andrčs Amores

     8 balletten

     4 theaermuziekwerken

     5 concerten

     5 andere orkestwerken

     3 werken voor koor en orkest

     1 koorwerk a capella

     2 cantates

     7 strijkkwartetten, uitstekend werk. CD: String Quartets 1,2 & 7, Leipziger Streichquartett MDG 307 1671-2 DDD

     7 andere kamermuziekwerken

- Fandango, voor cello octet, 1989, bewerking van de Fandago van Padre Antonio Soler voor klavecimbel. hommage aan de grote cellisten van de 20ste eeuw, zoals Mstislav Rostropovitsj en Heinrich Schiff. Virtuoos.

     11 werken voor zangstem en piano

     2 werken voor zangstem en andere instrumenten

     3 liederen of serie liederen voor zangstem en begeleiding

     3 werken voor een ander instrument solo 

- Improvisación sobre el "Lamento di Tristano", 1999, voor tenorblokfluit

     18 pianowerken

     12 filmscores

 

Claude Bolling (Cannes, Frankrijk, 10 april 1930 – Saint-Cloud, 29 december 2020) studeerde aan de conservatoria in Nice en Parijs. Claude Bolling was een wonderkind, dat op zijn 14de al professioneel jazzpiano speelde met sterren als Lionel Hampton, Roy Eldridge, en Kenny Clarke. Hij werd een goede vriend van Oscar Peterson.

Claude Bolling componeerde

     33 jazzy kamermuziekwerken

- Suite voor fluit en Jazz Pianotrio, geschreven voor Jean-Pierre Rampal, een mix van barokke elegantie en moderne swing

- Toot Suite voor trompet en piano,  geschreven voor Maurice André

deel 2: Mystique

     100 filmscores

- Borsalino, 1970

- California Suite, 1978

     40 TVscores

 

Friedrich Gulda (Wenen, Oostenrijk, 16 mei 1930 – Weissenbach, 27 januari 2000) werd geboren in Wenen als zoon van een leraar. Hij leerde pianospelen van Felix Pazofsky aan het Wiener Volkskonservatorium toen hij 7 jaar was. Vanaf 1942 studeerde hij aan de Universität für Musik und darstellende Kunst Wien piano en muziektheorie bij Bruno Seidlhofer en Joseph Marx.

Vanaf de jaren '50 ontwikkelde hij interesse in jazz. Hij speelde met Weense musici als Alexander Jenner. In 1982 speelde Gulda met jazzpianist Chick Corea.

 Door zijn onorthodoxe werkwijze kreeg Friedrich Gulda de bijnaam "terrorist-pianist". Friedrich Gulda had een hekel aan gezaghebbende instituten als de Weense Academie. Hij weigerde de "Beethovenring" die hij kreeg aangeboden als erkenning van zijn prestaties, en simuleerde zelfs zijn eigen dood in 1999, waarmee hij zijn naam als enfant terrible onder de pianisten waarmaakte. Toch wordt hij beschouwd als een van de grootste pianisten van de 20e eeuw. Tot zijn leerlingen behoren Martha Argerich en de dirigent Claudio Abbado.

Friedrich Gulda was tweemaal getrouwd, eerst met Paola Loew (25 oktober 1961) en vervolgens met Yuko Wakiyama (9 april 1968). Twee van zijn drie zoons, Paul en Rico Gulda (een uit elk van zijn huwelijken) zijn ook vooraanstaande pianisten

Hij wilde graag overlijden op de verjaardag van de componist die hij het meest bewonderde: Mozart, wat hij ook deed: op 27 januari 2000 op 69-jarige leeftijd, na hartfalen. Gulda is begraven op de begraafplaats van Steinbach am Attersee.

Friedrich Gulda componeerde

     10 totaalkunstwerken

     6 concerten

- concerto voor violoncello en blaasorkest, 1980, genieten van de afwisseling in sfeer en stijl

     instrumentale stukken

- Prelude en fugue,1965

- Variaties op 'Light My Fire' van The Doors.

     kamermuziek

     liedjes

     14 werken of series werken voor piano

     2 filmscores

 

Hans Kox (Arnhem, 19 mei 1930 – Haarlem, 25 februari 2019) was afkomstig uit een muzikale familie, zijn vader was koordirigent en organist. Zijn muziekstudie, begonnen bij zijn vader, zette hij voort aan het Utrechts Conservatorium. Hij studeerde van 1948 tot 1951 in Amsterdam piano bij Jaap Spaanderman. Daar hij de vakkennis van Henk Badings zeer bewonderde, werd hij van 1951 tot 1955 compositie privé-leerling bij hem. Henk Badings leidde hem op voor het staatsexamen.

In 1956 werd hij, op 26-jarige leeftijd, directeur van de muziekschool te Doetinchem, een functie die hij tot 1971 bleef vervullen. In deze 15 jaar groeide deze muziekschool onder zijn leiding uit tot een van de best uitgeruste muziekinstituten van West-Europa. Daarna werd hij, verhuisd naar Haarlem, adviseur van het Noordhollands Philharmonisch Orkest. In 1974 werd Hans Kox benoemd tot artistiek leider van het Concertgebouworkest. Aanvankelijk sloot Hans Kox zich aan bij de notenkrakers, later trok hij zich daar weer uit terug. Zijn muziek bleef geworteld in de Europese traditie en daardoor werd zijn muziek afgedaan als niet vernieuwend. Door twee vernietigende recensies in de Volkskrant (Hans Heg) en de NRC (Hans Reichenfeld) over zijn opera "The picture of Dorian Gray" vond hij dat hij die positie moest opgeven. De nasleep van de twee (volstrekt onterechte, Dorian Gray was een prachtige opera, zijn  tijd 40 jaar vooruit) recensies heeft Hans Kox' leven bepaald. Tot 1984 was hij docent compositie aan het Utrechts Conservatorium. Onder zijn leerlingen bevonden zich Marc van Delft en Hardy Mertens. Ná 1984 heeft hij zich volledig aan het componeren gewijd. Hans Kox had niets met seriële muziek, die volgens hem geen echte diepte bereikte. Zijn muziek is indringend en verdient meer aandacht. 

Uitspraak Hans Kox in Het Parool, 25 april 2015: "Het enige wat je ze (studenten) kunt leren is de techniek. En dat is ook hard nodig, want niemand weet tegenwoordig nog iets. Ze zitten tegenwoordig allemaal achter dat rotding, de computer. Weg ermee! Wat je daarop maakt, heeft niets met de werkelijkheid te maken. Het is heerlijk voor de e-mailtjes, maar voor componeren? Nee." 

Hans Kox componeerde

     7 opera’s en toneelmuziekwerken

- Dorian Gray, opera in 2 actes, voor 10 solisten en orkest; libretto: van de componist naar Oscar Wilde, 1976. Pracht van een opera, de enige Nederlandse productie bij De Nederlandse Opera die ooit tot drie cycli kwam. Herkenbare muziek. Dorian Gray heeft  bij het vervaardigen van zijn schilderij door de schilder Basil Hallward zijn ziel aan de duivel verkocht. In ruil daarvoor wordt niet hij, maar zijn portret ouder. Gray's innerlijke leegte leidt ertoe dat hij iedereen om zich heen in het verderf stort. CD opname Attaca.

- Das grüne Gesicht, 1991, voor 5 solisten en orkest

- Rochesters Second Battle, 2003, kameropera, voor 8 solisten, 1 spreker en orkest - libretto: Nicholas Fischer

- Die Todesfrau, 2005, dramatische legende voor drie solostemmen, kamerkoor, fluit en cello; tekst: van de componist en Dr. Jan van der Ligt, naar Gertrud von le Fort "Das Gericht des Meeres"

- Lalage’s Monologues, 2012, opera voor sopraan, viool en piano naar een toneelstuk van Edgar Allan Poe aangepast door Willem Sutherland.

     2 balletten

     1 oratorium

- Sjoah, 1989, oratorium voor sopraan, tenor, bas, gemengd koor en orkest

     6 symfonieën

- Symfonie nr. 1, 1959, voor strijkorkest

- Symfonie nr. 2, 1966

- Symfonie nr. 5 "Umbrae Futurae", 2007

     16 concerten

- Concertante Muziek, 1956, voor hoor, trompet, trombone en orkest

- Concert nr. 1, 1963, voor viool en orkest

- Concert voor twee violen en orkest, 1964

     19 andere orkestwerken

- Umbrae futurae, 2006

     8 werken voor harmonieorkest

     6 cantates

- Anne Frank Cantate, 1984, voor sopraan, alt, bas, gemengd en orkest

     3 andere religieuze werken

     9 werken voor koor (en orkest)

     6 (series) liederen voor zangstem en piano of orkest

- L'allegria, voor sopraan en orkest, 1967, onvoorstelbaar mooi

- Gedächtnislieder, 1972 voor kamerorkest, sopraan en basklarinet, op teksten van Paul Celan

     19 kamermuziekwerken

- The stranger, 1993, 20-delig werk voor altsaxofoon en stem, sombere gedachten over een man die cyaankali heeft geslikt, snel hoopt te steren maar er een uur over doet. Niet echt een vrolijk werk dus. Lijvig en lastig te spelen. 

- Sonate voor cello en piano, 1987, gereviseerd 1991

- Four Studies voor contrabas solo, 1988

- Sonate voor cello solo, 2012

     2 werken voor orgel

     10 werken voor 1 of 2 piano’s

     1 werk voor klavecimbel

     1 werk voor big band

     muziek voor 2 films

 www.hanskox.nl

 

Hans-Martin Linde (*Iserlohn, Westfalen, 24 mei 1930), zoon van muzikale ouders, begon als 11-jarige dwarsfluit te spelen. Hij studeerde dwarsfluit bij Gustav Scheck en koordirectie en compositie bij Conrad Lechner aan de Muziekhogeschool in Freiburg, Bresgau. Als achttienjarige ontmoette hij een vriendin, die blokfluit speelde. Daarop studeerde hij meteen maar de f-moll sonate van Telemann in. Dat leidde tot een diepgaande studie op zowel blokfluit als traverso, waarin Gustav Scheck hem flink stimuleerde. Van 1947 tot 1951 studeerde hij bij Gustav Scheck op de Freiburger Musikhochschule, die hij samen met muziekwetenschapper  Wilibald Gurlitt in 1946 had opgericht. In 1951 ging hij als privémuziekdocent aan het werk in Iserlohn en begon aan een lange samenwerking met de Westdeutscher Rundfunk. Hans-Martin Linde pakte na de  de voortgang en actualisering van het blokfluitonderwijs weer op, die onderbroken was door de toestanden van de Tweede Wereldoorlog. Daartoe schreef hij een aantal toonaangevende studiewerken.  

Van 1955 tot 1972 was hij solofluitist van de Cappella Coloniensis, van 1983 tot 2000 was hij er dirigent. Hans-Martin Linde werd in 1957 docent blokfluit, traverso en en kamermuziek aan de Schola Cantorum te Bazel en bleef dat tot 1976. Hij was getrouwd met Nadia Stein en bleef in Bazel in Zwitserland wonen .Hij werd een van de belangrijkste docenten aan de Schola Cantorum, uit de hele wereld kwamen muzikanten bij hem studeren. Van 1976 tot 1979 was hij directeur aan het conservatorium te Bazel, van 1979 tot 1995 doceerde hij koordirectie en uitvoeringspraktijk.

Behalve tientallen blokfluit/traverso inspelingen telt zijn discografie ook een aantal opnamen waarop hij verdienstelijk bariton zingt! Zijn muziekwetenschappelijke bijdragen en zijn blokfluitcomposities zijn bepalend geweest voor alle blokfluitisten uit de tweede helft van de twintigste eeuw. Hij was degene die de blokfluit in het Duitstalige gebied tot concertinstrument maakte. Hans-Martin Linde schreef 100 recensies voor het houtblaasmuziektijdschrift Tibia van uitgeverij Moeck.

In 1993 kreeg hij de Duitse Händelprijs voor zijn unieke interpretaties. Tot op de dag van vandaag (2020, 90 jaar oud) werkt hij als fluitist, dirigent, zanger, komponist, muziekwetenschapper en uitgever.

Hans-Martin Linde schreef een standaardwerk over blokfluit en blokfluitspel: Handbuch des Blockflötenspiels, 1962, en over het versieren van oude muziek:  Die kleine Anleitung zum Verzieren alter Musik,1958

Zie voor een volledig overzicht van zijn blokfluitcomposities de afdeling  Geschiedenis Blokfluit 1; Componisten

Hans-Martin Linde componeerde

     5 werken voor orkest of groot ensemble

- Introduction und Aria mit Bach, 2004, voor blokfluitkoor en mandolineorkest

- Concerto per organo ed otto strumenti, 2004

     17 kamermuziekwerken

- Music fot two, 1983, voor blokfluit en gitaar

- Sonate, voor altblokfluit en orgel, 1993

- 3 Jazzy Tunes, 1996, voor blokfluit en piano, gecomponeerd voor de verjaardag van zijn vrouw Nadia.

- repeats, 2013, voor blokfluit en piano

- 14 Miniaturen, 2015, vor sopraanblokfluit solo.

     6 koorwerken

     8 (series) liederen voor zangstem en instrument(en)

- 3 Brentano-Lieder voor zangstem en blokfluit

     16 werken voor een instrument solo

- Music for a bird, 1968, 7 stukjes voor altblokfluit solo, zijn beroemdste compositie met voor die tijd volledig nieuwe speeltechnieken als glissando, frullato, multiphonics, tremoli, vrije timing en zingen.

- Basler Blockflöten Buch, 1995, 25 etudes voor sopraan-, alt-, tenor- en basblokfluit

- Amarilli mia bella, 1971, voor blokfluit solo

Voor al Hans-Martin Lindes Blokfluitwerken zie afdeling  Geschiedenis Blokfluit 1; Componisten

www.hansmartinlinde.ch

 

Pieter van der Staak (Den Haag, 25 mei 1930 – Zwolle, 2 november 2007) studeerde van 1954 tot 1959 in Sienna gitaar bij Andrés Segovia en Alirio Diaz, vihuela en muzieknotatie bij Emilio Pujol en compositie bij Wolfgang Wijdeveld; daarna studeerde hij aan het Conservatorium te Maastricht onder leiding van de gitarist Hans Lutz Niessen.

Pieter van der Staak was getrouwd met celliste Maria Hol. Tot zijn pensioen in 1984 was hij hoofdvak docent klassiek gitaar aan de ArtEZ hogeschool voor de kunsten te Zwolle.

Internationale bekendheid kreeg Pieter van der Staak door de oprichting van de stichting "Internationale Gitaarweken Zwolle", één van de meest gerenommeerde festivals in haar soort.

Pieter van der Staak componeerde

     2 orkestwerken met gitaar

     4 kamermuziekwerken met gitaar

     9 werken of series werken voor cellokwartet,

     9 andere (series) kamermuziekwerken

     1 serie werken voor accordeon-orkesten

     10 werken of series werken  voor gitaar

     15 werken of series werken  voor meerdere gitaren

 

Barbara (Monique Andrée Serf), (Parijs, 9 juni 1930 – Neuilly-sur-Seine, 24 november 1997) was de tweede van vier kinderen van Jacques Serf, en Esther Brodsky. Ze waren van Joodse afkomst en moesten tijdens de bezetting van Frankrijk door de nazi's in de Tweede Wereldoorlog onderduiken. Barbara nam haar artiestennaam over van haar Russische grootmoeder, Varvara Brodsky.

Na de oorlog hoorde een buurvrouw, die muzieklerares was, haar zingen en zette zich in om er voor te zorgen dat zij haar zangtalent kon ontwikkelen.

Ze kreeg zang- en pianolessen en ging studeren aan de École supérieure de musique. Daarnaast zong ze La Fontaine des Quatre Saisons, een populair cabaret in Parijs. Haar lengte, zwarte kleren, gitzwarte haren en bleek gezicht gaven "de zwarte dame" een spookachtige verschijning die de melancholie van de teleurgestelde liefde weergaf.

Van 1950 tot 1952 woonde Barbara in Brussel.

In oktober 1953 trouwde ze met Claude John Luc Sluys, een Belgische rechtenstudent van wie ze in 1956 al weer scheidde.

In 1969 ging Barbara ook aan het werk als actrice, zowel in musicals als films.

Haar laatste rol was in 1977 in de film Je suis né ŕ Venise geregisseerd door de danser en choreograaf Maurice Béjart. In dre tachtiger jaren van de vorige eeuw zette Barbara zich tomeloos in voor de fondsenwerving om aids te behandelen. Ze zette zich ook altijd in voor mensenrechten, waar dan ook.

In 1988 kreeg Barbara om die redenen de Légion d'honneur, een hoge Franse onderscheiding.

Ze is overleden aan ademhalingsproblemen op 24 november 1997 en begraven op het Cimetičre parisien de Bagneux.

In 1998 heeft de gemeente Saint-Marcellin waar het gezin met Barbara in de Tweede Wereldoorlog was ondergedoken besloten om een plein naar haar te vernoemen.

In Nederland worden chansons van Barbara vertolkt door Wende Snijders.

Barbara componeerde

     215 chansons

- Dis, quand reviendras-tu? 1962

- Nantes, 1963, over haar vader;

- Pierre, 1964

- La solitude, 1965

- Septembre (Quel joli temps), 1965, een steletje besluit uit elkaar te gaan op het hoogtepunt van de romance, omdat hij denkt dat het nooit meer beter zal worden 

- Göttingen, juli 1965

- Une petite cantate, 30 september 1965

- Du bout des lčvres, 1968

- Mes hommes,  1968

- L'aigle noir, 1970

- Vienne, 1971

- Je t’aime… moi non plus, 1973

- Lŕ bas, 1973

- L’île au mimosas, 1985, een fantastisch lied over een muzikant die zijn carričre voor zijn ware liefde op wil geven.

www.passion-barbara.net

 

Ryohei Hirose (Hakodate, Hokkaido, Japan, 17 juli 1930 – Kyoto, 24 november 2008) studeerde compositie aan de Tokyo Kunsthogeschool bij Tomojiro Ikenouchi en Akio Yashiro. Hij was van 1977 tot 1996 docent en later professor aan de Universiteit van Kyoto. In 1997 werd hij docent aan de Universiteit voor Muziek en Uitvoerende Kunsten "Mozarteum" in Salzburg, en in 2003 aan de Folkwang Universiteit in Essen.

Van 1984 tot 1988 was hij voorzitter van het Japanse genootschap voor eigentijdse muziek. Van 2000 tot 2004 was hij voorzitter van de Kyoto Kunsthogeschool en het Onderzoekscentrum voor voor Traditionele Muziek.

Ryohei Hirose componeerde

     13 werken voor orkest

     3 werken voor harmonieorkest

     4 koorwerken

     16 kamermuziekwerken

- Meditation, voor altblokfluit solo, 1975

- Lamentation voor blokfluitkwartet, 1975

- lllusion of the Crescent, voor tenorblokfluit solo, 2005

     1 werk voor slagwerkensemble

     27 werken voor traditionele Japanse instrumenten zoals de shakuhachi, een Japanse fluit

Voor een totaaloverzicht van zijn werken met blokfluiten en met shakuhachi zie bij de Afdeling blokfluitgeschiedenis van deze site: 6. Componisten van blokfluitwerken.

 

Veljo Tormis (*Kuusalu, Estland, 7 augustus 1930 – Tallinn, 21 januari 2017) zijn vader was koordirigent, organist en muziekdocent. Vanaf 1942 studeerde Veljo Tormis orgel bij de muziekschool in Tallinn en vanaf 1949 orgel, koordirectie en compositie bij Villem Kapp aan het conservatorium in Tallinn. In 1951 vervolgde hij zijn studies aan Conservatorium van Moskou bij Vissarion Sjebalin.

Veljo Tormis werkte na zijn studie een tijd als docent muziektheorie en compositie aan de Muziekhogeschool in Talinn. Arvo Pärt was daar een leerling van hem. In 1969 stopte hij daarmee en werkte als fulltime componist.

Veljo Tormis was getrouwd met theaterspecialist Lea Rummo (*1932). Hun zoon Tőnu Tormis (*1954) is fotograaf.

Veljo Tormis componeerde

     1 opera

     5 andere theaterwerken

     10 toneelmuziekwerken

- Luigelend (‘Vlucht van de zwaan’), 1965.

     17 (series) orkestwerken

- Ouverture (Avamäng) nr. 2, 1959

- Reminiscentia, 2009, cyclus instrumentale transcripties van zijn koorwerken, gewijd aan de seizoenen

     6 (series) kamermuziekwerken

     500 koorwerken, de meeste a cappella.

- Raua needmine (Een vloek over het ijzer’), 1972

- Latviešu burdona dziesmas (Letse Bourdon liederen) 6 liederen voor gemengd koor zevenstemmig, 1982

- Piispa ja pakana (‘De bisschop en de heiden), 1992

     35 (series) liederen voor zangstem en piano of andere instrumenten

     1 serie pianowerken

     1 serie orgelwerken

     35 filmscores. 

www.tormis.ee

 

Bernardus Franciscus (Dick) Raaijmakers (Raaymakers) (Maastricht, 1 september 1930 – Den Haag, 4 september 2013) studeerde piano aan het Conservatorium van Tilburg en aan Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Van 1954 tot 1960 was hij medewerker bij het Natuurkundig Laboratorium van de Philipsfabrieken in Eindhoven op elektro-akoestisch gebied, waardoor hij de bijnaam "Dik Natlab" kreeg en ging publiceren onder het pseudoniem Kid Baltan. In 1960 werd de Philipsstudio overgenomen door de Rijksuniversiteit Utrecht en tot 1962 was Dick Raaijmakers daar wetenschappelijk medewerker. Van 1963 tot 1966 werkte hij samen met Jan Boerman in een zelf opgerichte studio voor elektronische muziek in Den Haag. Sinds 1966 tot aan zijn pensionering in 1995 was hij docent Elektronische en Hedendaagse Muziek aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag en vanaf 1991 docent muziektheater bij de interfaculteit Beeld en Geluid van het Koninklijk Conservatorium en de Koninklijke Academie. In 2005 kreeg Dick Raaijmakers een eredoctoraat aan de Universiteit Leiden en ontving hij de Johan Wagenaar Prijs voor zijn gehele oeuvre.

Dick Raaijmakers componeerde

     46 muziektheaterproducties en muziek-scenische composities

     20 nuziekwerken (met elektronica)

- Song of the second Moon, 1957, de eerste populair-elektronische compositie ter wereld.

- Der Fall Leiermann,  1991, geďnspireerd door Franz Schubert en gebaseerd op het slot van de televisiefilm van Fritz Lehner Mit meinen heiszen Tränen uit 1986 over het leven van Schubert. Uit te voeren op een bandrecorder met handbediening

 

Theodore Walter “Sonny” Rollins (*New York, 7 september 1930) zijn ouders waren afkomstig van de Amerikaanse Maagdeneilanden. Hij groeide als jongste van drie kinderen op in centraal Harlem en op Sugar Hill in Manhattan. Hij kreeg zijn eerste altsaxofoon toen hij zeven jaar oud was. Sonny Rollins ging naar de Edward W. Stitt Junior High School en slaagde op de Benjamin Franklin High School in East Harlem. Hij begon zijn muzikale leven als pianist, stapte over naar de altsaxofoon en in 1946 uiteindelijk naar de tenorsaxofoon.

Een erge brave muzikant was Sonny Rollins niet. In de vroege 1950-er jaren werd Sonny Rollns gearresteerd vanwege een gewapende roofoverval en zat hij 10 maanden in de gevangenis. In 1952 werd hij gearresteerd wegens heroďnegebruik.

Sonny Rollins maakte opnamen met Miles Davis in 1951 en met Thelonious Monk in 1953.

In 1955 ging Sonny Rollins naar het Federal Medical Center in Lexington om van de drugs af te kicken. Het lukte hem door als vrijwilliger deel te nemen aan een experimentele methadontherapie. Hij raakte volledig drugsvrij en werd een veel betere muzikant

Sonny Rollins speelde in 1955 kort mee in het Miles Davis kwintet en maakte daarna deel uit van het Clifford Brown - Max Roach kwintet, waar hij leider van werd toen Clifford Brown in 1957 overleed.

Op 22 juni 1956 nam hij Saxophone Colossus op, een van zijn hoogst gewaardeerde albums.

In 1957 trouwde hij met actrice en model Dawn Finney.

In 1959, toen hij gefrustreerd raakte met zijn – volgens hemzelf – muzikale beperkingen, nam hij een tweede verlof van de muziek. Om een zwangere buurvrouw niet lastig te vallen, ging hij oefenen op de Williamsburg Bridge. Zijn comebackalbum heette dan ook The Bridge.

Sonny is een van de avontuurlijker muzikant. Elk album verschilde hemelsbreed van het voorgaande. In 1972 raakte hij in contact met R&B, pop en funkritmes. In 1985 kwam zijn Solo Album uit.

Op 11 september 2001 was Sonny Rollins in de buurt van het World Trade Center toen de torens instortten. Vlak daarna nam hij het livealbum Without a Song: The 9/11 Concert op.

Op 24 november 2010 heeft Sonny Rollins, 53 jaar nadat hij er voor het eerst optrad, de Jazz Award 2010 van het Concertgebouw gekregen. Vanaf 2012 treedt hij vanwege ademhalingsproblemen niet meer op.

Sonny Rollins staat bekend om zijn krachtige sound die hij onder meer aan zijn circulaire ademhalingstechniek en het gebruik van een heel open mondstuk te danken heeft.

Sonny Rollins maakte

     44 studio-albums

     16 live-albums

- Rollins in Holland, 1967, met Han Bennink, slagwerk en Ruud Jacobs, bas

 

Theo Loevendie (*Amsterdam, 17 september 1930) groeide op in de Amsterdamse Kinkerbuurt. Er was thuis weinig geld. Op de MULO vond hij alleen de muzieklessen interessant. Hij ging klarinet spelen bij de Postharmonie, maar de Amerikaanse jazzmuziek was zijn grote liefde. In 1952 fromeerde hij zij  eerste jazzkwartet. Op zijn vijfentwintigste ging hij naar het Amsterdams Conservatorium conservatorium. Daar studeerde hij compositie en klarinet. Een tijd lang hield hij zich alleen maar met jazzmuziek bezig, waarvoor hij verschillende prijzen won (1979 Wessel Ilckenprijs). Van 1958 tot 1960 had hij een eigen programma bij de VARA, Romance in Jazz. Vanaf 1970 doceert Theo Loevendie compositie aan diverse conservatoria. Tot zijn leerlingen behoren onder andere Svitlana Azarova, Bram Van Camp, Matthias Kadar, Vanessa Lann, Peter van Onna, Robin de Raaff, en Victor Varela. De laatste jaren treedt Theo Loevendie regelmatig op met zijn Ensemble Ziggurat.

Theo Loevendie componeerde

     7 opera's

- Naima, 1985, Matthijs Vermeulenprijs 1986

- Gassir, the Hero, 1990

- Esmée, 1995

- Johnny & Jones, 2001

- The Rise of Spinoza, 2014, libretto Theo Loevendie zelf. Het verhaal concentreert zich op de vervloeking van Spinoza op 23-jarige leeftijd door de Joodse gemeenschap en zijn onmogelijke liefde voor een Katholiek meisje. Spelers: Spinoza (countertenor), Clara (sopraan), François van den Embden (tenor), Rabijn Morteira (bas-bariton),  Jacob van Eyck (blokfluit)

     1 muziektheaterproduktie

- Venus en Adonis, 1980, muziek voor een theatervoorstelling van Shakespeares gedicht Venus and Adonis. Voor basklarinet, viool, mandoline, gitaar en slagwerker.

  In 1981 maakte Theo Loevendie een Venus en Adonis Suite in dezelfde bezetting

     2 cantates

- FATUM  voor tenor, bariton en blazersensemble, straat ensemble en koor, in opdracht van het Nederlands Blazers Ensemble als contrast met Mozart’s Requiem, 2009

     20 orkestwerken.

- Scaramuccia, 1969

- Flexio, 1979, gecomponeerd in zijn curventechniek, een compositietechniek die niemand anders toepast.

- Pianoconcert, 1996

- vioolconcert, 1998, opgedragen aan Isabella van Keulen;

- Vanishing Dances, 1999

- klarinetconcert, 2002

- Seyir,  voor 25 westerse en niet-westerse instrumenten, 2002,

- Nachklang, voor blokfluit solo, strijkers en klavecimbel, opdracht van Holland Baroque, 2016,  geschreven voor Eric Bosgraaf, gemodelleerd naar Bachs Derde Brandenburgse Concert

- La Calle, 2020, voor symfonie-orkest

     7 werken voor (zang)stem, (koor) en instrumenten

- De Nachtegaal, 1979 voor verteller en orkest naar het verhaal van Hans Christian Andersen.

- Six Turkisch Folkpoems, 1977, voor vrouwenstem en 7 instrumenten, een Turkse toonschaal wordt gebruikt. In 2023 in opdracht van het Concertgebouw bewerkt in een orkestversie.  

     3 werken voor improviserend solist en orkest/ensemble

     40 kamermuziekwerken

- "Ackermusic" voor pianotrio, 1997, fenomenaal;

- Dance for three, 2016, voor viool, klarinet en blokfluit.

- Tweede strijkkwartet, 2022, een ouverture en drie dansen, geschreven voor het Dudokkwartet. 

     12 (series) pianowerken

- Drie inventies, 1957
- Toccata, 1965
- Two short pieces, 1976
- Strides, 1976
- Walk, 1985
- Four easy pieces, 1993

1. stapvoets

3. fiets

- Red, Yellow and Blue, 1995
- The Barpianist, 1997

3. on the train

- Dome, 1999
- Oxymoron, 2006

"Together" voor twee piano's, 2013, geschreven voor Arthur en Lucas Jussen

     15 werken voor een ander instrument solo

- Reflex, voor blokfluit solo, 2017, geschreven voor Eric Bosgraaf

www.theoloevendie.com

 

Günter Kochan (Luckau, Duitsland, 2 oktober 1930 – Neuruppin, 22 februari 2009) werd in een ambtenaarsgezin geboren. Op zijn zevende jaar jaar kreeg hij pianoles van plaatselijke lerares Elfriede Sommer. Vanaf september 1944 ging hij naar het pas opgerichte Musische Gymnasium in Leipzig. Dat Musische Gymnasium werd in 1945 al weer gesloten en Günter Kochan studeerde aan de Oberschule in Luckau verder. In 1946 kon hij, onder meer door de inzet van zijn pianolerares, aan de studie aan de Muziekhogeschool Berlijn-Charlottenburg. Günter Kochan studeerde daar compositie bij Konrad Friedrich Noetel en Hermann Wunsch, en contrapunt bij Boris Blacher, zijn invloedrijkste docent.

Van 1948 tot 1951 werkte Günter Kochan als medewerker op de door Jean Kurt Forest geleide redactie Unser Lied – unser Leben van de afdeling Volksmuziek van de Omroep Berlijn. Ondertussen had hij in 1950 zijn diploma gehaald, trok naar Oost-Berlijn en ging daar aan de Deutsche Akademie der Künste compositie studeren bij Hanns Eisler. In datzelfde jaar werd hij docent compositie en arrangeren aan de Duitse Hogeschool voor Muziek in Oost-Berlijn. In 1952 trouwde hij met pianiste Inge Schulze. Ze kregen twee kinderen.

Günter Kochan werd door de cultuurpolitiek van de DDR behoorlijk onder druk gezet om zich van het “westelijk decadente kunstgebeuren” af te zetten. Dat belemmerde zijn ontwikkeling als componist. Als overtuigd communist volgde hij de eisen op en componeerde een aantal jeugd- en volksmassaliederen die de DDR-overtuiging deelden. Hij maakte ook blijmoedig concert- en compositiereizen naar Polen, Rusland en Cuba. Het enige waar hij achteraf spijt van betuigde, was dat hij de filmmuziek componeerde van een groot aantal propagandafilms, maar ja, dat leverde toen wel aardig wat geld op, wat hij voor zijn gezin nodig had. Op den duur verruimde hij zijn compositietechnieken, onder invloed van de werken van Sjostakovitsch en Prokofjev. Zijn werken staan muzikaal net als bij hen tussen socialistisch realisme en avant-garde in.

In 1967 werd hij Professor aan de Muziekhogeschool „Hanns Eisler“.

Vanaf 1992 leefde hij teruggetrokken in Hohen Neuendorf bij Berlijn. In 2009 stierf hij aan een longziekte in een kliniek in Ruppin.

Een deel van zijn nalatenschap bevindt zich de Saksische Lands- en Universiteitsbibliotheek in Dresden

Günter Kochan was in de DDR een van de meest gespeelde componisten.

Christian Quinque heeft een omvattende studie naar het werk van Günter Kochan gedaan en zijn werken voorzien van een WV-nummer

Günter Kochan componeerde

     4 theatermuziekwerken

     6 symfonieën

     11 concerten

     37 andere orkestwerken

- Musik für Altblockflöte, 25 Streichinsyrumente und Schlagzeug,  WV III/10, 2000, orkestbewerking van Musik voor altblokfluit en piano of Cembalo, 1996. Waar meesterwerk, kleinood.

     14 (series) werken voor koor en orkest

     6 (series) werken voor zangstem en orkest of instrumentaal ensemble

     10 werken voor koor a capella

     90 liederen voor koor of zangstem, met orkest,  instrumentaal ensemble of piano of gitaar

     51 kamermuziekwerken

- Musik voor altblokfluit en piano of Cembalo, WV IV/42, 1996, geschreven voor Markus Zahnhausen

     15 (series) werken voor zangstem en piano

     30 (series) pianowerken

     15 filmscores

     7 hoorspelscores

 

József Soproni (Sopron, Hongarije, 4 oktober 1930 – 24 april 2021) studeerde piano vanaf zijn zesde. Vanaf 1949 studeerde József Soproni compositie bij János Viski aan de Liszt Academie in Boedapest. Van 1957 tot 1972 doceerde József Soproni muziektheorie en compositie aan het Béla Bartok Conservatorium in Boedapest en vanaf 1962 ook aan de Liszt Academie. In 1992 was hij medeoprichter van de Széchenyi Academie van Kunsten en Literatuur. In 2000 werd József Soproni benoemd tot ereburger van Sopron.

József Soproni componeerde

     2 opera’s

     20 orkestwerken

     23 (series) vocale werken

     30 kamermuziekwerken

     24 (series) pianowerken

     1 serie orgelwerken

 

Stanley Myers (Birmingham, 6 oktober 1930 – Londen, 9 november 1993) studeerde aan de Universiteit van Oxford in Cambridge. Stanley Myers was in de begin jaren vijftig actief als songwriter en muziekproducent. Vanaf 1958 schreef Myers onafgebroken de muziek voor films en televisieseries.

Stanley Myers stierf aan kanker in Londen op 9 november 1993.

Stanley Myers componeerde

     orkestwerken

- Concerto voor Sopraansaxofoon en orkest, 1990, geschreven voor John Harle,

     76 filmscores

- The Walking Stick, 1970, met het lied Cavatina, Myers bekendste werk

- The Deer Hunter, 1978 , waarin Cavatina opnieuw wordt gebruikt; Ivor Novello Award.

- Prick Up Your Ears,1987, 'Best Artistic Contribution' prijs.

     30 TVscores

-  Doctor Who, 1964 onder meer zes afleveringen van de televisieserie.

 

Toru Takemitsu (Tokio, Japan, 8 oktober 1930 – 20 februari 1996) kreeg interesse in westerse muziek tijdens de Tweede Wereldoorlog tijdens het herstel van een langdurende ziekte. Hij hoorde in het ziekbed klassieke muziek van een Amerikaanse militaire radio-omroep. "Mijn eerste leraar was de radio". Hij luisterde ook naar jazz uit de platencollectie van zijn vader. In 1944 moest hij in het Japanse leger. Zijn bittere ervaringen in en vlak na de Tweede Wereldoorlog zorgden bij hem voor een grote afkeer van alles wat Japans was.

Na de Tweede Wereldoorlog besloot hij componist te worden en in 1948 studeerde hij bij Yasuji Kiyose.

In 1951 stichtte hij, samen met andere componisten en kunstenares vanuit verschillende kunstrichtingen, de groep Experimentele werkplaats, een soort mixed media groep, die al spoedig door hun avant-gardistische multimediale activiteiten bekend werd.

Toru Takemitsu was docent voor compositie aan de Yale-universiteit in New Haven, Connecticut.

Toru Takemitsu componeerde

     31 theaterwerken

     26 orkestwerken 

- Toward the Sea II, 1981, voor altfluit, harp en strijkorkest

- Twill by Twilight, 1988, ter herinnering aan Morton Feldman

- How slow the Wind, 1991, steeds terugkerende melodieflarden

- Death and Resurrection, voor strijkorkest, muziekuitgave 1996, gebaseerd op de fiilm score "Kuroi Ame" (Black Rain), die ingaat op de gevolgen van het atoombombardement op Hiroshima.

     26 concerten

- Requiem voor strijkers, 1957

- To the edge of dream, voor gitaar en orkest, 1983

- Vers, l'arc-en-ciel, Palma, voor gitaar, hobo d'amore en orkest, 1984

- Quotation of Dream – Say sea, take me! voor twee piano's en orkest, 1991, geďnspireerd door La Mer van Claude Debussy

- Spectral Canticle, voor gitaar, viool en orkest, 1995

     3 werken voor harmonieorkest

     10 muziekwerken met electronica

- Water Music, 1960, voor geluidsband

- Kwaidan, 1964, voor geluidsband

     7 muziekwerken met Japanse instrumenten

- Eclipse, 1966, voor shakuhachi en biwa

- November Steps, 1967, voor shakuhachi en biwa solo en orkest,

- Voyage, 1973, voor drie biwas

- In an Autumn Garden, 1972, voor orkest, dat gagaku (traditionele muziek aan het Keizerlijk hof) speelt.

     57 kamermuziekwerken

- Distance de Fée, voor viool en piano, 1951, gereviseerd 1989

- Landscape 1, 1960, voor strijkkwartet

- Voice, 1971, voor fluit

- Stanza II, 1971, voor harp solo

- A Way A Lone, 1980, strijkkwartet voor het tienjarige bestaan van het Tokyo String Quartet

- And then I knew 't was wind, 1992, voor fluit, altviool en harp

- Between Tides, 1993, voor viool, cello en piano

- Paths (Paden), 1994, in memoriam voor Witold Lutoslawski, voor trompet solo, duet tussen trompet met demper en trompet zonder demper 

     5 koorwerken

     2 werken voor zangstem(men) en instrumenten

     20 songs voor zangstem en piano

- La Neige,  1963, voor zangstem en piano, tekst Shin'ichi Segi,  themalied uit de film White and Black uit 1963

- Will Tomorrow, I Wonder, Be Cloudy or Clear?, 1985, voor zangstem en piano, tekst de componist

- Yesterday’s Spot, 1995,  voor zangstem en piano, tekst Shuntarō Tanikawa

     8 werken of series werken voor gitaar

     22 werken of series werken voor piano

- Romance, 1949

- Rain Tree Sketch, 1982, visionaire wereld van in klank gevatte impressies   

- Rain Tree Sketch II, 1992   

     4 werken voor percussie

     93 filmtracks

- Black Rain, 1989, regie Shohei Imamura, gebaseerd op de roman met dezelfde titel van Ibuse Masuji over de dagen na de atoombom op Hirosima

 

John Scott (Johnny Scott, geboren als Patrick John O'Hara Scott) (*Bishopston, Bristol, Engeland, 1 november 1930), kreeg zijn eerste muzieklessen van zijn vader, muzikant in de Bristol Politie Band. Op zijn 14de kwam hij terecht in het Britse leger, in de Koninklijke Artillerie Band in Woolwich en studeerde daar klarinet, harp en saxofoon. Daarnaast studeerde hij ook vibrafoon en dwarsfluit. Van dienst in het leger kwam weinig terecht, maar John Scott werd wel een internationaal bekende jazzfluitist.

Later werkte John Scott voor platenmaatschappij EMI als arrangeur en dirigent en speelde als Johnny Scott als muzikant en bandleider. Hij werkte een tijdland samen met The Beatles en hun producer George Martin. Vanaf 1965 componeerde John Scott filmscores. John Scott richtte in 1989 zijn eigen CDmaatschappij op: JOS Records, Beverly Hills, Californië. Sinds 1989 bracht JOS Records 35 CD’s uit.

Sinds 2006 is John Scott artistiek directeur van het Hollywood Symphony Orchestra.

John Scott componeerde

     1 ballet,

     21 orkestwerken,

     8 kamermuziekwerken

     100 film- en TVscores

- Antony and Cleopatra, 1972,

- The Final Countdown,, 1980, 

- North Dallas Forty, 1979,

- The Legend of Tarzan, Lord of the Apes, 1984.

www.josrecords.com

 

Peter Hope (*Edgeley, Stockport, Engeland, 2 november 1930) is de zoon van een kinderkledingverkoper, die al overleed toen Peter 5 jaar was. Zijn Canadese moeder verkocht de kleidingzaak in de jaren vijftig en verhuisde eerst naar Appleby, Westmoreland en later naar Wareham in Dorset.

Peter Hope begon met pianoles toen hij 13 jaar was en maakte snel vorderingen en bleek ook snel en goed te kunnen improviseren. Met het schoolorkest voerde hij in zijn laatste middelbare schooljaar Rachmaninovs tweede pianoconcert uit en daarna ging hij muziek studeren aan de Universiteit van Manchester bij Humphrey Procter-Gregg en Maurice Aitchison.

In 1953 ging Peter Hope aan het werk als muziekcopiist bij Mills Music, maar leefde al vrij snel van het arrangeren en componeren.

Peter Hope componeerde

     13 orkestwerken

- Ring of Kerry Suite, 1961.

- Irish Legend Suite, 1969

- Kaleidoscope, 1970

- blokfluitconcerto, 2003

     9 kamermuziekwerken

- Bramall Hall Dances voor blokfluit en gitaar, 2003

- Ouverture voor “The Rivals”, voor blokfluit, fragot en klavecimbel, 2004

     75 liederen

     4 (series) TV/Radioscores

voor een overzicht van zijn werken met blokfluiten, zie bij de blokfluitgeschiedenis van deze site: 6. Componisten van blokfluitwerken

 

Edmundo Villani-Côrtes (*Juiz de Fora, regio Minas Gerais, Brazilië, 8 november 1930) groeide op in een muzikale familie. Hij leerde zichzelf altviool spelen. In 1954 ging Edmundo Villani-Côrtes piano studeren aan het Conservatório Brasileiro de Música van Rio de Janeiro bij Lorenzo Fernandez en Guilherme Mignone. Vanaf 1960 studeerde hij compositie bij Camargo Guarnieri en Henrique Morelembaum.

Edmundo Villani-Côrtes arrangeerde 600 werken voor de orkesten van de Braziliaanse televisie TV Tupi te Săo Paulo en TV Globo te Rio de Janeiro.

Edmundo Villani-Côrtes doceerde aan de Academia Paulista de Música, het Instituto de Artes van de Universiteit van Săo Paulo (USP) in Săo Paulo en vanaf 1988 ook compositie aan de Escola de Música van de Universidade Federal do Rio de Janeiro (UFRJ).

Edmundo Villani-Côrtes componeerde

     1 opera

     15 (series) orkestwerken

     6 (series) werken voor harmonieorkest

     8 werken voor zangstem(men) en piano, orkest of instrumenten

     26 kamermuziekwerken

- Tręs Miniaturas voor hobo en piano

     33 (series) pianowerken

     1 filmscore 

 

Paul-Heinz Dittrich (Gornsdorf, Saksen, Duitslanf, 4 december 1930 – 28 december 2020) studeerde van 1951 tot 1956 aan Muziekhogeschool in Leipzig compositie bij Fidelio F. Finke en directie bij Günther Ramin. Tot 1060 was hij koordirigent aan het FDGB Ensemble in Weimar. Van 1958 tot 1960 studeerde Paul-Heinz Dittrich nog aan de Kunstacademie uin Oost-Berlijn bij Rudolf Wagner-Régeny. Daarna kon hij aan het werk als assistent aan de Hogeschool voor Muziek "Hanns Eisler" in Berlijn. In 1976 werd hij ontslagen omdat hij samenwerking met het Communistische regime weigerde. Hij bouwde een bestaan op als freelance componist.

In 1979 kreeg Paul-Heinz Dittrich niettemin de titel professor aan de Hanns Eisler Hochschule in Berlijn, maar pas vanaf 1990 ging hij er lesgeven. Ondertussen gaf hij overal in Europa compostiecursussen en -workshops en was hij gastdoent en -hoogleraar aan allerlei universiteiten en conservatoria in Europa, Amerika, Israël en Korea.

Paul-Heinz Dittrich overleed op de leeftijd van 90 jaar in Berlijn. Een samenhangend archief van zijn correspondentie met allerlei belangrijke muzikanten, musicologen en muziekwetenschappers wordt bewaard aan de Kunstacademie in Berlijn. Paul-Heinz Dittrich was een van de meest invloedrijke componisten van eigentijdse muziek in Duitsland.

Paul-Heinz Dittrich componeerde in elk geval

     toneelmuziekwerken

     16 werken voor orkest of groot ensemble

     cantates

     koorwerken

- Todesfuge, 1998, a capella voor 32 stemmen, op tekst van het gelijknamige gedicht van Paul Celan

     30 kamermuziekwerken

     5 werken voor zangstem(men) en instrument(en)

     11 pianowerken

     6 werken voor een ander instrument of zangstem solo

www.paulheinzdittrich.de

 

Jacqueline barones Fontyn (*Antwerpen, België, 27 december 1930) begon op haar vijfde met pianoles bij Ignace Bolotine. Op haar negende had zij haar eerste stukjes gecomponeerd en op haar veertiende besloot ze componiste te worden. Jacqueline Fontyn nam pianoles bij Marcel Maas, studeerde in Brussel muziektheorie en compositie bij Marcel Quinet en in Parijs bij Nadia Boulanger en Max Deutsch, die haar met de twaalftoonstechniek vertrouwd maakte. In Parijs leerde zij muziekwetenschapper Denijs Dille kennen, een vriend van Béla Bartók. Door Béla Bartók ontdekte Jacqueline Fontyn de meesterwerken van de muziek van de 20e eeuw. In Wenen studeerde zij nog bij Hans Swarowski orkestdirectie en aan de Chapelle Musicale Reine Elisabeth in Waterloo in België voltooide ze haar studies in 1959.

Zij richtte in Antwerpen gemengd koor Le Tympan op en dirigeerde dit koor zeven jaar lang. Twee jaren dirigeerde zij het symfonisch orkest van de Katholieke Universiteit van Leuven in België.

In 1961 trouwde Jacqueline Fontyn met componist, muziekpedagoog en organist Camille Schmit. Zij hebben twee kinderen: Pierre Schmit en Ariane (Naira) Schmit.

Van 1963 tot 1970 doceerde Jacqueline Fontyn aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium in Antwerpen contrapunt. Van 1970 tot 1990 doceerde ze aan het Koninklijk Conservatorium in Brussel contrapunt en later compositie. Ook gaaf ze nog lessen op allerlei Conservatoria en Universiteiten over de hele wereld. Jacqueline Fontyn is lid van de Académie Royale des sciences, des lettres et des beaux-arts de Belgique.

In 1993 werd Jacqueline Fontyn vanwege haar artistieke verdiensten door de Belgische Koning in de adelstand tot barones.

Haar manuscripten worden bewaard in de Library of Congres in Washington in de Verenigde Staten en in de Koninklijke Bibliotheek van België.

Jacqueline Fontyn componeerde

     1 opera

     31 okestwerken

     5 (series) werken voor harmonieorkest

     1 koorwerk

     14 werken voor zangstem(men) en instrument(en)

     36 kamermuziekwerken

     1 werk voor slagwerkers

     10 pianowerken

     2 harpwerken

     1 orgelwerk

www.jacquelinefontyn.be

 

Folgert Gerard Zwaving (Groningen, 2 februari 1931 – Hellendoorn, 15 december 2011) volgde na de HBS en de Kweekschool de vakopleiding voor orgel bij Simon C. Jansen en Cor Kee in Amsterdam. In 1963 behaalde hij in Den Haag het Staatsdiploma A. 53 jaar lang was Folgert Zwaving organist van Gereformeerde en Hervormde kerken in diverse plaatsen, tot zijn dood toe in Hellendoorn en Nijverdal.

Folgert Zwaving componeerde

     20 bundels orgelwerken

     1 advents/kerstcantate

 

Jean Ferrat (geboren als Jean Tenenbaum) (Vaucresson, Frankrijk, 26 december 1930 – Aubenas, 13 maart 2010) was de jongste van vier kinderen uit een Joodse familie. Zijn vader Mnacha (Menachem) Tenenbaum was in 1906 voor het opkomende antsemitisme uit Rusland geëmigreerd. Jean Ferrat studeerde in Versailles aan het Jules Ferry College. In 1942, toen Jean Ferrat 11 jaar oud was, werd zijn vader uit Vichy-Frankrijk naar concentratiekamp Auswitch gedeporteerd en vermoord. Jean Ferrat verliet de schoolopleiding om zijn gezin te helpen de oorlog te overleven. Na de oorlog werd hij chansonschrijver en -zanger.

In 1961 trouwde Jean Ferrat met zangeres Christine Sčvres. Zij overleed in 1980 op 50-jarige leefijd. Jean Ferrat was een bewonderaar van de Franse dichter Louis Aragon en heeft tientallen van diens gedichten bewerkt tot liedjes. Ook van de docent-dichter Guy Thomas zette hij diverse teksten op muziek. Sinds halverwege de jaren negentig maakte Jean Ferrat geen opnamen meer. Hij trad ook niet meer op, maar hij bleef zich als bekende Fransman wel regelmatig mengen in het publieke debat.

Jean Ferrat overleed op 79-jarige leeftijd na een kort verblijf in het ziekenhuis waar hij was opgenomen nadat hij thuis was gevallen. Zijn begrafenis werd rechtstreeks uitgezonden op de Franse televisie.

Jean Ferrat maakte

     20 plaatopnamen/Cd’s

Jean Ferrat componeerde

     220 chansons

- La Montagne (Het gebergte), 1964, eigen tekst, geďnspireerd door het landschap rond Antraigues-sur-Volane in de Ardčche, waar hij sinds het begin van de jaren zestig woonde. Friso Wiegersma schreef op dezelfde melodie het Nederlandse lied Het dorp, waarmee zijn levenspartner Wim Sonneveld vervolgens een groot succes behaalde.

- On ne voit pas le temps passer, 1965, eigen tekst, Herman van Veen zong hierop “Waar blijft de tijd

 

Alvin Lucier (Nashua, New Hampshire, Verenigde Staten, 14 mei 1931 – Middletown, Connecticut, 1 december 2021) werd geboren in een muzikale familie. Zijn vader speelde viool en zijn moeder piano. ’s Avonds werd er gezongen aan de eettafel en improviseerde Alvin Lucier de tenorpartij. Alvin Lucier volgde een schoolopleiding aan openbare en parochiescholen in Nashua en studeerde daarna aan de Portsmouth Abbey School, Yale Universiteit and Brandeis Universiteit. In 1958 en 1959, studeerde Alvin Lucier bij Lukas Foss en Aaron Copland aan het Tanglewood Center. In 1960 kon hij met een beurs naar Rome. Daar raakte hij bevriend met collega-componist Frederic Rzewski en maakte uitvoeringen mee van het werk van John Cage, Merce Cunningham en David Tudor, wat mooie alternatieven bood tegenover zijn klassieke opleiding. In 1962 kwam hij in de Verenigde Staten terug en werd daar aan de Brandeis Universiteit dirigent van het Universiteits Kamerkoor.

Van 1966 tot 1976 vormde Alvin Lucier met Gordon Mumma, Robert Ashley en David Behrman het muziekcollectief Sonic Arts Union.

In 1970, ging Alvin Lucier aan het werk aan de Wesleyan Universiteit. Van 1972 – 1979 was Alvin Lucier muziekdirecteur bij de Viola Farber Dance Company.

Alvin Lucier componeerde

     10 theatermuziekwerken

     4 orkestwerken

     2 werken voor groot ensemble

     10 kamermuziekwerken

     2 vocale werken

     4 werken voor zangstem(men) en piano of andere instrumenten

     2 werken voor synthesizer(s) (en zangstem)

     9 werken voor een instrument of zangstem solo

     60 werken met electronica of experimentele geluidsexperimenten, je moet er maar van houden;

- Music for Solo Performer, 1965, voor enorm vergrootte hersengolven en slagwerk, waarbij de geluiden veroorzaakt worden door de via EEG electrodes gevormde alfagolven, die slagwerkinstrumenten via speakers in beweging brengen.

- North American Time Capsule, 1966, voor stemmen met gebruik van een vocoder om spraakelementen te isoleren en te manipuleren

- Vespers, 1968, voor uitvoerders met in de hand gehouden echo-locatieapparatuur;.

- I Am Sitting in a Room, 1970, voor stem en elektormagnetische tape; een steeds her-her-her-opgenomen en her-her-her-weergegeven tekst.

- Still and Moving Lines of Silence in Families of Hyperbolas, 1983

- Music On A Long Thin Wire (1977), waarbij allerlei elektronische trucjes met een pianosnaar worden uitgehaald;

- Clocker, 1978, voor uitvoerde met een galvanische huid reactie sensor, digitaal delay systeem en geprepareerde klok.

- Crossings, 1984, voor klein orkest en een zuivere wave oscillator

- Heavier Than Air, 1999 voor elk aantal spelers met CO2 gevulde ballonnen

     3 filmscores

     2 TV scores

http://alucier.web.wesleyan.edu

 

Donald Martino (Plainfield, New Jersey, Verenigde Staten, 16 mei 1931 – Antigua, 8 december 2005) had vanaf zijn negende klarinet-, saxofoon- en hobolessen en begon op zijn 15de te componeren. Hij studeerde aan de Syracuse Universiteit en de Princeton Universiteit compositie bij Ernst Bacon, Roger Sessions, Milton Babbitt, en Luigi Dallapiccola.

Donald Martino gaf les aan de Yale University, het New England Conservatorium, de Brandeis University en de Harvard University. Donald Martino stierf op 74–harige leeftijd op een bootreis in de Caribische zee voor de kust van Antigua aan een hartstilstand.

Donald Martino componeerde

     4 orkestwerken

     6 concerten

     5 (series) koorwerken

     40 kamermuziekwerken

- A Set for Clarinet, 1954, voor solo klarinet

     3 werken voor jazzensemble

     4 (series)  liederen

     7 (series) pianowerken

- Pianississimo, sonata, één van moeilijkste werken, ooit geschreven

 

Arne Nordheim (Larvik, Noorwegen, 20 juni 1931 – Oslo, 5 juni 2010) studeerde vanaf 1949 orgel, muziektheorie, harmonie en contrapunt. aan de Norges Musikkhřgskole in Oslo bij Karl August Andersen, Bjarne Brustad en Conrad Baden. In 1952 studeerde hij daar af. Hij ging aan het werk in telefooncentrales van telecommunicatiebedrijven in de haven van Oslo om de kost te verdienen en verdiepte zich verder in samenspraak met andere muzikanten in decompositie van hedendaagse muziek. Later studeerde hij Vagn Holmboe in Kopenhagen en vanaf 1955 studeerde hij in Parijs, Warschau en Bilthoven (in 1959) elektronische muziek en musique concrčte.

In Noorwegen werd Arne Nordheim pionier op het gebied van de elektronische muziek. Iin Noorwegen waren dodecafonie en de vernieuwingen van de Tweede Weense School nog onbekend, dus het viel voor Arne Nordheim niet mee om zijn muziek te componeren en de eigentijdse muziek te propageren. De congregatie van de Protestantse Episcopale Kerk (Drievuldigheid-kerk) in Oslo verbood de uitvoering van orgelwerken van György Ligeti en Mauricio Kagel in de Aula van de Universiteit van Oslo.

Arne Nordheim had een onwrikbaar geloof om het onmogelijke mogelijk te maken en werkte stug door om eigentijdse muziek waar en mogelijk te maken. In 1956 beleefde hij met de zangcyclus Aftonland (Avondland) een nationale doorbraak en in het begin van de jaren 1960 verwierf hij internationale bekendheid. Arne Nordheim woonde sinds 1982 in de ereresidentie van de Noorse regering: Grotten, naar het Koninklijk Paleis in Oslo. Op 18 augustus 2006 kreeg hij een eredoctoraar van de Noorse Muziekacademie. Na zijn overlijden kreeg hij een staatsbegrafenis.

Arne Nordheim componeerde

     22 theatermuziekwerken

     7 balletten

- The Tempest, 1979, naar het toneelstuk van William Shakespeare, er is een orkestsuite uit samengesteld

     1 oratorium

     2 cantates

     21 (series) orkestwerken

- Suite uit het ballet "The Tempest", 1979, voor sopraan, bariton en orkest, 8-delig symfonisch verhaal

     3 werken voor harmonieorkest

     1 werk voor solist, koor en orkest

     6 koorwerken voor koor a capella of met begeleiding van instrumenten, ook met elektronica

- Aurora, voor solisten (S.A.T.B.), gemengd koor, percussie en elektronicageluidsband, tekst psalm 139 en Dante Alighieri: De goddelijke komedie. Kakofonische toestand

     23 kamermuziekwerken

     3 werken voor instrument solo

     24 (series) liederen

     18 radioscores

     10 film- en TVscores

     14 elektro-akoestische werken

 

Rudolf Kelterborn (Bazel, Zwitserland, 3 september 1931 – 24 maart 2021) studeerde aan de Muziekacademie in Basel directie bij Alexander Krannhals, muziektheorie bij Gustav Güldenstein en Walter Müller en compositie bij Walther Geiser. Daarna studeerde hij nog in Salzburg directie en compositie bij Igor Markevitch en Boris Blacher, in Zürich bij Willy Burkhard, en in Detmold bij Günter Bialas en Wolfgang Fortner. Zelf doceerde Rudolf Kelterborn van 1956 tot 1960 muziektheorie aan de Muziekacademie in Bazel en van 1960 tot tot 1968 muziektheorie, muziekanalyse en compositie aan de Nordwestdeutschen Musikakademie in Detmold. Van 1968 tot 1975 was hij aan het conservatorium van Zürich bezig en van 1980 tot 1983 aan de Hogeschool voor Muziek in Karlsruhe. Van 1983 tot 1994 washij directeur van de Muziekacademie in Bazel. Van 1974 tot 1980 was hij hoofd van de muziekafdeling van de Zwitserse Duitse Radio. Hij werkte ook veel als gastdocent en dirigent in het ander landen.

Rudolf Kelterborn componeerde

     6 opera’s

     1 ballet

     6 symfonieën

     30 andere orkestwerken

     22 (series) vocale werken

     20 (series) kamermuziekwerken

- Quartett voor 8 blaasinstrumenten, 2016, een kwartet voor houtblazers die 8 instrumenten afwisselend moetne gebruiken.

     4 (series) piano werken

     1 serie werken voor contrabas

 

Charles Camilleri (Ħamrun, Malta, 7 september 1931 – Naxxar, 3 januari 2009) kreeg muziekles van zijn vader, van Joseph Abela Scolaro, Paul Nani, Carmelo Pace en aan de Universiteit van Toronto van John Weinzweig. Componeren leerde hij voornamelijk zichzelf. Hij componeerde als tiener al werken die gebaseerd waren op de volksmuziek en de legenden van Malta.

Tijdens de jaren 1950 woonde Charles Camilleri in Australië, daarna in Londen en hield hij zich als pianist en componist voornamelijk bezig met lichte muziek.

In 1958 verhuisde hij naar Noord Amerika, waar hij een veelbeluisterd programma voor de CBC presenteerde. Contacten met Zoltán Kodály, Carl Orff, Karlheinz Stockhausen en Igor Stravinsky zorgden voor een radicale verandering van zijn muzikale zienswijzen.

Midden 1960 kwam Charles Camilleri terug naar Europa en verdeelde zijn tijd tussen Malta en Londen.

In 1977 werd Charles Camilleri benoemd tot docent compositie aan het Koninklijk Conservatorium in Toronto, en doceerde hij ook aan de Universiteit van Buffalo. In 1983 kwam hij definitief terug naar Malta In 1992 werd hij de eerste professor in Muziekwetenschappen aan de Universiteit van Malta, wat hij bleef tot 1996. Tot het eind van zijn leven bleef hij onafgebroken componeren.

Charles Camilleri componeerde

     4 opera’s, twee in het Maltees

     1 ballet, gebaseerd op de Orde van Malta

     1 oratorium

- Pawlu ta' Malta.

     1 cantate

     23 orkestwerken

- Malta Suite, 1947, gecomponeerd toen hij 15 jaar was

- Pianoconcert nr. 1, 1948

     5 (series) koorwerken a a cappella

     22 kamermuziekwerken

     4 series liederen voor zangstem en instrument(en)

     9 (series) pianowerken

     4 orgelwerken

- Missa Mundi, I 1968

     12 (series) werken voor een ander instrument solo

 

Sylvano Bussotti (*Florence, Italië, 1 oktober 1931 – Milaan, 19 september 2021) werd geboren in een familie van artiesten. Vanaf zijn vijfde jaar leerde hij vioolspelen bij Margherita Castellani en bleek al snel een wonderkind. Vanaf zijn tiende studeerde hij aan het Conservatorium van Florence piano bij Luigi Dallapiccola en compositie bij Roberto Lupi. Dat viel niet altijd mee in de Tweede Wereldoorlog. een tijd lang kon hij alleen met zelfstudie verder. Nog later nam hij privé compositielessen bij Max Deutsch in Parijs. Hij ontwikkelde een grote interesse in muziektheater.

Sylvano Bussotti studeerde ook schilderkunst, grafische kunst, en journalistiek.

Sylvano Bussotti is artistiek directeur geweest van de opera La Fenice in Venetië. De flamboyante musicus, filmregisseur, acteur en zanger Sylvano Bussotti had een reputatie van graag choqueren. Toen hij ontslag nam bij de Biënnale van Venetië in 1991 nam hij een beroemde prostituee mee het toneel op om de openingsspeech af te steken. Hij was homoseksueel, en heeft dit in zijn muziek vanaf 1958 tot uitdrukking gebracht. Zijn openhartigheid over dit onderwerp viel niet overal goed. .

Zijn werk staat vaak op ongebruikelijke manier grafisch genoteerd, wat nogal eens problemen oplevert bij de uitvoering ervan.

Sylvano Bussotti componeerde

     20 opera’s

- L'Ispirazione, 1988, melodrama in drie bedrijven

- La passion selon Sade, kamermysterie, 1965, in grafische notatie, tekst van Bussotti, gebaseerd op soneetten van dichteres Louise Labé uit 1955

- Lorenzaccio, 1972, in grafische notatie

     32 balletten

- RARA voor blokfluit solo en pantomimespeler die een mime uit het muziektheaterwerk La Passion selon Sade speelt, 1966

     31 orkestwerken

     4 religieuze werken voor koor a cappella of met orkest

     190 (series) kamermuziewerken, pianowerken en werken met zangers inbegrepen

www.sylvanobussotti.org

 

Pierre Cogen (*Parijs, Frankrijk, 2 oktober 1931) kreeg zijn muzieklessen van 1944 tot 1951 in het kerkkoor van Schola van het „Petit Seminaire de Paris“, onder leiding van Abbé Jehan Revert. Vanaf zijn 14de werkte Pierre Cohen als kerkorganist. Na zijn middelbare school studeerde Pierre Cogen tegelijk filosofie en muziek. Hij studeerde orgel en improvisatie bij Jean Langlais en Edouard Souberbielle, harmonieleer bij Jean Lemaire en contrapunt bij Yvonne Desportes, aan de Ecole César Franck en aan de Schola Cantorum in Parijs. Pierre Cogen werkte als organist, docent (aan de l'Ecole Alsacienne de Paris en het Conservatoire Maurice Ravel de Levallois) en componist. Vanaf 1976 tot 1994 was hij organist aan de Basiliek Sainte-Clotilde in Parijs. Vanaf 1994 legde hij zijn betaalde posten neer, en werkte hij nog als componist en concertorganist. Sinds september 2003 is Pierre Cogen President van de Franse Federatie van Orgelvrienden.(F.F.A.O.).

Pierre Cogen componeerde

     kamermuziekwerken

     vocale werken

     veel orgelwerken

- Offrande, erg mooi

 

Sofiya Asgatovna Gubaydulina (Goebajdoelina) (*Chistopol, De Krim, 24 oktober 1931) is de dochter van een Wolgatartaar en een Russische moeder. Ze wilde van jongs af aan maar één ding: componist worden. Ze studeerde piano en compositie aan het Conservatorium van Kazan, en daarna aan het Conservatorium P. I. Tsjaikovski bij Nikolaj Peiko, de assistent van Dmitri Sjostakovitsj. Vanaf 1959 – 1963 werkte ze onder Vissarion Sjebalin.

Sofia Goebajdolina is actief als componiste sinds 1963.

In 1975 richtte ze samen met Viktor Soeslin en Vjatsjeslav Artjomov het Astreja-ensemble op dat zich specialiseerde in het improviseren met zeldzame Russische, Kaukasische, Centrale en Oost-Aziatische traditionele muziek- en slaginstrumenten.

In 1979, kwam ze op de Zwarte Lijst van Sovjetcomponisten als een van "Khrennikov's Seven", omdat ze met het Astreja-ensemble zonder toestemming van de autoriteiten had meegewerkt aan festivals in West-Europa. Gubaidulina is overtuigd Russisch-orthodox, en dat is in haar werk terug te vinden. In 1991 emigreerde Sofia Gubaidulina naar Duitsland.

Sinds 1992 woont Gubaidulina in Hamburg, Duitsland. Zij maakt deel uit van de muziekacademies in Frankfurt en Hamburg en de Kungliga Musikaliska Akademien in Zweden.

In 2001 kreeg Sofia Gubaidulina een eredoctoraat aan het conservatrium van Kazan, in 2009 aan de Yale University.

Sofia Gubaidulina componeerde 

    20 concerten 

- Concerto voor fagot en lage strijkers, 1975, buitengewoon indringend

- Offertorium, 1980, vioolconcert,  gecomponeerd op verzoek van Gidon Kremer, op onder meer het thema uit Das musikalische opfer van Johann Sebastian Bach. Indrukwekkend.

- Concert voor altviool en orkest, 1996, krachtig werk dat alle mogelijkhedenvan de altviool uitbuit.

- In Tempus Praesens, 2007, vioolconcert, geschreven voor Anne-Sophie Mutter. Het werk is een schoolvoorbeeld van Goebaidoelina’s gevoel voor klankkleur en drama. Jan Schmidt-Garre heeft er een film over gemaakt: Sophia - Biography of a Violin Concerto.

- Fachwerk, concerto voor bayan (Russische accordeon), slagwerk en strijkers, 2009

- Tripelconcert voor viool, violoncello, bayan en orkest, 2017

- Dialog: Ich und Du, concerto voor viool en orkest, 2018 

     12 andere orkestwerken 

- The Fairytale Poem, 1971

- The Canticle of the Sun, 1997, gebaseerd op het gebed "Zonnelied" van Franciscus van Assisi in Umbriaans dialect, een celloconcerto met koor, opgedragen aan Mistlaw Rostropovich ter gelegenheid van zijn 70ste verjaardag.

-  Die Sieben letzte Worte voor cello, bayan en strijkers, 1982, 7-delige klacht op de kruisiging van Christus.

- Der Reiter auf dem weissen Pferd, voor groot orkest en orgel, 2002, opgedragen aan dirigent Valeri Gergiev.

- The Light of the End, 2003

- Triptiek “Nadeyka”, 2005,  opgedragen aan haar dochter Nadeshda, die overleed in 2004

a. “The Lyre of Orpheus” voor viool en orkest

b. “The Deceitful Face of Hope and of Despair” voor fluit en orkest

c. “Het gastmaal tijden de pest” voor orkest

- Feast During a Plague, 2006

- Der Zorn Gottes (de wraak van God), 2020

     6 religieuze werken

- Jauchzt vor Gott voor gemengd koor en orgel, 1989, alsof je zuster Beatrijs live hoort terwijl ze een visioen heeft.

- Johannes-Passion, 2000, voor solisten, dubbelkoor en orkest, haar grootste compositie in opdracht van de Internationale Bachakademie in Stuttgart.

- Johannes-Ostern, 2002. In het slotdeel, bij de uitbeelding van de tekst 'en ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde" bereikt  Sofia Gubaidulina vervreemdende effecten met aquafonen: met water gevulde metalen containers die met een strijkstok worden aan gestreken.

     3 werken voor koor en orgel of ensemble

- Jetzt immer Schnee (Nu altijd sneeuw) op gedichten van Gennadi Aigi voor kamerensemble en kamerkoor, 1993

- Der Sonnengesang voor Violoncello, koor, slagwerk en celesta, 1997, adembenemend

     1 werk voor a cappella koor

     4 werken voor zangstem(men) en orkest

     5 werken voor zangstem(men) en instrument(en)

- Ein Engel, 1994, voor alt en contrabas

     7 werken voor zangstem en piano (1 voor zangstem en géén piano)

- Brief aan dichteres Rimma Dalos,  cyclus voor  sopraan en cello, 1985

     35 kamermuziekwerken

- Tien Preludes voor solo cello, 1974

- Sonata voor contrabas en piano, 1975

- Duo sonata voor twee fagotten, 1977

- Duetto I – Sonata voor orgel en percussie, 1978

- In croce voor cello en orgel, 1979, gereviseerd voor bayan en cello, 1991

- Garten von Freuden und Traurigkeiten voor fluit, harp en altviool, 1980

- Descensio voor 3 trombones, 3 percussiespelers, harp, klavecimbel/celesta en celesta/piano, 1981.

- Allegro Rustico: Klänge des Waldes voor fluit en piano, 1993, de geluiden van het bos zijn fraai geďmiteerd.

- Meditatie over het Bachkoraal "Vor deinen Thron tret' ich hiermit" voor klavecimbel, twee violen, altviool, cello en contrabas, 1993

- In Erwartung, voor 6 percussiespelers (onder andere bongos, güiros, tempelblokken, cymbalen en  tam-tams), bayan en saxofoonquartet, 1994

- 5 strijkkwartetten

strijkkwartet nr. 1, 1971;

strijkkwartet nr. 2, 1987;

strijkkwartet nr. 3, 1987;

strijkkwartet nr. 4 met tape 1993; door de tape lijkt dit kwartet uit een andere wereld te komen, een verbluffend toonlandschap; geďnspireerd door de Four Quartets,  gedichten van T.S.Eliot die daarin mediteert over het leven, het heelal en de rest. Geschreven voor het Kronos Quartet.

Reflections on the theme B-A-C-H voor strijkkwartet, 2002, monumentaal

- strijktrio, 1988

- The Lyre of Orpheus voor viool, percussie en strijkers, 2006, waarin frequenties worden gebruikt, die het menselijk oor niet kan horen.

- Ravvedimento, 2007, voor cello en gitaarkwartet

- Repentance, 2008, arrangement van  'Ravvedimento' voor cello, contrabas en drie gitaren,

- Sotto voce, 2010, voor altviool, contrabas en twee gitaren

- Pilgrims, 2014, voor viool, contrabas, piano en twee slagwerkers

     5 werken of series werken voor piano

- chaconne, 1962

- pianosonate, 1965

     2 werken voor orgel

- Hell und Dunkel, 1976, puur mystiek

     2 werken voor gitaar

- Serenade, 1960, speelbaar en lyrisch

- Toccata,  1969

     2 werken voor slagwerk

     werken voot bayan (Russische accordeon)

- De profundis, 1978

- Et expecto, Sonata, 1985. Titeltekst: eerste twee woorden van het geloofsbelijdenis deel: "En ik verwacht de opstanding van de doden". Donkerheid en oordeel 

- Kadenza,

     werken voor koto

-The Shadow of The Tree, voor solist, die afwisselend Koto, Baskoto en Chang speelt

     werken voor guzengh.

     1 elektronisch muziekwerk

     11 filmscores

- On Submarine Scooters

 

Makoto Shinohara (*Osaka, Japan, 10 december 1931) studeerde van 1954 tot en met 1960 aan de Tokyo National University of Fine Arts and Music compositie bij Tomojiro Ikenouchi, piano bij Kazuko Yasukawa en orkest-directie bij Akeo Watanabe en Kurt Woess. Met een beurs van de Franse regering kon hij aan het Conservatoire National Supérieur de Musique te Parijs bij Tony Aubin, Olivier Messiaen, Simone Plé-Caussade, Pierre Revel en Louis Fourrestier studeren. Van 1960 tot 1962 studeerde Makoto Shinohara met een beurs van de Bayerische Staatsregierung in München aan de Hochschule für Musik en in de elektronische studio van Siemens en daarna in Keulen aan de Rheinische Musikhochschule bij Bernd Alois Zimmermann en Gottfried Michael Koenig en aan het Musik-Konservatorium bij Karlheinz Stockhausen. Van 1964 t/m 1966 werkte hij als assistent bij Karlheinz Stockhausen.

In 1978 werd Makoto Shinohara gast-professor aan de McGill-Universiteit in Montreal, Canada. Sinds 1979 verdeelt hij zijn tijd om te leven en te werken tussen Utrecht en Tokio.

In 1983 was Makoto Shinohara hoofdcomponist van het Holland Festival.

Makoto Shinohara componeerde

     5 orkestwerken

     1 werk voor blazersensemble

     11 kamermuziekwerken

- Fragmente voor tenor-blokfluit, 1968, opgedragen aan Frans Brüggen; Ellen Peters won er de tweede prijs in het Prinses Christinaconcours 2013 mee.

     3 pianowerken

     1 werk voor percussie

     1 orgelwerk

     6 werken voor traditionele Japanse instrumenten

     6 elektronische muziekwerken

 

Wolfgang Stockmeier (Essen, Duitsland, 13 december 1931 – Langenberg, 11 december 2015) studeerde vanaf 1951muziekpedagogiek en kerkmuziek aan de Muziekhogeschool van Keulen. Daarnaast studeerde hij musicologie, Duits en fliosofie aan de Keulse Universiteit. Vanaf 1960 do ceerde hij aan de Muziekhogeschool muziektheorie en orgel. In 1970 werd hij directeur Kerkmuziek. Hij schreef een groot aantal musicologische publicaties.

Wolfgang Stockmeier componeerde 400 werken

     1 opera

     4 oratoria

     3 symfonieën

     andere orkestwerken

     kamermuziekwerken

- Konversation, voor twee altblokfluiten, 1977

     motetten

     koorwerken

     12 orgelsonates

     andere orgelwerken

     pianowerken

     werken voor een ander instrument solo

 

Mauricio Raúl Kagel (Buenos Aires, Argentinië, 24 december 1931 – Keulen, Duitsland, 18 september 2008) kreeg vanaf zijn zevende levensjaar onder andere piano- en muzieklessen van Vicenzo Scaramuzza, een leerling van Franz Liszt. Zijn ouders waren na de Oktoberrevolutie 1917 van Rusland in verband met pogroms naar Argentinië geëemigreerd.

Als componist was hij autodidact. Vanaf 1949 werkte hij als acteur en organisatieleider bij de Agrupación Nueva Música mee, die door Juan Carlos Paz werd geleid en belangrijke composities van de twintigste eeuw in Buenos Aires uitvoert. Van 1955 tot en met 1957 was hij aan het Teatro Colón verbonden, het belangrijkste operahuis van Zuid-Amerika, als koorrepetitor onder Erich Kleiber en later als dirigent van de kameropera.

Hij maakte in de jaren vijftig deel uit van de Kranichsteiner Ferienkurse für Neue Musik en de Darmstädter Ferienkursen für Neue Musik en emigreerde in 1957 definitief naar Duitsland. Mauricio Kagel Kagel woonde sindsdien in Keulen. Van 1969 tot en met 1975 was hij muzikaal directeur van de Kölner Kurse für Neue Musik en van het Institut für Neue Musik. In 1974 werd hij professor voor Neues Musiktheater aan de Hochschule für Musik in Keulen.

Mauricio Kagel componeerde

     3 opera’s

- Anti-Opera Staatstheater, 1971, legendarische protestopera;

     7 muziektheaterstukken

     15 orkestwerken

- Die Stücke der Windrose, acht concerti grossi voor Salonorkest (klarinet, twee violen, altviool, cello, contrabas, piano, harmonium en panfluit), 1994, fascinerende muziek. Muzikale impressies ontleend aan acht verschillende windstreken, gezien vanuit zijn geboorteplaats Buenos Aires.

     30 (series) kamermuziekwerken

- Match,  twee cellisten beelden een tenniswedstrijd uit met de percussionist als scheidsrechter, 1964.

- Rrrrrrr..., zes duetten voor twee percussionisten, 1982

- Schattenklänge,  drie stukken voor basklarinet, 1995

     25 werken voor zangstem(men) (en instrumenten)

- Kantrimiusik, Pastorale voor stemmen en instrumenten, 1975, mét onweer, vogelgezang, galloperende paarden en volsmuziek

- Sankt-Bach-Passion voor solisten, koren en orkest, 1985

- Chorbuch, compositie over drieënvijftig koralen van Johann Sebastian Bach waarin een vierstemmig koor (minimaal 40 stemmen) de door Johann Sebastian Bach gebruikte teksten vrijmoedig interpreteert, afwisselend op piano en harmonium begeleid. 1975-1978.

- …,den 24. xii.1931, verminkte nieuwsberichten voor bariton en instrumenten, 1991, een stuk met teksten uit Duitse kranten van 24 december 1931, Kagels' geboortedag,

- Der Turm zu Babel, Melodien voor solostem, 18 melodieën in 18 verschillende talen

- Les Inventions d'Adolphe Sax, cantata voor koor en saxofoonkwartet, 2005, in opdracht van het Nederlands Kamerkoor. Dramatisch en hilarisch.

     9 (series) pianowerken

     9 werken met tape of electronica

     16 composities voor de radio-omroep (hoorspelen)

     21 filmmuziekwerken 

www.mauricio-kagel.com

 

Peter Greve (Den Haag, 1931 – 's Graveland, 10 september 2021) was waarschijnlijk 6 jaar oud toen hij voor zichzelf vaststelde dat hij “later” componist wilde worden. Peter Greve kreeg pianoles van Jean Antonietti en Léon Orthel, trompetles van Theo Laanen, muziektheorie van Marcus van Crevel en Willem Frederik Bon, en orkestdirectie in Groot Brittanië van Myers Foggin en Terence Lovett. Daarnaast studeerde hij scheikunde aan de Rijksuniversiteit Leiden, waar hij in 1959 (cum laude) promoveerde op een biochemisch-technologisch onderwerp.
Na zijn promotie werkte hij als wetenschappelijk onderzoeker bij de farmaceutische industrie Philips-Duphar te Weesp en bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu te Bilthoven. Daarnaast en na zijn pensionering bij de Nederlandse overheid in 1991 werkte hij als consultant voor nationale en internationale voedings- en gezondheidsorganisaties.

Naast zijn werk als wetenschapper bleef hij zich actief bezighouden met muziek. Peter Greve was gevestigd als zelfstandig componist en arrangeur te ‘s-Graveland.  

Peter Greve componeerde

     1 audio-visuele produktie

     4 orkestwerken

     3 werken voor groot ensemble

- Partita voor 11 koperblazers, 2004, ook voor dubbelblaaskwintet en extra basinstrument, 2011

     10 (series) kamermuziekwerken

     3 (series) liederen voor koor en piano of orgel (en slagwerk)

     3 werken voor (solist), koor en instrumenten

     1 serie liederen voor koor en orkest

     1 werk voor beiaard

     2 werken voor spreekstem en piano en/of andere instrumenten

www.petergreve.nl