Componisten

vanaf 1515

 

Thomas Preston (Engeland, ??? – Windsor, omstreeks 1563) was een Engelse organist en componist die werkte aan het Magdalen College in Oxford, aan het Trinity College in Cambridge en aan de St George's Chapel in het Windsor Castle.

Thomas Preston componeerde

     orgel- en klavecimbelwerken

- 12 Offertory 

- Uppon la mi re  in the collectie Add.29996 (London British Library)

- orgelmis voor Pasen

     2 werken voor nstrumentaal consort

- In nomine voor 4 stemmen

 

Caspar Othmayr (Amberg, 12 maart 1515 – Neurenberg, 4 februari 1553) was de zoon van Niclas en Margarethe Othmayr uit Amberg. Caspar ging daar naar de Latijnse school en zong als koorknaap in de kapel van Frederik II. Later studeerde hij bij Lorenz Lemlin aan de Universiteit van Heidelberg en studeerde daar af als Meester in de Kunsten. In 1543 werd hij rector van de Latijnse kloosterschool van Heilsbronn bij Ansbach. In 1547 trouwde hij met Anna, de dochter van kloostersecretaris Johannes Hartung. Vanaf 1548 was hij proost van Sint Gumbertus in Ansbach, maar hij raakte op den duur die post kwijt vanwege theologische meningsverschillen. In 1552 werd hij ziek en kwam terecht in het Heilsbronnziekenhuis in Neurenberg, waar hij overleed. Caspar Othmayr werd begraven in de kerk van het Heilige Kruis in Ansbach.

Caspar Othmayr was een van de belangrijkste liedschrijvers in het midden van de 16de eeuw

Caspar Othmayr componeerde

     10 cantilenes voor vijf stemmen

     2 Epitaphium Lutheri voor vijf stemmen, 1546, treurzangen op Luthers dood

     41 bicinia sacra (religieuze duetten)

     30 tricinia (trio’s)

     80 liederen en motetten voor 4 en 5 stemmen

     2 “symbolums” voor hoge heren voor vijf stemmen

     2 instrumentale dansen

 

Josquin (Joannes, Jean, Jo) Baston (Vlaanderen, omstreeks 1515 – omstreeks 1576) diende vermoedelijk in 1552 - 1553 aan de hofkapel van de Poolse koning Sigismund II August in Krakau. Misschien dezelfde persoon als ene Johan Paston, die tussen 1559 en 1566 actief was aan de hoven van Kopenhagen en Stockholm. Verder is er niets van hem bekend. Misschien was hij een leerling van Johannes Lupi, omdat hij een elegie bij zijn overlijden heeft geschreven.

Josquin Baston componeerde

     15 Latijnse motetten

     29 chansons

     zesstemmige treurzang over de dood van Johannes Lupi, waarin de twee middelste stemmen zes keer in canon de Gregoriaanse Requiemzang Eheu dolor herhalen.

     7 vierstemmige Nederlandse liederen in

- Het ierste musijck boexken mit vier partijen en

- Het tweetste musijck boexken mit vier partijen door Tielman Susato  verzameld en in 1551 in Antwerpen uitgegeven.

 

Cypriano (Cipriano, Cypriaan, Cyprien) de Rore, (West-Vlaanderen, Ronse (Renaix), 1515 of 1516 – Parma, tussen 11 en 20 september 1565) was de zoon van Celestinus Rore (stierf vóór 1564, Rore zal een verbastering zijn van woonplaats Ronse, tussen  Gent en Doornik) en Barbara van Coppenolle. Er waren nog tenminste twee andere kinderen in het welgestelde gezin. Over zijn vroege leven en opleiding zijn verder alleen suggesties en veronderstellingen.

Van 1542 tot 1546 was Cypriano de Rore in Brescia, waar hij naam maakte als componist. In 1546 of 1547 kwam hij als zangmeester in dienst bij hertog Ercole II d'Este in Ferrara. Giaches de Wert en Luzzasco Luzzaschi waren daar zijn leerlingen. In 1558 of 1559 keerde Cypriano de Rore naar de Nederlanden terug om zijn schoonzus te helpen na het overlijden van zijn broer Celistinus en zijn hulpbehoevende ouders te bezoeken. Toen Ercole d'Este in 1559 stierf, wilde diens opvolger Alfonso geen gebruik meer maken van de diensten van Cypriano de Rore. Van 1560 tot 1563 werkte hij voor Margaretha van Parma, landvoogdes der Nederlanden, in Brussel en voor haar echtgenoot hertog Ottavio Farnese in Parma. Toen Adriaen Willaert in 1563 stierf, werd Cypriano de Rore diens opvolger als kapelmeester van de San Marco in Venetië, maar hij bood al in 1564 zijn ontslag aan en ging naar Parma terug, waar hij stierf. Zijn neef Lodovico Rore zorgde voor een grafsteen in de kathedraal van Parma.

Claudio Monteverdi noemde Cypriano de Rore "de vader van de muziek", dat zegt wel wat.

Cypriano de Rore componeerde

     107 madrigalen in 7 boeken

- Il primo libro de madrigali cromatici a cinque voci, 1542, 21 madrigalen, voorbeeld voor tijdgenoot componisten, al snel drie drukken

- Musica sopra le stanze del Petrarcha in laude della Madonna et altri madrigali a cinque voci, libro terzo. 1548,  11 madrigalen op teksten van Petrarca voor 5 stemmen. De dichter droeg ze op aan zijn overleden muze, Laura. In de eeuwigheid vereenzelvigd met de maagd Maria. Met smart doordrenkte teksten.

- Anchor che col partire (tekst Alfonso. d’Avalos), voor vier stemmen, 1547, nr. 31 in Madrigali a 4 voci, van uitgever Antonio Gardano, Cypriano  de Rore's bekendste madrigaal.

- Beato mi direi, voor 4 stemmen, 1557

     5 missen

- Missa ‘Doulce mémoire’, voor 5 stemmen, 1566, over het melancholieke chanson van Pierre Sandrin  

     1 Johannespassie

     2 magnificats

     5 psalmen

     53 religieuze motetten

     16 wereldlijke Latijnse motetten, een ongewone "cross-over"-vorm

- Calami sonum ferentes, voor 4 stemmen, 1555, superlage bassen die een huivering wekkend effect bereiken

     7 chansons

 

John Sheppard (Shepherd, Engeland, omstreeks 1515 – december 1558) studeerde aan de Universiteit van Oxford. Op Sint Michaëlsfeest, 29 september 1543 werd hij benoemd tot “ Informator Choristarum” aan het Magdalena College in Oxford, hij bleef daar tot 1548. Omstreeks 1552 was John Sheppard “Gentleman of the Chapel Royal” (zeg maar ”lid van de Koninklijke kapel").

John Sheppard maakte zijn testament op 1 december 1558 en is begraven op 21 december van dat jaar.

John Sheppard componeerde

     5 missen

- Missa Cantate voor 6 stemmen

- “Westron Wynde Mass” voor 4 stemmen, gebaseerd op de populaire melodie Westron Wynde

     2 magnificats

     65 misdelen en motetten

- Gaude, gaude, gaude Maria,  voor 6 stemmen, grandioze compositie, voor de tweede vespers

- Sacris solemniis iuncta sit gaudia, voor 8 stemmen, voor de eerste vespers

- Verbum caro factum est, voor 6 stemmen 

- Media vita in morte sumus, 1550, cantus firmus antifoon voor 6 stemmen, overtuigend werk   

     4 services

     15 anthems

     41 psalmen

     2 liederen  

O happy dames, voor 4 stemmen

Vain, vain, all our life we spend in vain voor 4 stemmen

 

Album de Marguerite d’Autriche (Liedboek van Margaretha van Oostenrijk, 1516 - 1532) (Brussel, Koninklijke Bibliotheek, Ms. 228) werd gemaakt in het atelier van Petrus Alamire. Het bevat

     40 Franse chansons

     1 Vlaams lied

     10 Latijnse composities

     7 Franse /Latijnse composities

 

Antonio Scandello (Bergamo, 17 januari 1517 – Dresden, 18 januari 1580) was vanaf 1530 net als zijn vader Hieronimus Scandello en zijn broer Angelo werkzaam als zinkenist en trombonist bij de stadsmuzikanten van Bergamo. In 1547 kwam hij in dienst van de kapel van kardinaal Cristoforo Madruzzo in Trente. In 1549 werd hij concertmeester en in 1568 Kapellmeister aan het hof van de keurvorsten van Saksen. Antonio Scandello ging in 1562 over naar het Lutherse geloof, trouwde met de dochter van een collega-muzikant van de kapel en componeerde hoofdzakelijk protestantse kerkmuziek in het Duits.

Tot zijn dood componeerde en musiceerde hij volop. Antonio Scandello werd begraven op het vrouwenkerkhof van Dresden.

Antonio Scandello componeerde

     2 missen

- Missa super Epithaphum Mauritii, 1553, gedachtenismis voor de Saksische keurvorst Maurice, die dodelijk gewond werd in de slag bij Sievershausen.

     1 magnificat

     3 motetten

     2 oratoria

- Johannespassie, 1561, vijfstemmig, de eerst passie waarbij de recitatieven aan de evangelisten voorbehouden zijn, het begin van een traditie. De stem van Jezus is vierstemmig, die van Petrus driestemmig, Pilatus 2-stemmig en de turbaekoren vijfstemmig

- Österliche Freude der siegreichen und triumpfierenden Auferstehung 1562

     4 bundels en een aantal verspreid voorkomende liederen

- Newe schöne auserlesenen Geistliche Deudsche Lieder, 1575

- Newe und lustige weltliche deutsche Liedlein, 1570, 1578, 1579

 

Gioseffo Zarlino (Chioggia, bij Venetië, 31 januari 1517 – Venetië, 4 februari 1590) kreeg muziekles van Francesco Maria Delfico bij de Franciscanen, en sloot zich ook zelf bij de Fransicaner orde aan.

In 1536 werd hij zanger in de kathedraal van Chioggia en in 1539 werd hij er deken en eerste organist. Hij werd tot priester gewijd in 1540 en ging in 1541 naar Venetië, waar hij muziekles volgde bij Adriaan Willaert, de kapelmeester van San Marco di Venezia. Daarnaast studeerde hij filosofie, Grieks en Hebreeuws. In 1562 nam Cypriano de Rore het kapelmeesterschap na het overlijden van Adriaan Willaert over en toen de Cypriano de Rore in 1565 ontslag nam, werd Gioseffo Zarlino kapelmeester van de San Marco, hij zou dat blijven tot zijn dood in 1590. Onder zijn leerlingen was zo’n beetje de hele Venetiaanse School: Claudio Merulo, Girolamo Diruta, Giovanni Croce, Vincenzo Galilei en Giovanni Artusi.

Gioseffo Zarlino was na Aristoxenus en vóór Rameau de belangrijkste musicoloog. In zijn Le istitutioni harmoniche, 1558, beschrijft hij exact diverse middentoonstemmingen als bruikbare stemming. Daarbij weet hij het Pythagorees komma zodanig weg te werken dat er mooie zuivere tertsen klinken. Als je daar aan gewend bent vind je onze huidige “gelijkzwevend” gestemde piano niet meer om aan te horen. In zijn Dimonstrationi harmoniche, 1571, stelt hij zo’n beetje ons grote en kleine terts toonladdersysteem vast. Hij beschouwt de harmonie ook vanuit drieklanken, zoals we nu nog steeds doen, niet meer vanuit intervallen, zoals vóór zijn tijd. Ook zijn beschouwingen over het contrapunt hadden blijvende invloed.

Gioseffo Zarlino componeerde

     13 madrigalen voor 4 of 5 stemmen

     41 motetten

 

Thoinot Arbeau, pseudoniem anagram van Jehan Tabourot (Dijon, Frankrijk, 17 maart 1520 - Langres, 23 juli 1595) was was de zoon van een vooraanstaand rechter uit oude en voorname familie. De familie beschikte over een eigen familiewapen met een leeuw en drie trommen (tabor=trom). Het grootste deel van zijn leven was hij als domheer verbonden aan de kathedraal van Langres; daarnaast was hij componist, dichter en beschrijver van de dansen en dansvormen.

Thoinot Arbeau schreef

     Orchésographie, traité en forme de dialogue, par lequel toutes personnes peuvent facilement apprendre et pratiquer l’honneste exercice des dances, 1588, het enige Franse danshandboek uit de tweede helft van de 16de eeuw, met muziekvoorbeelden. In dialoog worden beschreven Branle, Galliarde, Pavane, Basse dance, Allemande, Courante, Moriskendans en Canarie. De dialoog gaat tussen de oude dansmeester Arbeau en de jonge Capriol (danspas capriole). Een belangrijke klassieker over dans. Het boek bevat 47 dansmelodieën.

- Belle qui tiens ma vie, voorbeeldige pavane en vierstemmig chanson, begeleid door een Battement du tambour (slag op de trommel)

- Branle de l'Official,  de melodie werd gebruikt door de Engelse Anglicaanse priester George Ratcliffe Woodward (27 december 1848 – 3 maart 1934) voor het Kerstlied Ding Dong Merrily on High, waar hij de tekst van schreef  

 

Vincenzo Galilei (Santa Maria a Monte, Toscane, Italië, omstreeks 1520 – Florence, 2 juli 1591) leerde al jong luit spelen. Voor 1562 trouwde hij met Giulia Ammannati, die uit een adellijke familie kwam en verhuisde daarom naar naar Pisa. In 1563 studeerde hij bij Gioseffo Zarlino, de belangrijkste muziektheoreticus van de 16e eeuw, in Venetië. In 1564 werd zijn zoon Galileo geboren, de eerste van zes of zeven kinderen, de later beroemde astronoom en fysicus die het aan de stok zou krijgen met het Vaticaan. Een andere zoon, Michelangelo (*1575) werd ook luitist. In 1574 verhuisde het gezin naar Florence. Vincenzo Galilei leverde een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van de muziek en de muziektheorie. Hij werd daar lid van de Camerata Fiorentina en was hun belangrijkste musicoloog. Hij droeg bij tot de ontwikkeling van de monodie en ontwikkelde nieuwe inzichten over de behandeling van dissonantie. Hij introduceerde ook het gebruik van recitatieven in de opera. Aan het eind deed hij ook belangrijke ontdekkingen in de akoestiek, in verband met trillende snaren en luchtkolommen.

Vincenzo Galilei componeerde

     2 boeken madrigalen

     werken voor luit

- Contrapunti a due voci, 1584, opgedragen aan zijn 9-jarige begaafde luitspelende zoon Michelagnolo.

- Libro d'intavolatura di liuto, nel quale si contengono i passemezzi, le romanesche, i saltarelli, et le gagliarde et altre cose ariose composte in diversi tempi, 1584, In dit boek doet Vincenzo Galilei de “wohltemperiert” gestemde luit uit de doeken. Elke volgende halve toon hoger krijgt vijf stukken: een passamezzo antico, romanesco antico, saltarello, pazzamezzo moderna en romanesco moderna, Daarnaast staan er ook nog 16 gagliarda’s in.

     werken voor zangstem en luit

 

Dyricke (Derrick) Gerarde (Vlaanderen, omstreeks 1520 – ???, omstreeks 1580?) was in de 1550-er en 1560-er jaren bezig in Engeland. Hij had daar iets te maken met de 12de Earl van Arundel, Henry Fitzalan († 1580) en zijn schoonzoon John, Lord Lumley († 1609) maar over de aard van de relatie tasten we volledig in het duister. Zes autografe stemboeken van de hand van Derrick Gerarde zijn in de bibliotheek van Lumley bewaard gebleven. Daarin zijn enkele fragmenten die naar de familie Lumley / Fitzalan verwijzen. Over geboorte, leven en overlijden van Derrick Gerarde is niets bekend. Het enige wat we van hem weten is zijn muziek, die Zuid-Nederlands en niet Engels van stijl is. Van zijn werken is niets in andere verzamelingen terug te vinden. De Durham Universiteit heeft zijn werk volledig uitgegeven.

Derrick Gerarde componeerde 169 vocale werken

     5 madrigalen voor 4 en 5 stemmen

     6 motetten voor 4 stemmen

     31 motetten voor 5 stemmen

     14 motetten voor 6 stemmen

     18 motetten voor 7 tot 10 stemmen

     6 wereldlijke motetten voor 4 tot 8 stemmen

     1 anthem voor 4 stemmen

     2 Graces voor 5 stemmen

     2 partsongs voor 4 en 5 semmen

     10 chansons voor 4 stemmen

     36 chansons voor 5 stemmen

     22 chansons voor 6 en 8 stemmen

 

Giacomo (Jacomo de) Gorzanis (streek Apulië, Italië, omstreeks 1520 – Triëst, tussen 1575 en 1579) was blind en waarschijnlijk van adel. Vermoedelijk hield hij zich de eerste jaren van zijn carrière aan het Spaanse hof in Bari. Omstreeks 1557 was hij op reis door de Oostenrijkse hertogdommen Karinthië en Kraïn, waarna hij zich ophield aan het hof van München. Daarna verhuisde hij naar Triëst, waar hij in 1567 het stadsburgerschap ontving.

Giacomo Gorzanis componeerde

     5 boeken met luitintavolaties

- 16 ricerares en fantasia’s

- 132 diverse dansvormen

- 24 pazzamezzo – saltarello paren in elk van de grote en kleine tertsladders, 1567

     2 boeken met Napolitaanse liederen

- 56 napolitane

 

Joachimus de Monte (omstreeks 1520 – ná 1555) was van 1 februari 1553 tot na 1554 als tenor werkzaam was in de nieuwe kerk te Delft. Mogelijk is hij ook enige tijd in de Leidse Pieterskerk actief geweest, want al zijn teruggevonden werken staan in de “Leidse Koorboeken”. Verder is er niets over hem bekend.

Joachimus de Monte componeerde

     motetten

 

Vicente Lusitano (Olivença, Portugal, omstreeks 1520 – ná 1562) was van gemengd Europese en buiten-Europese afkomst. Zijn moeder was misschien Afrikaans, omdat hij in een zeventiende-eeuws Portugees geschrift wordt aangeduid met pardo: iemand van Afrikaans-Europese komaf. Lusitano (= Portugees) lijkt eerder een bijnaam als een echte naam.

Onder de geringe informatie die over hem is teruggevonden is een bericht dat hij in 1551 in Rome was. Hij was een bekend muziektheoreticus en nam in Rome in dat jaar deel aan een debat, waarbij hij traditionele opvattingen verdedigde over de drie geslachten in de muziek: de diatonische, chromatische en enharmonische. In 1553 publiceerde hij in Rome het geschrift Introduttione facilissima, et novissima, di canto fermo, figurato, contraponto semplice, et in concerto, een introductie in muziek, een afdeling over geimproviseerd contrapunt en zijn ideeën over de bovengenoemde drie muzikale geslachten. Omstreeks 1561 bekeerd hij zich tot het Protestantisme en vertrok naar Duitsland. Na 1561 is er geen enkel bericht meer over hem. Hij schreef ook nog een manuscript over de zangkunst, opgedragen aan Marc' Antonio Colonna, Hertog van Marsi.

Vicente Lusitano componeerde

     1 madrigaal

     26 motetten

- Liber Primus Epigramatum, 1551, 23 motetten voor 5 tot 8 stemmen

13. Quid montes musae colitis / En etiam phoebo, vijfstemmig, mogelijk eigen tekst

20. Salve Regina, gebasserd op het gelijknamige motet van Josquin du Prez met twee toegevoegde altstemmen. Hallucinogeen effect

22. Inviolata, integra et casta es, bewerking van het gelijknamige motet van Josquin du Prez.

- Heu me Domine, 1553, 4-stemmig motet, aanhangsel van zijn muziek-theoretische traktaat Tratado de canton de organo

- Beati Omnes, 1562, motet in een Zuid-Duitse bundel voor de protestantse eredienst.

- Quid Montes, Musae, 1562, motet in een Zuid-Duitse bundel voor de protestantse eredienst.

 

Bernardino de Ribera (Játiva, Spanje, 1520 – Toledo, achterin 1571 of voorin 1572) kreeg zijn muzieklessen van zijn vader, maestro de capilla van de kapittelkerk in Játiva. Bernardino studeerde ook bij de opvolger van zijn vader, Jayme López. Op 12 juni 1559 werd Bernardino de Ribera benoemd als maestro de capilla van de kathedraal van Avila. Ze hadden daar net Gerónimo de Espinar ontslagen. Bernardino de Ribera gaf daar les aan de jomge Tomás Luis de Victoria, die leerling was van de koorschool van de kathedraal. In oktober 1562 volgde Bernardino de Ribera Bartolomé de Quevedo op als maestro de capilla aan de kathedraal van Toledo. In 1570 bood hij de kathedraal een prachtig geïllustreerd manuscript aan van zijn missen, motetten en magnificatzettingen. Veel van de illustraties zijn door onverlaten weggesneden, daarbij zijn ook de transcripties van veel werken beschadigd of verloren gegaan.

In 1570 werd Bernardino de Ribera ziek. Zijn laatste toelageuitkering is gedateerd op 8 januari, omstreeks die tijd moet hij overleden zijn. Hij werd opgevolgd als maestro de capilla door Andrés de Torrentes.

Bernardino de Ribera componeerde

     2 missen

     10  motetten

     8 Magnificatzettingen

 

Adrian Le Roy (Montreuil-sur-Mer, Noordfrankrijk, omstreeks 1520 – Parijs, 1598) werd geboren in een welgesteld koopmansgezin. Waarschijnlijk was hij koorknaap en studeerde hij luit, gitaar en citer bij verschillende docenten. Hij kwam in dienst van Claude de Clermont, en daarna van Baron Jacques II van Semblançay en Tours. In 1546 trouwde Adrian Le Roy met Denise de Brouilly, de dochter van uitgever Jean de Brouilly.

Adrian Le Roy en zijn neef Robert Ballard (omstreeks 1525 – 1588) richtten samen de drukkerij "Le Roy & Ballard" op en kregen in augustus 1551 een koninklijk privilege van Hendrik II om muziek te drukken. In februari 1553 nam het bedrijf de titel "imprimeur du Roi en musique" over van Pierre Attaignant. Door het verdwijnen van concurrerende uitgevers had Le Roy & Ballard vanaf 1570 z’n beetje het monopolie op muziekuitgeven in Frankrijk. De uitgeverij hield stand tot in de 19de eeuw.

Adrian Le Roy componeerde

     zes boeken met luittabulaturen

     5 boeken voor gitaar

     2 boeken voor voor cister, een instrument afgeleid van de luit, neigt naar gitaar

     1 methodeboek voor mandora, afgeleid van de luit, een voorloper van de mandoline

     1 boek airs de court  voor zangstem en luitbegeleiding

     1 boek vaudevilles voor 4 stemmen

 

Michiel Smeekers (Nieuwpoort? omstreeks 1520? - ???) maakte in de 1540-er jaren als zangmeester achtereenvolgens carrière in Den Bosch, misschien in Leiden, dan in Delft en daarna in Gouda, waarna hij naar Brussel uitweek.

Michiel Smeekers componeerde

     motetten

- Inviolata, integra et casta es, Maria; moest op een vastgesteld aantal dagen sinsd 1503 ter nagedachtenis aan Dirck Dirckzoon in de Leidse Pieterskerk gezongen worden; bevindt zich dan ook in de Leidse Koorboeken 

 

Gerard(us) (Geert) van Turnhout (Gérard de Turnhout) (Turnhout, België, omstreeks 1520 – Madrid, 15 september 1580) was de oudere broer van componist Jan van Turnhout. Vanaf 1545 was Gerard van Turnhout zanger in de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Antwerpen, 13 april 1558 werd hij er koorleider. 3 april 1559 werd hij kapelmeester van de Sint-Gummaruskerk in Lier. Hij was daar ook aan het werk als kapelaan, maar data over religieuze wijdingen zijn onbekend. In 1562 werd hij zangmeester van de Broederschap van de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Antwerpen. In 1563 volgde hij daar Antoine Barbe op als kapelmeester. In 1566 veroorzaakten de religieuzen onlusten en de bijbehorende Beeldenstorm grote schade aan de muziekverzameling en de orgels van de kerk. was Gerard van Turnhout heeft zich erg ingespannen om de schade te herstllen. Op 2 mei 1571 werd hij door Fernando Álvarez de Toledo, 3de graaf van Alva, aangenomen als maestro di capilla bij de Capilla Flamenca in Madrid van koning Filips II als opvolger van Jean de Bonmarché. Hij bleef die dienst vervullen tot aan zijn dood. Voor de hofkapel moest hij koorknapen uit de Nederlanden, reden dat hij er nogal eens terugkwam. Hij werd als maestro di capilla opgevolgd door George de La Hèle.

Gerard van Turnhout componeerde

     1 mis

- Missa 'O Maria vernans rosa', voor vijf stemmen, 1570

     23 motetten voor 2 en 3 stemmen

- Te Deum, 1564,  om de  feestelijke intocht van Margaretha van Parma te vieren

     4 Nederlandse liederen voor 4 en 5 stemmen, 1572.

     37 Franse chansons voor 2 en 3 stemmen

     9 Franse religieuze chansons voor 3 stemmen

- Je prens en gré la dure mort

 

 

Philippus (Philippe) de Monte (Mechelen, 1521 - Praag, 4 juli 1603) was koorknaap in de Sint Rumbolds Kathedraal in Mechelen. Philippus de Monte leefde van 1542 tot 1554 in Napels. Hij verbleef rond begin 1555 in Engeland als zanger in het koor van Filips II van Spanje (getrouwd met Koningin Mary I), waar hij in contact kwam met de familie Byrd. Rond 1558 ging hij terug naar Italië. In 1568 werd hij Kapellmeister in Wenen bij keizer Maximiliaan II; na diens dood (1576) was hij in dienst bij opvolger Rudolph II, in Praag.

Philippus de Monte componeerde

     38 missen,

- Missa Ultimi Miei Sospiri voor 6 stemmen

- Missa sine nomine, voor 8 stemmen, ècht achtstemmig, niet 2-korig;

     120 motetten,

- Super flumina Babylonis, 8-stemmige zetting van  psalm 137; een muzikale parel. Philippus de Monte stuurde het motet als een muzikale ondersteuning naar William Byrd, die daarop antwoordde met zijn Quomodo cantabimus (ook 8-stemmig, ook op tekst uit psalm 137) uit 1584.

- Sacrarum cantionum cum quinque vocibus… liber tertius, motetten voor 5 stemmen, 1574;

- Miserere mei, Deus,

- Sacrarum cantionum … liber quintus, motetten voor 5 stemmen, 1579;

- O Suavitas et dulcedo, voor 8 stemmen (??),

     1100 madrigalen in 34 boeken, Philippis de Monte was de Franse koning van het madrigaal;

     144 geestelijke liederen (madrigali spirituali)  

 

Perino Fiorentino (Florence, Italië, 1523 – Rome, 1552) was de zoon Baccio Fiorentino, die bekend was als “Baccio de virtuoos”, of “Bartolomeo van de Orgels”. Perino Fiorentino was een leerling van Francesco da Milano. Zijn naam komt ook voor als Pierino di Baccio nostro Fiorentino en Pierino degli Organi. Schrijver Cosimo Bartoli (1503-1572) schrijft dat hij in Rome Pierino di Baccio nostro Fiorentino mooi en groots luit had horen spelen. In 1537 wordt hij onder de muzikanten van Paus Paulus III (Alessandro Farnese) genoemd. Hij is onverwacht in Rome overleden.

Perino Fiorentino componeerde

     werken voor luit, opgenomen in verschillende verzamelingen luitmuziek

 

Girolamo Parabosco (Piacenza, Italië, omstreeks 1524 – 21 april 1557) was de zoon van organist Vincenzo Parabosco. Voor zijn muzikale opleiding ging hij naar Venetië en studeerde daar bij Adriaan Willaert. In 1546 bezocht hij Florence als gast van Francesco Corteccia, muzikant in dienst van de familie de Medici. Na wat heen en weer gereis door Noord-Italië kwam hij in Venetië terug en werd daar eerste organist van de San Marco. Hij bleef daar tot zijn dood aan het werk.

Girolamo Parabosco schreef gedichten en prozaverhalen naar het model van de Decameron van Boccacio.

Girolamo Parabosco componeerde

     25 madrigalen

     4 instrumentale werken

- Ricercar voor 4 stemmen over de Latijnse antifoon Da pacem Domine

 

Vincenzo Bertolusi (Murano, Italië, omstreeks 1525 – Kopenhagen, Denemarken, 18 september 1608) zal vanwege de aanduidingen op zijn werken en in documenten uit Sacile: “murianensis” en “da Murano” in Murano geboren zijn. De eerste berichten over hem werden in Salice gevonden in 1578, waar hij benoemd werd als maestro di cappella in dienst van stadhouder Francesco Ettore  als opvolger van Michiel Comis. In 1580 kreeg hij daar een loonsverhoging. In 1594 is hij terug te vinden in Venetië, waar hij van koning Sigismund III de uitnodiging kreeg om organist te worden aan het hof in Warschau. In dat jaar 1594 verhuisde Bertolusi Vincenzo naar Warschau in Polen. Er is een bericht dat hij daar in 1604 nog werkt, maar vermoedelijk nog een paar jaar daarna ook, want in 1607 ging hij aan het werk als organist aan het hof van van Koning Christiaan IV in Denemarken. Hij kwam een jaar later in Kopenhagen te overlijden.

Vincenzo Bertolusi componeerde,

     3 madrigalen voor 4, 5 en 7 stemmen

     31 veelkorige motetten voor 6, 7, 8 en 10 stemmen

     2 instrumentale werken

 

ntónio Carreira (*Lissabon, Portugal, omstreeks 1525 – 1592) kreeg als kind en opleiding als zanger in de Koninklijke kapel bij Koning João III in Lissabon en bleef zijn hele verdere leven als zanger, organist en mestre da capela (vanaf 1573) aan de kapel werken. Zijn composities worden voornamelijk bewaard aan de Universiteit van Coïmbra.

António Carreira componeerde

     6 religieuze koorwerken voor vier tot zes stemmen 

     23 tekstloze werken voor orgel of instrumenten

- Tento por D lasolre  voor vier stemmen

     1 liedzetting

- Con qué la lavaré, begeleiding voor deze toen populaire villancico voor orgel of vier instrumenten, één van de vroegste Europese composities waarbij een instrumentale begeleiding voor een lied werd gecomponeerd   

 

Rodrigo de Ceballos (Çavallos, Cevallos, Zaballos) (Aracena, Huelva, Spanje, omstreeks 1525 – omstreeks 1571) was de zoon van zanger Juan. Hij werd in 1554 benoemd tot maestro di capella in Málaga. In 1554 werd hij tot priester gewijd in Sevilla in 1556 en in datzeflde jaar benoemd tot maestro de capilla in Córdoba. Tenslotte werd hij in 1561 maestro di capella aan de Koninklijke kapel van Granada.

Rodrigo de Ceballos componeerde

     3 missen

     8 Magnificats

     39 motetten

     14 Vesperpsalmen

     Lamentationes

     6 gezangen

     2 sets fauxbourdonszettingen

     7 wereldlijke werken

 

Girolamo (Hieronimo) Cavazzoni (Urbino??, Italië, omstreeks 1525 – ná 1577) was de zoon van componist Marc’Antonio Cavazzoni. Volgens de opdracht aan kardinaal Bembo in de uitgave van zijn verzameling orgelwerken, werd hij geboren terwijl zijn vader meewerkte aan een kerkdienst van de kardinaal, dat zou dan in Urbino geweest kunnen zijn. Girolamo Cavazzoni werkte in Venetië en Mantua. Hij werd organist aan het hof van hertog Gonzaga in Mantua. In 1565 en 1566 had hij het toezicht op de bouw van het orgel in de hofkerk Santa Barbara in het Palazzo Ducale.

Girolamo Cavazzoni componeerde

     2 verzamelingen orgelwerken

- Intavolatura cioe Recercari, Canzoni, Himni, Magnificati, libro primo, 1542, orgeltabulatuur

Canzon sopra Faultre d'argent

 

Baldassare Donato (Donati) (in de buurt van Venetië, Italië, tussen 1525 en 1530 – Venetië, juni 1603) was leerling van Adriaen Willaert en koorknaap aan de San Marco in Venetië in 1550 en kreeg de leiding over de musicale training van de koorknapen daar in 1562. Toen Gioseffo Zarlino daar in 1565 maestro di cappella werd, moest Baldassare Donato zijn post opgeven en weer verder als zanger in het kerkkoor. Ze kregen een langdurige ruzie, die uitmondde in een hoogst onverkwikkelijk in het publiek plaatsvindend gevecht tijdens het feest van San Marco in 1569. Baldassare Donato ging daarop aan het werk in de Scuola Grande di San Rocco, een andere kerk in Venetië. In 1580 trok hij zich daar, vanwege onenigheid met zijn werkgevers, terug en werd hij maestro di cappella aan de Dom van Padua. In 1588 werd Baldassare Donato assistent in de San Marco, de ruzie was kennelijk weer bijgelegd. Van 1590 tot zijn dood nam hij de post van maestro di cappella over.

Baldassare Donato componeerde

     3 verzamelingen madrigalen

     2 psalmzettingen

     12 motetten

     7 liederen in het Italiaans, Frans en Duits

     villanella’s: Il primo libro de canzon villanesche alla napolitana, 1550

- Chi la gagliarda

 

Miguel de Fuenllana (Navalcarnero, Madrid, Spanje, omstreeks 1525 – Valladolid, tussen 1590 en 1606) zal in de gemeente Fuenllana in de provincie Ciudad Real hebben geleefd, gezien zijn naam. Sinds zijn geboorte was hij blind. Hij werkte aan het hof van koning Filips II en zijn derde vrouw Isabella van Valois. Miguel de Fuenllana was van 1574 tot 1578 in dienst als kamermuzikant bij koning Dom Sebastian van Portugal. De laatste berichten over hem zijn lastig te duiden. Aan de ene kant zijn er uit het jaar 1591 rekeningen aan zijn familieleden bewaard, waaruit je zou kunnen afleiden dat hij dan al overleden is. Aan de andere kan is er een bedelbrief van zijn dochter Catalina bewaard aan koning Filips IV, waarin zij als weduwe om een toelage vraagt omdat haar vader zowel Filips II als Filips III totaal 46 jaar gediend had. Dat zou dan tot 1606 moeten zijn geweest.

Miguel de Fuenllana componeerde

188 werken voor vihuela, Spaanse voorloper van de gitaar, verdeeld over zes boeken met de titel:

Libro de música para vihuela intitulado Orphenica Lyra, 1554, opgedragen aan kroonprins Filips, de latere Filips II. 160 werken zijn voor de zessnarige vihuela, 9 voor de vijfsnarige vihuela en 9 voor de viersnarige gitaar. De zes boeken bevatten, naast aanwijzingen om de vihuela goed te bespelen:

     119 intavolaties van vocale werken van Josquin des Préz, Nicolas Gombert, Cristóbal de Morales, Adriaen Willaert, Jakob Arcadelt, Philippe Verdelot, Francesco Corteccia, Francisco Guerrero en Juan Vásquez

- De los alamos vengo, madre van Juan Vásquez, intavolatie weer gebruikt door Felix Lope de Vega

- Con qué la lavaré, villancico van Juan Vasquez

- De Antequera sale el moro, romance, meerstemmige zetting Cristóbal de Morales

     51 fantasieën,

     8 tiento’s

     2 duo’s

     7 contrapunt werken over wereldlijke en kerkelijke melodieën

- Morenica, dame un beso,

- Paséabase el rey moro, romance

     1 motet

- Benedicamus patrem

 

Giovanni Pierluigi da Palestrina (Palestrina, omstreeks 1525 - Rome, 2 februari 1594). In 1537 was hij koorknaap aan de basiliek Santa Maria Maggiore te Rome. Hij kreeg daar onder meer  les van de Franse componist Mallapert. Van 1544 tot omstreeks 1551 was hij organist en kapelmeester in de kathedraal van zijn geboortestad Palestrina, zeer gewaardeerd door kardinaal-bisschop Giovanni del Monte. In 1547 trad hij in het huwelijk met Lucrezia di Francesco Gori, een dochter van een bemiddelde wijnbouwer. Zij kregen samen twee zoons: Rodolfo en Angelo.

Kardinaal Giovanni del Monte werd in 1550 gekozen tot Paus Julius III. In 1551 stelde hij Palestrina meteen maar aan als kapelmeester aan de cappella Giulia van de Sint-Pieter te Rome. In 1554 publiceerde hij zijn eerste missenboek

In 1555 werd hij door Paus Julius III benoemd tot zanger van de Sixtijnse Kapel, het Coro Pontifico. In hetzelfde jaar werd hij door de rechtlijnige, eigenzinnige Paus Paulus IV ontslagen, omdat hij geen priester èn getrouwd was.

Een maand later werd hij als opvolger van Orlando di Lasso aangesteld als kapelmeester van de Sint-Jan van Lateranen in Rome, een post die hij tot 1560 bekleedde.

In 1555 verscheen zijn eerste boek met vierstemmige madrigalen. Vanaf 1561 (waarschijnlijk tot 1566) was hij kapelmeester van de Santa Maria Maggiore, daarna muziekleraar aan het Seminario Romano. Hij was daar, na het concilie van Trente, door de Jezuïeten aangesteld met de opdracht om de kerkmuziek te herzien. Er moest meer uitgegeaan worden van de tekst, en die m oest verstaanbaar blijven. In 1565 kreeg Palestrina van Paus Pius IV de titel Modulator pontificus (pauselijk kapelcomponist). Van 1567 tot 1571 stond Palestrina in dienst van kardinaal Ippolito d'Este. In 1571 werd Palestrina eindelijk weer kapelmeester aan aan de cappella Giulia  van de Sint-Pieter. In 1580 stierf zijn vrouw. Palestrina overwoog ernstig, met het oog op de leiding van het pauselijk koor, om zich tot priester te laten wijden, maar in 1581 hertrouwde hij toch maar met Virginia Dormoli, de rijke weduwe  van de pauselijke bontleverancier, waardoor hij tot zijn dood geen geldzorgen meer had. Hij is in de Sint Pieterkerk begraven. 

Zijn composities worden gekenmerkt door een heldere melodische structuur, en gebalanceerde harmonie in de zangpartijen.

De stijl van "Princeps Mucisae" Palestrina werd het schoolvoorbeeld van de prima prattica.

Giovanni Pierluigi da Palestrina schreef

     105 missen, verzameld in 6 banden tijdens zijn leven en nog eens 6 ná zijn overlijden. In 1801 werd er nog een dertiende boek uitgegeven met 4 achtstemmig missen. Musicoloog Franz Xaver Haberl (1840 – 1910) voegde daar in 1887 nog eens tweede boeken met elk zes nooit uitgegeven missen aan toe.

Missarum liber primus voor 4-6 stemmen, 1554, 5 missen, bij de heruitgave in 1591 zij er nog twee toegevoegd, dus 7 missen

- Missa Ecce sacerdos magnus voor vier stemmen, mis 1, cantus firmus in de tenor met als onderliggende melodie een ode aan Paus Juluus III, aan wie de hele bundel Missarum liber primus is opgedragen.

- Missa Ad coenam Agni  providi, voor 5 en 6 stemmen, mis 5, thema een paasgezang

Missarum liber secundus voor 4 tot 6 stemmen, 1567, opgedragen aan koning Philips II van Spanje, 7 missen

- Missa de beata Virgine  voor 4 stemmen, mis 1, gebaseerd op een Gregoriaanse melodie;

- Missa Aspice Domine voor 5 stemmen, mis 5, parodiemis over een Dorisch responsorium van Jacquet van Mantua uit 1532

- Missa Salvum me fac Domine voor vijf stemmen, mis 6, parodiemis op het gelijknamige motet van Jacquet of Mantua uit 1538

- Missa Papae Marcelli, 6 – 8 stemmen, 1562, mis 7, Palestrina’s bekendste en vaakst uitgevoerde mis, opgedragen aan de vooruitstreven paus Marcellus II, die maar drie weken paus was. Paus Marcellus was voor een betere verstaanbaarheid van de misteksten, en dat is hier te merken. Dé mis van de contrareformatie, waardoor volgens sommige mmuziekhistorici de kerkmuziek gered werd.

Missarum liber tertius voor 4 tot 6 stemmen, 1570

- Missa Brevis, voor 4 stemmen uit het, mis 3

- Missa Ut, Re, Mi, Fa, Sol, La (de Hexachord Mis) voor 6 stemmen, mis 8,  jonische modus, de cantus firmus is het Guidonische hexachord

Missarum liber quartus voor 5 stemmen, 1582

- Missa O magnum mysterium, op een eigen motet, voor 5 stemmen, mis 7

Missarum liber quintus voor 4 tot 6 stemmen, 1590

- Missa sine nomine voor 5 stemmen, mis 8, in een dorische mode; canonische opzet. Johann Sebastian Bach heeft het Kyrië en Gloria van deze mis omstreeks 1742  aangepast met stemmen voor cornetten en trombones en een basso continuo

Missarum liber nonus, voor 4 tot 6 stemmen, 1599, 6 missen

- Missa Ave regina cœlorum voor 4 stemmen, mis 1

Missarum liber undecimus voor 4 tot 6 stemmen, 1600, 5 missen

Missarum liber duodecimus voor 4 tot 6 stemmen, 1601, 6 missen

- Missa O Rex gloriae, mis 2, parodiemis op een eigen gelijknamig motet uit 1563, voor 4 stemmen

- Missa “Viri Galilei”, mis 6, zesstemmig, gegrond op een eigen motet “Viri Galilei” uit 1569

Missae quattuor (boek 13) voor 8 stemmen, 1601, 4 missen

- Missa Hodie Christus natus est, mis 3, dubbelkorig,  gebaseerd op het myxolydische kerstmotet van zijn hand.

- Missa Fratres ego enim accepi, voor acht stemmen, op een eigen motet, gebaseerd op de door Jezus uitgesproken tekst tijdens het laatste avondmaal. Agnus Dei van onvergankelijke pracht

Missarum, Liber decimusquintus (boek 15), 6 missen in 1887 verzameld uit onuitgegeven manuscripten 

- Missa Benedicta es, 1562, parodiemis op een motet van Josquin du Prez uit 1520 voor 6 stemmen 00

Teruggevonden missen, in geen enkele verzameling opgenomen

- Missa Assumpta est Maria voor 6 stemmen, over een eigen motet.

     375 motetten,

- Motecta festorum totius anni cum Communi Sanctorum … liber primus, 1564, 36 motetten voor vier stemmen voor de jaarlijkse kerkelijke feestdagen

O Rex gloriae, 1563, antifoon voor Hemelvaartsdag

- Motettorum Liber Primus, 1569, 33 motetten voor 5, 6 en 7 stemmen

O magnum mysterium. Quem vidistis pastores, voor 6 stemmen

- Motettorum Liber Secundus, 1572, 29 motetten voor 5, 6 en 8 stemmen

nr 27. Laudate pueri Dominum (prima pars) / Quis sicut Dominus Deus (secunda pars) voor dubbelkoor van 8 stemmen. Zetting van psalm 112

- Motettorum  Liber Tertius, 1575, 33 motetten,  voor 5,6 en 8 stemmen

Hodie Christus natus est, voor 8 stemmen, basis voor zijn gelijknamige mis.

Cantatibus Organis, basis voor de gelijknamige Cecilamis, gecomponeerd door 7 componisten

- Motettorum  Liber Quartus voor vijf stemmen, 1584,

Canticum canticorum Salomonis,  het Hooglied in 29 motetten voor 5 stemmen. Zinderend.

nr 18. Descendi in hortum meum (Hooglied 3:2)

nr 22. Pulchra es amica mea (Hoogied 6:3-4). Giovanni Bassano schreef er diminuties over.

- Motettorum Liber Quintus, 1584, 21 motetten voor 5 stemmen, opgedragen aan de Hongaarse kardinaal András Bathory (1566-1599), een door muziek begeesterde, cembalo spelende jonge geestelijke.

nr. 1 Lætus Hyperboream (uit het Noorden; slaat op de kardinaal, neef van de Poolse Koning)

nr 18. Exultate Deo

- Ave Maria gratia plena  voor vier stemmen, 1590,

- Motectorum quatuor vocibus… Liber Secundus, 21 motetten voor vier stemmen, 1604

nr. 2. Heu mihi Domine (prima pars) / Anima mea turbata (secunda pars)

nr.14. Ave Maria gratia plena

- overige motetten in diverse verzamelingen, vaak postuurm uitgegeven

Fratres, ego enim accepi, motet voor dubbelkoor, 8 stemmen, 1614 uitgegeven

     68 offertoria

     65 hymnen

     35 magnificats

     2 Stabat Maters

- Stabat Mater voor 8 stemmen of voor dubbelkoor, twintigdelig werk

     4 boeken Lamentationes Jeremiae voor de Goede Week, voor drie tot acht stemmen, elke set 9 lamentaties, 1588

- Liber Secundus. Lamentationes Jeremiae voor vier en 5 stemmen

     60 religieuze madrigalen

     80 wereldlijke madrigalen

- Vestiva i colli, voor vijf stemmen, zo populair in de 17de eeuw, dat beiaardiers het overal in Europa op hun carillon speelden. Fagottist Bartolomeo de Selma y Salaverde schreef er diminuties over met een mooie rol voor de bas. 

- Io son ferito ahi lasso  (ik ben gewond), 1561, voor vier stemmen, basis voor zijn Missa Petra Sancta, 1560. Het madrigaal is met versieringen uitgewerkt door Giovanni Battista Bovicelli

     9 orgel ricercari

     11 essercizii voor orgel 

 

Claudin (Claudius) Patoulet (Potoletus) (Zuid Nederland, omstreeks 1525 – omstreeks 1570) werkte als zanger, koormeester en componist van 1545-1550 in de Sint Bavokerk in Haarlem, van 1546-1548 in de Pieterskerk in Leiden en in 1550 in Delft.
De naam van Patoulet komt voor in het rekenboek en het getijdenregister van de getijdenmeesters van Haarlem.

Claudin Patoulet componeerde

     6 motetten in de Leidse koorboeken (codex E)

- De sancto Cornelio", voor 6 stemmen

- "Magnificat",

- "Te Deum laudamus", voor 4 stemmen, werd in 1559 gezongen bij de inwijding van de eerste bisschop in Haarlem

- Inviolata, integra et casta es, Maria; moest op een vastgesteld aantal dagen sinsd 1503 ter nagedachtenis aan Dirck Dirckzoon in de Leidse Pieterskerk gezongen worden; bevindt zich dan ook in de Leidse Koorboeken

- "De profundis” (de tekst van psalm 129 + Requiem aeternam), voor vier stemmen

- "Vidi aquam".

 

Johann Knöfel (ook Knefelius, Knöfelius, Knefel, Knöbel, Knöpflin) (Lubań, Polen, tóen Lauban, Silezië, omstreeks 1525 -1530 – Praag ná 21 april 1617) was een leerling van de organist Kaspar Krumbhorn (geb. 1542). Toen hij ongeveer 30 jaar oud was, werkte hij als cantor aan de Valentin Trotzendorff Lateinschule, een Lutherse onderwijsinstelling in Goldberg in Silezië.

Op 21 juni 1569 trouwde hij, op dat moment was hij kapelmeester van Hertog Heinrich XI. von Liegnitz, Brieg und Goldberg.

In 1579 was Johann Knöfel kapelmeester van de keurvorst van Heidelberg Ludwig VI. In 1583 stierf Ludwig VI, de nieuwe keruvorst Johann Kasimir voerde het Calvinisme in de Palz in, de Lutheraan Knöfel werd uit zijn ambt ontslagen en keerde naar Silezië terug.

In 1592, ging Johann Knöfel naar Praag. Hij werd daar cantor-organist in de St. Heinrichschool. 21 april 1617 werden volgens een nota van de stad Klagenfurt 30 Florijn aan Johann Knöfel betaald. Dus toen leefde hij nog. Latere berichten over hem zijn er niet.

Johann Knöfel componeerde

     kerkgezangen („cantiones“)

Cantus choralis (1575), een complete zetting van alle proprium gezangen voor de kerkelijke feestdagen van het hele jaar.

     1 motet

     1 mis

     Duitse liederen

     Instrumentale werken („Novae melodiae” voor vijf tot acht stemmen

 

Fabrizio (Fabritio) Caroso (Sermoneta, Latium, Italië, 1526/1535 – 1605/1620) leefde in Rome als dansmeester en componist/beschrijver van dansmuziek. Van zijn leven is verder niets bekend, dan dat hij onder bescherming stond van de adellijke  familie Caetani, een belangrijke familie uit Sermoneta, die ook invloed uitoefende in Rome.

Fabritio Caroso schreef

     131 dansbeschrijvingen  in twee dansboeken:

Il Ballarino, 1581, opgedragen aan Bianca Capello, echtgenote van Francesco I de’ Medici, groothertog van Toscane; 81 choreografieën;

Nobiltà di Dame, 1600, opgedragen aan Don Ranuccio Farnese, hertog van Parma en Piacenza

De meeste dansen zijn bedoeld voor twee dansers, sommige voor vier of meer.

Elk van de wordt begeleid door muziekvoorbeelden met een luittabulatuur en speelaanwijzingen. De boeken zijn dan ook van veel belang voor danshistorici en musicologen.

Ottorino Respighi transcribeerde voor orkest voor zijn  Antiche arie e danze per liuto Seconda suite luitcomposities van Fabritio Caroso;

 

Francisco Guerrero (Sevilla, 4 oktober(?), 1528 – 8 november 1599), werd als koorknaap muzikaal gevormd door zijn oudere broer Pedro (geboren in 1529) en door de maestro de capilla van de Kathedraal van Sevilla Fernández de Castilleja. In 1542 kreeg hij een betaalde benoeming als alt in het kerkkoor. Hij kreeg in 1545 en 1546 ook les van Cristóbal de Morales, en leerde zichzelf vihuela, harp, cornetto en orgel spelen. In 1546, toen hij 17 jaar was, werd Francisco Guerrero benoemd als maestro de capilla bij de Kathedraal van Jaén. In 1551 werd hij assistent maestro de capilla van zijn leermeester Fernández de Castileja en koordirigent in de Kathedraal van Sevilla. Toen Fernández In 1574 overleed, nam Francisco Guerrero zijn kapelmeestersplaats over.

In dienst van Keizer Maximiliaan II reisde hij tussen 1580 en 1590 veel naar Spanje,Portugal en Italië en ging in 1589 naar het Heilige Land, waar hij Damascus, Bethlehem en Jeruzalem bezocht. Op de terugreis werd zijn schip tweemaal aangevallen door piraten, die zijn leven bedreigden, zijn geld stalen en hem voor losgeld vasthielden. Zijn losgeld moet betaald te zijn, want hij kon naar Spanje terugkeren.He betekende wel dat hij de laatste jaren van zijn leven steeds financiële problemen had. In 1599 stierf hij in Sevilla aan de pestuitbraak die de stad in dat jaar trof.

Francisco Guerrero componeerde

     4 passionen

     19 missen

- Missa ‘Congratulamini mihi’, 1566, voor vijf stemmen, gebaseerd op een motet van Crequillon

- Missa L'homme armé voor vier stemmen (twee nogal verschillende versies)

- Missa ‘Saeculorum Amen’, voor vier stemmen, Agnus Dei voor vijf stemmen, 1597, voorrtdurend geënt op het Gregoriaanse Saeculorum Amenmotief, de muziek gaat recht de hemel in.

     2 magnificats

     23 Latijnse hymnes

     80 motetten

- Maria Magdalena voor 6 stemmen, 1570

- Surge propera, hoogliedmotet voor 6 stemmen, 1570, Een cantus firmus wordt in het eerste deel vijf keer steeds een trap hoger ten gehore gebracht, en in het tweede deel steeds een trap lager. Nog contrapuntische kunstgrepen van de Nederlanders

- Beata Dei Genitrix Maria (De Heilige Moeder Gods Maria), voor 6 stemmen, 1585, uitgangspunt voor de gelijknamige mis van Alonso Lobo

- O altitudo divitiarum,voor acht stemmen, 1597, karakteristieke Spaanse 8-stemmigheid, verdeeld in een hoog en een laag koor

    Canciones y villanescas espirituales (religieuze liederen en villanesca’s) voor 3 tot 5 stemmen, 1589

- nr. 26. A un niño Llorando (voor een huilend kind), villancico voor 5 stemmen, vederlicht   

- nr. 43. Prado verde y florido, villancico voor 4 stemmen

     instrumentale stukken, sommige voor vihuela

 

Johannes de Cleve (hertogdom Kleef, tussen de Nederlanden en Duitsland, omstreeks 1529 – 14 juli 1582) zal vanwege de tekst op zijn grafzerk („Johis de Cleve … excellens de Cleve Musicus“) en zijn naamgeving in verzamelwerken ((„Clivensis“) zeer waarschijnlijk uit Kleef afkomstig zijn. De naam de Cleve kwam in de Zuidelijke Nederlanden nogal eens voor. Over de eerste decennia van zijn leven is niets bekend. Manuscripten van zijn hand in de Pieterskerk in leiden en in een verzameling uit 1553 bij Tielman Susato in Antwerpen wijzen op een rondtrekken door de Nederlanden. In 1553 was hij in dienst als zanger aan het hof van het Heilige Roomse Rijk bij keizer Ferdinand I, die hem ook opdracht gaf acht nieuwe zangers voor de hofkapel in de Nederlanden te werven en aan wie zijn boeken met vier en zesstemmige sechsstimmigenCantiones sacrae opdroeg. Aan het hof werkte Johannes de Cleve samen met zijn Vlaamse collega Jacobus Vaet. De zoon van Ferdinand I: Karel II zette na het overlijden van zijn vader in 1564 een nieuwe kapel op, waarvan Johannes de Cleveeerste Kapellmeister werd. In 1570 gaf Johannes de Clevede functie wegens gezondheidsproblemen op. Hij kreeg een levenslang pensioen van 200 gulden per jaar, op voorwaarde dat hij wel composities voor de hofkapel zou blijven schrijven. Tto zijn dood toe werkte hij ook als muziekdocent, onder meer van Domkapellmeister van AugsburgBernhard Klingenstein.

Johannes de Clevecomponeerde

    1 mis

- Missa rex Babylonis venit ad lacum, thema ontleend aan het motet Rex Babylonis  van Jacobus Vaet.

    9 Latijnse motetten voor drie tot acht stemmen

    2 boeken „Cantiones sacrae

    20 vierstemmige zettingen van protestantse kerkliederen

    2 motet-intavolaties voor orgel

    12 andere werken in manuscript 

 

Jacobus Vaet (Kortrijk of Harelbeke, Zuidelijke Nederlanden, omstreeks 1529 – 8 januari 1567) was de zoon van Egidius Vaet. Op verzoek van zijn vader werd Jacobus in 1543 op dertienjarige leeftijd bij de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Kortrijk als zanger aangenomen. Na zijn stembreuk in 1547 kreeg hij een stipendium van het kapittel in Kortrijk om te gaan studeren aan de Katholieke Universiteit Leuven. Na de afloop van het stipendium werd Jacobus Vaet in de zomer van 1549 tenorzanger in de hofkapel van keizer Karel V. Uit betaaloverzichten van het hof blijkt dat hij toen een getrouwde man was. Begin 1552 verliep hij de hofkapel en ging naar de kapel van de neef van Karel V: aartshertog Maximiliaan in Wenen. 1 januari 1554 werd hij daar kapelmeester en hield die betrekking tot zijn levenseinde. Omdat Maximiliaan, die in 1564 zijn vader Ferdinand I als keizer zou opvolgen, behoorlijk ingenomen was met zijn kapelmeester Jacobus Vaet werd hij bevorderd tot hoofdkapelmeester van de Rooms-keizerlijke hoogheid. In zijn dagboek betreurde Maximiliaan II Jacobus Vaets dood. Jacobus Vaet was bevriend met zowel Jacobus Clemens non Papa als Orlando di Lasso. Voor Jacobus Vaet werden door vooraanstaande componisten uit diens omgeving dan ook klaagzangen gecomponeerd, zoals Jacobus Vaet dat zelf dat had gedaan in 1558 voor Jacobus Clemens non Papa. Zijn leerling Jacob Regnart schreef een Defunctum charites Vaetem. Na zijn overlijden werd Jacobus Vaet aan de hofkapel opgevolgd door Philippus de Monte.

Jacobus Vaet componeerde

     9 missen,

- Missa quodlibetica vijfstemmige mis, samengesteld uit een reeks quodlibets, gelijktijdig optredende bekende melodieën uit zowel geestelijke als wereldlijke bronnen

     1 requiem

     8 zettingen van het Magnificat

     6 Salve Regina’s

     66 andere motetten

- Ascendetis post filium, hier schreef collega Antonius Galli een mis over

- Rex Babylonis, hier schreef collega Johannes de Cleve een mis over

     10 hymnen

     3 chansons

 

Bartolomé (Bartolomeo, Bartolomeu) Cárceres (16de eeuw) was in 1546 lid van de hofkapel van Ferdinand van Aragon, hertog van Calabrië, gevestigd in Valencia. Bartolomé Cárceres was ‘pautador de los libros’ van de kapel, hij moest wellicht als kopiist de zangboeken en muziekboeken intekenen. Vanaf 1550 wordt hij niet langer als lid van de kapel vermeld.

Bartolomé (Bartolomeo, Bartolomeu) Cárceres componeerde

     1 mis

     2 misdelen

     4 motetten

     8 villancico’s  voor 3 tot vijf stemmen

     2 ensalada’s

- La trulla voor vier stemmen, met een instrumentale Pavane en Gaillarde