Componisten vanaf 1530
Manfredo Barbarini (Barbarino) Lupus, (Corregio, Reggio Emilia, Italië, omstreeks 1530 – Zwitserland, ná 1563). De schaarse berichten over hem stammen uitsluitend uit de voorwoorden van zijn boeken. In 1557 is hij zangmeester, “cantor” in Locarno. In 1558 bevindt hij zich in Basel. Daarna zien we hem nog terug in Augsburg, waar hij de broers Johann Jakob Fugger en Georg Fugger ontmoet en van 1561 tot 1563 is hij aktief in Sankt Gallen. Daarna raken we elk spoor van zijn bestaan kwijt. Manfredo Barbarino Lupus componeerde • 17 motetten (“Symphoniae”), 1558, voor vijf stemmen • 16 Cantiones Sacrae, 1560, voor twee tot vier stemmen • Een antiphonarium voor 4 stemmen, Sankt Gallen, 1561-63, 204 composities voor de liturgie van de diensten in het klooster van Sankt Gallen, 1561-63, voor vier stemmen, gedeeltelijk voor koor, gedeeltelijk voor orgel. De muziek bevindt zich in twee manuscripten in het klooster Mss 542 en 543. De eenstemmige melodieën die in het klooster in gebruik waren, moesten in de tenorpartij van de vierstemmige zettingen altijd ongeschonden hoorbaar blijven. In het antiphonarium bevinden zich in elk geval - 3 missen, - 14 introitussen - 14 gradualen - 15 sequences, - 12 offertoires, - 13 communio’s, - 44 antifonen, - 1 Te Deum, - 3 Passionen, - koraalarrangementen
Sperindio Bertoldo (Modena, Italië, omstreeks 1530 – Padua, 15 augustus 1570) werd op 1 januari 1552 als organist aangesteld aan de kathedraal van Padua. In 1557 kreeg hij daarvoor een tienjarig contract met salarisverhoging, dus hij zal het wel netjes hebben gedaan. In 1567 werd het contract nog eens voor 16 jaar vernieuwd, maar in datzelfde jaar werd hij ontslagen wegens wangedrag. In Augustus 1567 werd hij alweer herbenoemd. Wellicht beviel de vervanger niet. Sperindio Bertoldo componeerde • 2 verzamelingen madrigalen - Primo libro di madrigali voor 5 tot 8 stemmen, 1561 - Secondo libro di madrigali voor 5 tot 8 stemmen, 1562 • 2 verzamelingen orgelwerken - Canzoni francese intavolate da sonar d’organo, 1591 - Tocate, ricercari et canzoni francese intavolate per sonar d’organo, 1591
Richard Farrant (Engeland, omstreeks 1530 – 30 November 1580) werd “gentleman” van de Koninklijke Kapel tijdens de regering van Edward VI. In 1564 gaf hij die post op om koorleider van de kinderen van de Saint George Kapel in Windsor te worden. In november 1569 werd Richard Farrant Koorleider van de Koninklijke Kapel, hij hield de betrekking in Windsor ook aan. Richard Farrant componeerde • 1 service • 2 full anthems - Call to remembrance - Hide not thou thy face. • 1 verse anthem - Lord, for thy tender mercies sake, wellicht niet van Richard Farrant, maar van John Hilton. • 2 consort songs - O love from stately throne - Ah, alas you Salt Sea Gods • 2 klavecimbelwerken • 1 werk voor gambaconsort
Mateo Flecha “el Joven”, (Mateu Fletxa “el Jove” (de jongere) in het Catalaans, Prades Tarragona, Spanje, omstreeks 1530 – Berguedà, 20 February 1604) was de neef van Mateo Flecha el Viejo. In 1543 kwam hij als koorzanger in dienst van Maria en Juana, dochters van Karel V. Na het huwelijk van Maria van Spanje met Maximiliaan van Oostenrijk bleef hij aanvankelijk in dienst van Juana, maar verliet in 1552 het hof om Karmelieter monnik te worden. Nadat hij een tijd in Italië had doorgebracht, werd Mateo Flecha kapelaan van keizerin Maria van Spanje, de echtgenote van Maximiliaan II, in Wenen, en later cantor van de keizerlijke kapel. Na Maximiliaans dood in 1579 benoemde keizer Rudolf II hem tot abt van Tihany. In 1599 werd Mateo Flecha door koning Philips III aangesteld als abt van het klooster Sant Pere de la Portella in Berguedà in Catalonië, waar hij zijn laatste jaren doorbracht. Mateo Flecha el Joven componeerde • 20 madrigalen, 1568 • 1 mis • psalmen • motetten • 2 ensaladas
Nicolas de La Grotte (La Crotte) (Frankrijk, 1530 – omstreeks 1600). Het eerst bericht over hem is uit 1557, als hij in Pau, zuidwest Frankrijk, als spinetspeler en organist in dienst is van de koning van Navarre: Antoine de Bourbon. In oktober 1558 trouwde hij met Marie Ciprande St. Cloud en woonde hij, hoewel verbonden met het huis van Navarre, in Parijs. In 1562 keeg hij een betrekking bij de Hertog van Anjou, samen met Guillaume Costeley, en toen de Hertog van Anjou in 1574 koning Hendrik III van Frankrijk werd, kreeg Nicolas de La Grotte de positie van 'vallet de chambre et organiste ordinaire'. Verschillende schrijvers bevestigden zijn reputatie als organist. In 1590 bevond hij zich in het gezelschap van koning Hendrik IV en daarna zijn er geen berichten meer over hem. Nicolas de La Grotte componeerde • 99 chansons voor drie tot zes stemmen, waarvan later 15 uitgegeven voor zangstem en luit, als air de cour, onder de naam van Adrian Le Roy, de muziekuitgever in Frankrijk • 1 compositie voor orgel, een van de weinige specifiek voor klavier gecomponeerd uit de 16e eeuw in Frankrijk. - fantasia over het madrigaal Ancor che col partire van Cipriano de Rore, vierstemmig.
Claude Lejeune, ook: Claude Le Jeune (Valenciennes, omstreeks 1530 – Parijs, september 1600) maakte deel uit van de hervormingsgezinde beweging van de Hugenoten. Hij schreef minstens zoveel religieuze muziek als Claude Goudimel, maar is veel minder bekend. Als Protestant moest hij nogal balanceren om in Parijs overeind te blijven. Hij bekleedde wel een functie als maître des enfants aan het hof van de broer van koning Hendrik III, de Rooms-katholieke Frans van Anjou. Toen Parijs in 1590 door de Protestantse Hendrik van Navarra werd belegerd, besloot Claude le Jeune de stad te verlaten. Bij de stadspoort werd hij tegengehouden en de muziekmanuscripten die hij bij zich had zouden zijn vernietigd als zijn Rooms-katholieke collega Jacques Mauduit niet voor hem in de bres was gesprongen. Mauduit overtuigde de dienstdoende onderofficier ervan dat er niets ketters aan de muziek was. Claude le Jeunde kon de stad uittrekken en vestigde zich in La Rochelle. Toen in 1596 Hendrik van Navarra als Hendrik IV van Frankrijk weer Katholiek werd (”Parijs is wel een mis waard”), werd Claude Lejeune hofcomponist (maistre compositeur ordinaire de la musique de nostre chambre). Claude Lejeune schreef een groot aantal koorwerken over melodieën uit het Geneefse psalter. Claude Lejeune schreef • 1 mis - Missa ad placitum • 11 motetten • 348 psalmzettingen, waaronder - Dix Psaumes de David, 1564, meerstemmige delicatesse - Dodécacorde, een serie van 12 psalmzettingen (La Rochelle, 1598). Elke psalm is gezet in één van de 12 verschillende modi, zoals omschreven door Zarlino. De Psalmen vragen om een brede bezetting: Psalm 52 is voor 16 stemmen. - 150 Psaumes de David à 3 voix, virtuoos contrapunt. - Cent Cinquant Psaumes de David à 4 et 5 voix, eenvoudige homofone zettingen, zeer populair in die tijd. Van deze psalmzettingen verschenen ook uitgaven (in 1629 en 1633 te Amsterdam en in 1665 te Schiedam) waarin de Franse teksten van het Geneefse psalter zijn vervangen door de Nederlandse vertaling ervan door Petrus Datheen. - Psaumes en vers mesurés, de 2 à 8 voix, voor die tijd avantgardistische muziek. Claude le Jeune nam actief deel aan de Académie de Poésie et de Musique van Antoine de Baif, die zich in zijn gedichten aan klassieke versmaten hield. Wanneer deze vers mesurées op muziek werden gezet, was het de bedoeling dat een lange lettergreep en lange en een korte lettergreep en korte noot kreeg. Claude le Jeune paste dit ook toe op door Antoine de Baïf en d'Aubigné in antieke versmaten berijmde psalmen, waarbij hij nieuwe melodieën in een vrij zwevend ritme componeerde. • 42 religieuze chansons, waaronder - Octonaires de l'inconstance et de la vanité du monde (Achtregelige gedichten over de wisselvalligheid en de ijdelheid van de wereld), gebaseerd op gedichten van de Calvinistische predikant Antoine Chardieu voor 3 en 4 stemmen. De octonaires zijn ook in 1641 in het Nederlands uitgegeven in Amsterdam, maar die uitgave is volledig verloren gegaan. • 65 wereldlijke chansons - Le Printemps, 39 chansons voor twee tot 8 stemmen, uitgegeven 1603 + nr. 10. O rose, reine des fleurs • 43 Italiaanse canzonettas • 146 airs
Juan Navarro Hispalensis (uit Sevilla dus) (Marchena, Spanje, omstreeks 1530 – Palencia, 25 september 1580) was in 1649 tenorzanger in het koor van de Hertog van Arcos in Marchena en daarna in de kathedralen van Jaén en Málaga. In 1553 probeerde hij na de dood van Cristóbal de Morales maestro de capilla in Málaga te worden, maar hij ,moest het afleggen tegen Francisco Guerrero. In 1563 werd Juan Navarro benoemd tot maestro de capilla in de kathedraal van Avila, en in 1566 in de kathedraal van Salamanca. In Avila probeerden ze hem nog te houden door zijn salaris te verdubbelen, maar Juan Navarro vond de positie in Salamanca aantrekkelijker. Toen Juan Navarro tijdens de vespers op nieuwjaarsavond 1573 kapelaan en voorzanger Juan Sanchez in zijn gezicht had geslagen moest hij uit Salamanca weg, toen was grensoverschrijdend gedrag ook al lastig. In 1574 werd Juan Navarro kapelmeester in Ciudad Rodrigo en in 1578 in Palencia. Daar bleef hij tot zijn dood aan het werk en hij werd er ook begraven. Juan Navarro componeerde • 2 cycli liturgische gezangen - Psalmi, hymni, ac Magnificat totius anni, secundum ritum Sanctae Romanae Ecclesiae, 1590 uitgegeven, voor 4, 5 en 6 stemmen + 12 vesperpsalmen + 18 vespergezangen + 9 Magnificats in alle kerktonen + 4 Maria-antifonen • 12 motetten, in manuscript bewaard • 1 villancico • 2 villanesca’s • 3 instrumentale fantasieën • enkele werken voor luit.
Cesare Tudino (Todino), (Atri, Abruzzo, Italië, omstreeks 1530 – Atri?, ná 1591) woonde vermoedelijk zo’n beetje zijn hele leven in Atri. Drie van zijn uitgaven zijn opgedragen aan hertog Rodolfo Aquaviva in Atri, een vierde aan de bisschop van Atri. In de kathedraal van Atri is een vierstemmige canon van hem in steen gegrift, met de vermelding “canon, componist en organist, 1577”. In 1548 had hij een aanstelling als organist in de San Giovanni in Laterano, Rome. Misschien was hij ook even in dienst van Giovanni Jacopo Trivulzio, Markies van Vigevano (bij Milaan), aan wie zijn boek met madrigalen en napolitanes in 1554 is opgedragen. De markies was ook het onderwerp in twee ere-madrigalen en zijn zus Barbara in een andere. In 1558 was Tudino organist aan de kathedraal van Atri, en in 1588 was hij dat nog steeds. Cesare Tudino componeerde • missen • motetten • madrigalen • 10 “napolitanes” voor drie stemmen
Guillaume Costeley (Fontanges-en-Auvergne, Frankrijk, 1530, misschien 1531 – Evreux (?) 18 januari 28, 1606) kwam in of voor 1554 in Parijs aan. In 1560 was Guillaume Costeley benoemd aan het Koninklijke hof als organist en muziekleraar van de 10 jaar oude koning. Na 1570 betrok Guillaume Costeley een huis in Evreux in Normandië en trouwde. Hij hoefde alleen de eerst drie maanden van het jaar maar aan het hof dienst te doen. In 1581 werd hij aangesteld als belastingontvanger in Evreux, in 1592 stierf zijn vrouw en trouwde hij voor een tweede keer. In 1597 wordt hij genoemd als adviseur van de koning. Guillaume Costeley componeerde • Musique de Guillaume Costeley, waarin bijna al zijn bewaard gebleven werken zijn opgenomen • 100 chansons - "Seigneur Dieu ta pitié", 1558, een “chromatisch chanson” voor vijf stemmen, een microtonale compositie: per oktaaf moeten 19 gelijkzwevende intervallen van 63 cents (2/3 halve toon) worden benut. Er ontstaat een werveling van steeds wisselende harmonieën, een gedurfd en interessant experiment. - Noblesse gist au coeur du vertueux, voor vier stemmen • 3 motetten voor 4 of vijf stemmen • 1 orgelwerk
Melchior Neusidler (Neusiedler, Neysidler of Newsidler) (Neurenberg, Duitsland, omstreeks 1531 – Augsburg, 1591) was de oudste zoon van luitist en componist Hans Neusidler (1510–1563) en groeide met 13 - 17 (niets is duidelijk) broertjes en zusjes op in het ouderlijk huis aan de Zotenberg bij de Obstmarkt. Melchior Neusidler leerde het luitspelen van zijn vader en had ook les van de muziektheoreticus en schoolrector Sebald Heyden (1499–1561). In 1552 ging Melchior Neusidler in Augsburg wonen en in december 1552 gaf hij zijn burgerrecht van Neurenberg op. Hij bouwde een goede betrekking op met het koopmanshuis Fugger. Hij hoorde op dat moment bij de beste en meest gevraagde luitisten van Europa. Melchior Neusideler is twee keer getrouwd. In 1590 werd het hem door gewrichtsaandoeningen onmogelijk om nog te werken en hij overleed in 1591 armlastig, overgeleverd aan de giften van Octavianus Secundus Fugger. Hij liet drie jonge kinderen achter, die door zijn broer Conrad werden overgenomen. Melchior Neusidler componeerde 250 werken voor luit, voornamelijk opgenomen in • 2 banden Intabolatura di Liuto, 1566 en • Teutsch Lautenbuch, 1574 - Der Fuggerrin Dantz, zijn bekendste werkje, nog al eens door ensembles gearrangeerd
Jacobus de Kerle (Ieper, Vlaanderen, 1531 of 1532 – Praag, Tsjechië, 7 januari 1591) was de zoon van lakenwever Robert de Kerle en Adrienne Mortiers. Hij kreeg muziekles aan het klooster van Sint Martinus in Ieper van zangmeester Gilles Braquet en was koorzanger in Kamerijk. Vanaf 1555 werkte hij in Italië in een kerk in Orvieto als koormeester, organist en beiaardier. Hij kreeg ook een opleiding tot priester. Vanaf 1562 was hij in dienst van de aartsbisschop van Augsburg in Rome tijdens het Concilie van Trente. Vanaf 1565 tot werkte hij als muziekmeester aan de kathedraal in zijn geboorteplaats Ieper, waar hij in 1567 werd geëxcommuniceerd en van zijn functies ontheven wegens een conflict met een andere priester. Na de aflegging van een verplichte boetedoening in Rome werd hij weer in zijn kerkelijke functies hersteld. In 1568 werd hij koormeester en organist van de kathedraal van Augsburg en in 1575 nam hij zijn intrek in een benedictijnenabdij in Kempten. In 1579 vinden we hem als cantor van de kathedraal van Kamerijk en in 1582 als hofkapelaan van Keizer Rudolf II in Keulen in Duitsland. Later in dat jaar trok hij met de keizer naar het hof in Praag, waar Philippe de Monte hofkapelmeester was. Jacobus de Kerle componeerde • 10 missen voor vier en vijf stemmen • 1 requiem • 16 magnificats voor vier tot 6 stemmen in alle acht modi • 50 motetten • 20 vesperpsalmen • religieuze liederen • 2 boeken madrigalen, verloren gegaan, er is maar één madrigaal van hem bewaard gebleven • wereldlijke liederen voor zes stemmen
Orlando (Orlandus, Orlande, Roland) di Lasso ((de) Lassus, de Lâtre), (Bergen of Mons, België, 1532 – München, 14 juni 1594) was als Roeland van de Laet koorknaap aan de Sint-Nicolaaskerk in zijn geboorteplaats Bergen (Mons); hij was als jongen een beroemdheid vanwege zijn mooie stem. Nadat hij vanwege zijn talenten twee keer was ontvoerd en gelukkig door zijn ouders weer teruggevonden, werd hij door de onderkoning van Sicilië, Ferrante Gonzaga, na toestemming van zijn ouders, als twaalfjarige mee naar Italië genomen. Daar bleef hij onder de naam Orlando di Lasso tot 1550 in dienst van de hertog en leerde zo de hoven van Palermo, Mantua en Milaan kennen. In 1553 werd Orlando die Lasso maestro di cappella van de Basilica di San Giovanni in Laterano (Sint Jan van Lateranen) in Rome. Een jaar later kwam hij terug in de Vlaamse Nederlanden en ging in Antwerpen werken, waar zijn eerste uitgaven werden gedrukt. In 1556 benoemde hertog Albrecht V van Beieren hem tot lid van de hofkapel te München, waarvan hij in 1560 kapelmeester werd, en dat tot zijn dood bleef. Orlando di Lasso had een bijzondere band met hertog Albrecht. Tijdens zijn vele reizen schreef Orlando brieven aan zijn broodheer en zijn zoon, erfprins Wilhelm, die een hoog humoristish gehalte hadden. In 1558 trouwde Orlando di Lasso in München met Regina Wäckinger, de dochter van een hofdame. Ze kregen twee zoons, Ferdinand en Rudolf, die allebei ook muzikant en componist werden. Orlando di Lasso had het erg naar zijn zin in München. Hij kreeg elk jaar onder meer een paard, zakken graan en vaten wijn. Orlando di Lasso was een briljant renaissance-genie. In zijn jonge jaren doorkruiste hij heel Europa. Hij sprak vijf talen. Hij componeerde Italiaanse madrigalen, Duitse liederen en Franse chansons volgens de regels van de kunst. Soms heel humoristisch, soms diep melancholiek. Orlando di Lasso was een zeer gewaardeerde componist. In 1570 werd hij door Keizer Maximiliaan II in de adelstand verheven en in 1571 werd hij door Paus Gregorius XIII geridderd tot Ridder van het Gulden Spoor. In München staat een standbeeld van di Lasso en de Orlandostraat leidt naar het Orlandohuis dat op de plek staat waar di Lasso woonde. Orlando di Lasso componeerde onder meer • 74 vier- tot achtstemmige missen en requiems - Missa “Je ne mange poinct de porcq” (ik eet geen varkensvlees meer), voor 4 stemmen, 1570, cantus firmus een tamelijk onbenullig straatliedje. Misschien handig om moslims mee in de kerk te krijgen. - Missa “Vinum bonum”, dubbelkorige parodiemis voor 8 stemmen op een eigen motet, 1570 - Missa “Tous les regrets”, 1577, zesstemmig, is gebaseerd op het chanson “Tous les regretz” van Nicolas Gombert. - Missa Susanne un jour, voor vijf stemmen, 1577, met als cantus firmus zijn eigen immens populaire lied - Missa “Osculetur me”, dubbelkorige parodiemis voor 8 stemmen op een eigen motet, ná 1582 - Missa "Io son ferito", 1589 gebaseerd op het beroemde madrigaal van Luigi di Palestrina - Missa “Triste depart”, 1592, zesstemmig, is gebaseerd op het chanson “Triste depart” van Nicolas Gombert.dem, een hoogtepunt in het oeuvre van Lassus. - Missa “Dixit Joseph”, voor 6 stemmen, parodiemis over het gelijknamige motet motet van Orlando di Lasso zelf, 1607 gepubliceerd - Missa "Amor ecco colei", voor 6 stemmen, 1610 gepubliceerd, zeer de moeite waard - Missa “Bell' Amfitrit' altera”, dubbelkorige mis voor 8 stemmen, 1610 gepubliceerd. • 4 passionen • 779 motetten en gezangen voor twee tot 12 stemmen - Sacrae cantiones, 1562, 25 motetten
voor vijf stemmen 14. In me transierunt irae tuae, elke zangstem wordt verbonden aan een planeet. - Patrocinium musices cantionem, 12 (!) koorboeken met religieuze muziek van Rolando di Lasso, uitgegeven door Adam Berg in München + Patrocinium musices cantionem prima pars, 1573, 21 motetten, 7 voor 4, 7 voor 5 en 7 voor zes stemmen 15. Media vita in morte sumus (midden in het leven staan wij in de dood) voor 6 stemmen, indringend - Hieremiae Prophetae Lamentationes, et aliae piae cantiones voor 5 stemmen verschenen bij uitgeverij Adam Berg in München in 1585. De lamentaties zijn geschreven voor praktisch kloostergebruik. Ze omvatten de totale cyclus: dus drie lectiones voor elke lijdensdag: Groene Donderdag, Goede Vrijdag en Stille Zaterdag. - Lamentationes Hieremiae Prophetae quatuor vocum, dus voor vier stemmen, omstreeks 1588, verder op precies dezelfde manier opgezet als de lamentationes voor vijf stemmen, heel mooi. Groots. - Prophetiae Sibyllarum, proloog en 12 “profetieën” van Sibyllen. Deze wijze vrouwen komen uit verschillende plaatsen en hun voorspellingen hebben elk een ander karakter. Michelangelo beeldde vijf sybillen af op het plafond van de Sixtijnse kapel. Ook een hoogtepunt uit het werk van di Lasso. - Dixit Joseph undecim fratribus suis, voor 6 stemmen, 1564; het verhaal van Jozef in Egypte, die zijn broers terugstuurt naar Kanaän om daar hun vader Jakob op te halen. - Concupiscendo concupiscit, voor 6 stemmen, 1565, fascinerend, onheilspellend klankbeeld. - In principio erat verbum (in den beginne was het woord, Johannesevangelie) voor 6 stemmen/ 2. Fuit homo missus à 4/ 3. In propria venit à 6, 1566 - In monte Oliveti, voor 6 stemmen, 1568, ingetogen en sombere schoonheid. - Timor et tremor voor 6 stemmen, bekend motet van Lassus, één van de aangrijpendste motetten uit de 16de eeuw. Het slotaccoord snijdt je door de ziel. - Domine quid multiplicati sunt voor 6 stemmen, 1582 - Psalmi Poenitentiales Davidis, zeven boetepsalmen, 1584, (gepubliceerd, maar al eerder gecomponeerd, een staalkaart van compositietechnieken die Lassus voorhanden had. De cyclus (Psalmen 6, 31, 37, 50, 101, 130, 143) behoort tot de sleutelwerken van de Renaissance en wijst in emotioneel opzicht vooruit naar de Barok. - Cantiones Sacrae, sex vocem, gepubliceerd 1594, 30 motetten voor 6 stemmen 3. Si caelum et caeli caelorum - Lagrime di San Pietro ("Tranen van Petrus")… con un mottetto nel fine, cyclus van 20 geestelijke madrigalen en een motet, tekst Luigi Tansillo, opgedragen aan Paus Clement VIII, 1594, zijn laatste werk, voor 7 stemmen, hoort bij het beste dat hij geschreven heeft; roerend; de tekst van Luigi Tansillo bevriest het moment dat Petrus Jezus' blikken kruist op het moment dat de haan drie keer gekraaid heeft. Tansillo analyseert genadeloos gedetailleerd Petrus' psyche. Filmmuziek. • 115 Magnificats - Magnificat over Aurora lucis rutilat (octavi toni) (een eigen hymne) voor 10 stemmen , uitgegeven 1619; H XVII, 124 • 185 madrigalen en villanella's, waarvan 64 op teksten Petrarca, vooral uit diens "I Trionfi" een populaire gedichtencyclus in die tijd. - Le quatoirsiesme livre a 4 parties, opus 1, 1555, voor 4 stemmen dus, het 14de boek van uitgeverij Susato in Antwerpen, maar het eerste volledig met werken Orlando di Lasso: 18 Italiaanse madrigalen en villanella's, 6 Franse chansons, 6 Latijnse motetten 8. Madonna mia, pietà, villanesch madrigaal, innig - O Lucia miau miau, morescha voor dire stemmen, 1560 - Passan vostri trionfi, tekst Petrarca, madrigaal voor 10 stemmen, 1584 - Libro de villanelle, moresche et altre conzoni, voor 4 tot 8 stemmen, 1581, 24 liederen, opgedragen aan de Serenissimo Duca di Baviera (Wilhelm V van Beieren) Lied 24. O la, o che bon echo! voor 8 stemmen. Dialoog tussen een zanger en de echo, die van geen ophouden weet. Na samen te hebben gezongen en gelachen vindt de zanger het welletjes en roept chagrijnig: Basta! wat uiteraard uitvoerig wordt ge-echood - Madrigali novamente composti, voor vier tot zes stemmen, 1587, opgedragen aan de kunstminnende arts Thomas Mermann, vandaar ook wel “Mermann-madrigalen” genoemd • 150 Franse chansons - Mon coeur se recommande à vous, tekst Marot, voor 5 stemmen, 1567 - Susanne un jour, tekst G. Guérault, naar aanleiding van het verhaal van Suzanna uit het boek Daniël, voor 5 stemmen, 1567, een Europese hit die in allerlei manuscripten opdook. Giovanni Bassano heeft er een uitversiering over geschreven. Orlando di Lasso maakte er zelf een mis over. - Les meslanges … contenantz plusieurs chansons, tant en vers latins qu’en ryme francoyse, voor 4 tot 6, 8 en 10 stemmen, 1570, die uitgave is verloren gegaan, er is wel een heruitgave uit 1576 bewaard + La nuict froide et sombre, tekst Du Bellay, voor 4 stemmen, intense melancholie - Livre de chansons nouvelles (voor 5 stemmen) avec 2 dialogues (voor 8 stemmen), 1571 7. O foible esprit, tekst Joachim Du Bellay, voor 5 stemmen • 90 Duitse koorliederen. - Viersprachendruck, 1573, een verzameling met 28 Lartijnse motetten en madrigalen, en Duitse en Franse liederen + Annelein, du singst so fein, voor vier stemmen • 24 cantiones voor twee stemmen om te zingen of te spelen, waarvan 12 tekstloze biciniën, 1577 • In 1604, tien jaar na de dood van Lasso publiceerden zijn zonen een collectie van zijn oeuvre: - Magnus Opus Musicum + Domine quid multiplicati sunt, voor 12 stemmen in drie koren, 1604
Claudio Merulo (da Correggio) (Corregio, Italië, gedoopt 8 april 1533 – Parma, 4 mei 1604) was de zoon van Giovanna Govi en Antonio Merlotti. Hij studeerde in Correggio bij madrigalist Tuttovale Menoni en organist Girolamo Donato. Eenmaal in Venetië werd hij vrienden voor het leven met Costanzo Porta. 21 oktober 1556 werd Claudio Merulo benoemd tot organist aan de Duomo Vecchio (oude kathedraal) in Brescia. Vanaf dat moment heeft hij zijn familienaam Merlotti gelatiniseerd in Merulo, het bleef een merel. In 1557 werd hij tweede organist aan de San Marco in Venetië, naast eerste organist Annibale Padovano. In 1566 nam Claudio Merulo de plaats van eerste organist over en werd Andrea Gabrieli tweede organist. Tot 1562 was Adriaan Willaert daar kapelmeester, daarna Cipriano de Rore en vanaf 1565 Gioseffo Zarlino. Vanaf 1566 werkte Claudio Merulo ook aIs uitgever, waarbij hij niet alleen zijn eigen composities uitgaf, maar ook die van collega’s. In 1574 schreef hij de feestmuziek bij het bezoek aan Venetië van Henry III van Frankrijk en in 1579 was hij bij het huwelijk van Francesco de’ Medici en Bianca Cappello aangesteld als ambassadeur van de Venetiaanse Republiek. Merulo’s vrouw, Barbara Pellizoris stierf in 1584. In 1584 hertrouwde hij met Anzola, de weduwe van een orgelbouwer uit Friuli. In 1584 was hij om de een of andere onduidelijke reden opeens weg uit Venetië en duikt zijn naam in december op in het betaalregister van het hof van Farnese in Parma. In 1587 werd hij organist van de Kathedraal van Parma en in 1591 daarbij van de kerk Santa Maria della Steccata. Hij liet het orgel daar restaureren en verbeteren door orgelmaker Costanzo Antegnati. Het leverde veel interessante orgelcomposities op en Claudio Merulo bleef tot het eind van zijn leven in Parma bezig. Door hertog Ranuccio I Farnese werd Claudio Merulo tot ridder geslagen. Hij werd na zijn overlijden begraven in de kathedraal van Parma naast de graftombe van Cipriano de Rore. Zijn derde vrouw, de adellijke Amabilia Banzola, waarmee hij in 1588 nog getrouwd was, en dochter Antonia uit zijn eerste huwelijk bleven achter. In het conservatorium van Parma bevindt zich nog een “organo Merulino” een klein orgelpositief met vier registers dat door Claudio Merulo is gebouwd. Claudio Merulo componeerde • 3 missen voor 5 tot 12 stemmen • misdelen • 4 boeken madrigalen voor 3 tot 5 vijf stemmen • 9 boeken motetten voor 4 tot 16 stemmen • litanieën voor 8 stemmen • 8 ricercari voor orgel • 19 toccata’s voor orgel • 24 canzones voor orgel • andere orgelwerken
Andrea di Cannaregio Gabrieli (Canareggio, stadswijk van Venetië, omstreeks 1533 – 30 augustus 1585) wwerkte van juni 1555 tot juli 1557 als organist aan de San Geremiakerk in Canareggio, en werd na het overlijden van zijn vader Domenico het verantwoordelijke mannelijke lid van het gezin. Er zijn ook berichten dat hij het gezin van zijn zus Paolo, getrouwd met een linnenwever, financieel moest ondersteunen. In oktober 1562 vinden we zijn naam samen met die van Orlando di Lasso terug op een rekening van de kwartiermeester van het bisdom Bamberg. Beide muzikanten bevonden zich in het gevolg van hertog Albrecht V van Beieren, die naar Frankfurt reisde om de kroning van keizer Maximiliaan II bij te wonen. Wat hij de volgende 4 jaar heeft uitgespookt, daar zijn suggesties over, maar zekerheid daarover is er niet. Vanaf 1566 was hij organist in de Basiliek van San Marco in Venetië, en bleef dat tot het einde van zijn leven. Onder zijn leerlingen waren zijn neef Giovanni Gabrieli, muziektheoreticus Lodovico Zacconi en Hans Leo Hassler. Andrea Gabrieli componeerde • 7 missen voor 4 tot16 stemmen - Primus liber missarum voor zes stemmen, 1572 • 110 motetten voor4 tot 12 stemmen • 7 psalmen voor 6 stemmen, 1583 • 250 madrigalen voor drie tot zes stemmen - Libro primo de madrigali a tre voci, 1575, 9 vaak meerdelige madrigalen 8. Dunque fia ver dicea, vierdelig madrigaal • instrumentale ricercari en canzoni • orgel- en klavecimbelwerken
Lodovico Agostini (Ferrara, Italië, 1534 – 20 september 1590) was de onwettige zoon van priester en zanger Agostino Agostini. Lodovico Agostini studeerde enige tijd in Rome en werd net als zijn vader priester en zanger. In 1572 zong hij in de kapel van de Kathedraal van Ferrara. In 1578 komt hij voor op een betaalstaat van Graaf Alfonso II d'Este. Voor de rest van zijn leven bleef Lodovico Agostini daar in dienst. In the 1580-er jaren was Lodovico Agostini compositieleraar van de hertog van Mantua, Guglielmo Gonzaga; Lodovico Agostini droeg een madrigaalboek aan hem op. Tijdens zijn werk in Ferrara voor Graaf Alfonso II d'Este componeerde Lodovico Agostini ook voor de concerto di donne, een groep virtuose vrouwelijke zangers aan het hof van Ferrara. Lodovico Agostini componeerde • 3 boeken madrigalen voor 4 tot 6 stemmen • 4 boeken Enigmi musicali voor 6 stemmen, vol met muzikale raadsels, puzzels, spelletjes, verrassingen en dubbele bodems. • 1 boek met Canzoni alla napolitana voor 5 stemmen, 1574 - All’arm, all’arme • 1 boek met lachrimae
Filippo Azzaiolo (Bologna, Italië, omstreeks 1535 – ná 1570) was in Bologna vanaf ongeveer 1557 als zanger bezig. Filippo Azzaiolo componeerde • 35 villota’s, een soort villanella’s, verzameld in 3 banden Le Villote del Fiore, tussen 1557 en 1569, doorgaans vierstemmige zettingen van populaire teksten en melodieën - Chi passa per 'sta strada, gebruikt door de Engelse componist William Byrd. - E me levai d’una bella mattina, 8-stemmige interessante zetting uit het derde boek
Giorgio Mainerio (Maynerius, Mayner, Meyner) (Parma, Italië, 1535 – Aquileia, 3 of 4 mei 1582) was wellicht van Schotse afkomst, omdat hij, wanneer hij met zijn familienaam moest tekenen, de naam Mayner gebruikte. Hij studeerde weliswaar muziek, maar begon een loopbaan als geestelijke. Als priester solliciteerde hij in 1560 naar een betrekking als kapelaan in de kerk Santa Maria Annunziata in Udine. Hij nam daar muziekles bij de maestri di capella van het kerkkoor Gabriele Martinengo (Maestro di cappella van 1562 tot 1567) en Ippolito Chiamaterò (Maestro van 1567 tot 1570) en begon in 1570 toen maar een muzikale loopbaan. Vanaf 1563 was hij ook geïnteresseerd geraakt in occultisme en er gingen geruchten dat hij samen met een aantal vrouwen nachtelijke rituelen bezocht. De inquisitie van Aquileia begon een vooronderzoek, maar de zaak werd gesloten wegens gebrek aan bewijs. Een en ander leidde wel tot onenigheid met zijn collega’s in het kapittel (religieus bestuurscollege In de Rooms Katholieke Kerk) van Udine en daarom solliciteerde Giorgio Mainiero maar naar een positie aan de bisschoppelijke Basiliek van Aquileia. Hij werd daar in 1570 aangenomen als secretaris en docent van de koorjongens en leefde tot zijn dood in het rustige geïsoleerde antieke centrum van het bisschopspatriarchaat. In 1578 werd Giorgio Mainiero maestro di cappella van de Santa Chiesa d'Aquilegia. De laatste jaren van zijn leven had hij nogal wat gezondheidsproblemen en liet hij de kerk af en toe in de steek voor reizen naar Venetië en Ancona en het nemen van thermische badkuren. Op 4 mei 1582 werd zijn dood in het kapittel van de Chiesa d'Aquilegia afgekondigd. Februari 2009 is er in een maandelijkse stripserie van uitgeverij Sergio Bonelli een stripoverhaal over zijn leven uitgebracht: Il musicista stregato (de betoverde muzikant), schrijver Mauro Boselli, script Mario Faggella, tekeningen Mario Rossi (Majo). Giorgio Mainiero componeerde • motetten • 1 boek met dansen om te zingen of te spelen - Il primo libro de balli accomodati per cantar et sonar d'ogni sorte de instromenti, 1578, 21 vierstemmige dansen, waarvan 12 met een tweede alternatief dansdeel. Een van de belangrijkste bronnen van dansen uit de tweede helft van de 16de eeuw 12. Schiarazula Marazula (ballo in fis kleine terts). Soort experimentele muziek. Orgiastische compositie gebaseerd op een heidens regenritueel 14, Ungaresca
Robert Parsons (Exeter, Devon, Engeland, omstreeks 1535 – januari 1572) was tot 1561 assistent van Richard Bower, Meester van het Kinderkoor van de Chapel Royal, dus hij zal daar ook wel als koorknaap begonnen zijn. Op 17 oktober 1563 werd Robert Parsons benoemd tot “Gentleman” van de Chapel Royal, dat betekende een betaalde, gewaardeerde leidinggevende muzikantenpositie Robert Parsons werkte samen met andere componisten uit zijn periode en had met name veel contact met William Byrd. De twee muzikanten leefden en werkten beiden in het gebied Lincolnshire. Robert Parsons viel in januari 1572 in de overlopende Trent rivier bij Newark-on-Trent in Nottinghamshire en verdronk. Zijn zoon John Parsons (1563-1623), ook componist, werd organist van de Westminster Abbey van 1621 tot 1623. William Byrd volgde hem op als Gentleman van de Chapel Royal. Robert Parsons componeerde • 2 services • 2 anthems • 4 consort songs • 10 Latijnse motetten - Ave Maria, zijn meest uitgevoerde werk • 10 instrumentale concortwerken voor 4 of 5 instrumenten
Rocco Rodio (Bari, Apulië, Italië, omstreeks 1535 – Napels, ná 1615) was afkomstig van Slavische voorouders. Hij reisde nogal wat rond in de wereld. Op een gegeven moment werkte hij aan het Poolse hof van koning Sigismund II August en daarna ging hij een keer in Napels wonen. Hij was daar lid van de Carlo Gesualdo’s Academie in Napels en in een geschrift van een tijdgenoot wordt hij als inwoner van Napels beschreven. Er zijn een paar precieze data over zijn verblijf in Napels teruggevonden. 23 augustus 1571 werd zijn dochtertje Lucrezia gedoopt in de parochiekerk van Santa Maria a Piazza. Zijn vrouw was daar Cornelia Stella, zus van organist Scipione, de doopvader was luitist Fabrizio Filomarino. In 1575 werd een tweede zoon geboren, Vincenzo, die in 1596 in Bari trouwde. Rocco Rodio was een van de eerste vertegenwoordigers van de Napelse School. Hij organiseerde in Napels ook een Camerata di Propaganda per l'Affinamento del Gusto Musicale (vriendengroep voor de bevordering van aandacht voor muzikale smaak) met andere Napolitaanse muzikanten. Hij onderhield ook betrekkingen met Poolse en Spaanse componisten. Rocco Rodio schreef een handleiding: Regole di musica, die in Italië en daarbuiten veel en lang gebruikt werd. Rocco Rodio componeerde • missen voor 4 tot zes stemmen • 2 boeken madrigalen • 2 motetten • 3 canzoni • klavecimbelwerken - Libro primo di ricercate, 1575, vijf ricercares en 4 fantasieën, de oudste toetsenbordmuziek als vierstemmige partituur genoteerd.
Giaches de Wert (Weert, Vlaanderen, België, 1535 – 6 mei 1596) verhuisde naar Italië toen hij nog een kind was. Hij was koorknaap in de kapel van Maria di Cardona in Napels en werd daarna leerling van Cypriano de Rore aan het hof van de Ercole II d'Este in Ferrara (omstreeks 1550 - 1555). Daarna was hij verbonden aan de hoven van Novellara, Mantua en Parma. Omstreeks 1550 woonde Giaches de Wert in Novellara, in de provincie Reggio Emilia. In die tijd was Novellara een betekenisvol muzikaal centrum onder zeggenschap van een tak van de Gonzaga-familie. Alfonso I bouwde er een theater en organiseerde dramatische uitvoeringen in zijn kasteel met Giaches de Wert als koormeester. Giaches de Wert trouwde in Novellara met Lucrezia Gonzaga. Ze kregen zes kinderen. Omstreeks 1560 kreeg Giaches de Wert een betrekking als maestro di cappella in de Gonzaga Kapel van Milaan, in 1565 werd hij maestro di cappella aan de kapel van Santa Barbara in Mantua, in dienst van Guglielmo I Gonzaga. In Mantua was de jonge Claudio Monteverdi een leerling van hem. In Mantua begon Lucrezia een verhouding met Agostino Bonvicino, een collega componist. Toen dat in 1570 uitkwam moest zij Mantua verlaten. Zij ging terug naar Novellare en kreeg een sexuele relatie met Claudio, een bastaardzoon van Hertog Francesco van Novellara. Lucrezia nam deel aan een door Claudio opgezet complot om zijn oom te vermoorden met het doel erfenis en titel van zijn overleden vader over te nemen. Het complot mislukte, Claudio ging vrijuit, maar Lucrezia en enkele andere medesamenzweerders werden gevangen gezet. Lucrezia stierf in de gevangenis in 1584. Giaches de Wert, was ondertussen verliefd geworden op de weduwe Tarquinia Molza, de beroemdste zangeres en dichteres van heel Italië, hofdame aan het hof van d’Éste in Ferrara. Giaches de Wert probeerde derhalve zo veel mogelijk tijd in Ferrara door te brengen. Omdat Tarquinia van adel was en Giaches maar een muzikaal knechtje, was de verhouding niet toegestaan en toen dat in 1589 (toestanden met spionnen en opengemaakte liefdesbrieven) uitkwam, werd Tarquinia verbannen naar Modena. In 1592, nam Giovanni Giacomo Gastoldi de positie van Giaches de Wert als maestro di cappella in Mantua over. Giaches de Wert overleed in 1596 in Mantua, in zijn huis naast het Palazzo Ducale. Zijn graftombe is naast die van zijn tijdgenoot Francesco Rovigo, in de crypte van Santa Barbara, onder de kerk waar hij jarenlang werkte. Giaches de Wert componeerde • 8 missen - Missa dominicalis voor 5 stemmen, 1592, prachtstuk, waarvan elk deel begint met een Gregoriaanse intonatie in de tenor, die vervolgens in de andere stemmen uitgewerkt wordt. • 160 motetten, - Motectorum liber primus, 1566; 19 motetten voor vijf stemmen - Adesto dolori meo à 6 - Clama ne cesses - Cum intrasset Jesus - Deus, tu scis insipientiam, het betere werk - Domine si tu es - Ego autem in Domino sperabo - Intravit Jesus - Nolite esse prudentes - O mors, quam amara est - O sacrum convivium - Omnia in vero iudicio - Omnis homo - Paraclitus autem spiritus - Qui vindicari vult - Speremus meliora omnes - Tu Deus clemens - Modulationum liber primus, 1581, 12 motetten voor 6 stemmen - Ascendente Iesu in naviculam, theatrale tekstuitdrukking, wankele openingsakkoorden bij het scheep gaan, syncopische passages bij het stuiteren op de golven, angstkreten met wrange parallelle kwinten. uiteindelijk lost alles op in onaardse sereniteit. - Vox in Rama audita est, 5 stemmen, 1581 • 16 verzamelingen madrigalen met 230 madrigalen • 4-stemmige fantasieën
Marc’Antonio Ingegneri (Ingegnieri, Ingignieri, Ingignero, Inzegneri ) (Verona, Italië, 1536 – Cremona, 1 juli 1592) was het jongste kind en de enige zoon van goudsmid Innocenzo Ingegneri en Giulia Foscari. Het gezin woonde in Via Paradiso. In een parochieregister uit 1641 staat hij samen met andere familieleden geregistreerd als vijf jaar oud, daar leiden we dus maar zijn geboortejaar vanaf. Marc’Antonio zong als koorknaap in de Dom van Verona. In 1557 komt hij voor als suonadoro di violino in een lijst muzikanten van de San Marco basiliek in Venetië, dus daar moet hij voor die tijd een keer heen zijn gegaan. Daarná studeerde hij bij Cypriano de Rore in Parma, en bij Vincenzo Ruffo in Verona. Na zijn studie werkte hij als maestro di cappella in Verona. In 1576 werd hij benoemd tot maestro di cappella aan de dom van Cremona. Een van zijn leerlingen daar was Claudio Monteverdi. In 1581 trouwde hij met zangeres Margherita Soresina, het lijkt erop dat het huwelijk kinderloos is gebleven. Marc’Antonio Ingegneri was bevriend met de bisschop van Cremona, Nicolò Sfondrato, die later paus Gregorius XIV werd, nauw betrokken bij de hervormingen van het Concilie van Trente. Marc’Antonio Ingegneri was een vertegenwoordiger van de Romeinse school van de polyfone kerkmuziek. In zijn madrigalen bouwde hij voort op het belang van de tekstuitbeelding, waar Cypriano de Rore al van uitging en daarbij chromatiek in dienst stelde. Claudio Monteverdi gaat daar weer op door. Marc’Antonio Ingegneri componeerde • 164 madrigalen, • 2 bundels missen, 1573 en 1587 • 27 reponsoria • 76 motetten, • 31 hymnen en andere kerkmuzikale werken • 2 instrumentale canzones
Alessandro Striggio (Mantua, omstreeks 1536 – 29 februari 1592) was de enige (bastaard)zoon van een hooggeplaatst militair en erfde daarvan een vermogen. Toch koos hij voor een dienende carrière als beroepsmusicus. Alessandro Striggio kwam in 1559 in dienst van het hof van Cosimo I de Medici in Florence. Hij was de best betaalde musicus van het hof. In 1567 werd hij voor een diplomatieke missie naar Engeland gezonden. Hij was een vriend van Vincenzo Galilei, de vader van de astronoom. Gedurende de 1580-er jaren ontwikkelde Alessandro Striggio een relatie met het hof van d’Este in Ferrara. In 1586 verhuisde hij naar Mantua, maar bleef wel werken leveren aan de Medici’s. Zijn zoon, ook met de naam Alessandro Striggio, schreef het libretto van Claudio Monteverdi’s Orfeo. Alessandro Striggio componeerde • 7 boeken madrigalen • madrigal komedies, - l cicalamento delle donne al bucato et la caccia, zijn bekendste werk, 15 madrigalen die een verhaal vertellen in woord en muziek. • intermedi voor speciale gelegenheden zoals bruiloften • motetten - Ecce beatam lucem, 40 stemmig geschreven voor een bruiloft aan het Beierse hof in München, 1568. Indrukwekkend • missen - Missa sopra Ecco sì beato giorno, 40 stemmig, met een zestigstemmig tweede Agnus Dei, 1566 CD Le Concert Spirituel oonder leiding van Hervé Niquet GCDSA 921623
Esteban (Estevan) Daza (Daça) (Valladolid, Spanje, omstreeks 1537 – tussen 1591 en 1596) kwam uit een middenstandsfamilie en was de oudste van 14 kinderen van Tomás Daza († 1569) en zijn vrouw Juana († 1585). Esteban en drie broers studeerden aan de Universiteit van Valladolid, zes zusters traden een kloosterorde in. Er is negens een aantekening dat hij ooit ergens werkte, hij kon leven op een inkomen dat uit familie-investeringen afkomstig was. In de kloosterkerk San Benito el Real in Valladolid staat vandaag nog de familiekapel die zijn grootmoeder daar had laten plaatsen. Hij woonde in het huis van zijn ouders tot zijn moeder in 1585 overleed. Daarna woonde hij tot 1589 met een paar ongetrouwde zusters in een huis geërfd van oom Gaspar. De laatste documenten waarin iets over hem voorkomt, suggereren dat hij woonde buiten de muren van Valladolid in een huis van zijn broer Balthasar. Esteban Daza componeerde • werken voor vihuela solo en voor zangstem en vihuela (een Spaanse voorloper van de gitaar), in 3 boekdelen: Libro de música de cifras para vihuela, intitulado El Parnaso, 1567. - 21 fantasias -19 intavolaties van motetten van Simon Boyleau (6), Pedro en Francisco Guerrero (7), G. Basurto, Jean Richafort, Jean Maillard en Thomas Crecquillon. - 1 romance - 2 franse chansons - 11 villancicos, - 13 soneta’s en villanescas, geïntavoleerd van Rodrigo de Ceballos, Francisco Guerrero, Juan Navarro en Pedro Ordóñez.
Johannes Wanning (ook wel Wanningus, Wannigk, Wannicke of Wangnick) (Kampen, 1537 – Danzig, 23 oktober 1603) schreef zich in 1560 in als student aan de universiteit van Koningsbergen. Hier was hij tot 1567 als altus verbonden aan de muziekkapel van hertog Albrecht van Pruisen. In 1569 werd hij kapelmeester van de raadskapel, het 'stedelijk orkest' van Danzig, dat vooral tijdens kerkdiensten in de Marienkirche optrad. Deze functie bekleedde hij tot 1599 toen hij wegens ziekte niet meer kon werken. Hij werd opgevolgd door Nicolaus Zangius, die hem al sinds 1593 bijstond. Johannes Wanning is opgenomen in de "eregalerij" van componisten op de zaalwand en het balkon van de Grote Zaal in het Concertgebouw te Amsterdam. Johannes Wanning componeerde • 100 motetten voor vijf tot acht stemmen - Sententiae,een complete reeks motetten voor alle zondagen van het jaar 2 bundels Sacrae Cantiones zijn voor de kerkelijke feestdagen.
Stefano Felis (gedoopt als Stefano de Maza Gatto, Putignano, bij Bari, Apulië, Italië, 20 januari 1538 - 25 September 1603) werd koorknaap en later kanunnik in Basiliek San Nicola in Bari. Op een gegeven moment werkte hij bij de aartsbisschop van Bari, Antoni Puteo. Van 1583 tot 1585 was hij maestro di cappella aan de kathedraal van Bari hij. Na 10 mei 1585 begeleidde hij Antonio Puteo, die ondertussen pauselijk nuntius was geworden, op een reis naar het hof van keizer Rudolf II in Praag in de 1580-er jaren. Daar in Praag werd zijn eerste boek met missen gepubliceerd. Stefano vond zijn achternaam Maza Gatto (gekke kat) niet zo geweldig, dus hij verlatijnste de kat maar naar Felis en heeft dat voor de rest van zijn leven aangehouden. In 1591 werd hij maestro di cappella in de kathedraal van Napels. In 1596 ging hij terug naar Bari, waar hij domheer werd in de kathedraal. Stefano Felis was een veelgevraagde docent. Onder zijn leerlingen waren Carlo Gesualdo, Giovan Battista Pace, Giovan Donato Vopa en Pomponio Nenna. Stefano Felis componeerde • 2 boeken missen voor 6 en 8 stemmen • 4 boeken motetten voor 5 tot 8 stemmen • andere religieuze werken • 10 boeken madrigalen • 3 villanella’s • andere wereldlijke werken
Jehan Chardavoine (Beaufort, Anjou, Frankrijk, 2 februari 1538 – Parijs, omstreeks 1580) was een Franse rechtsgeleerde, uitgever en componist.. Jehan Chardavoine componeerde/stelde samen • een verzameling van 190 eenstemmige liederen, waarvan 186 gezet op een eenstemmige melodie - Recueil des plus belles et excellentes chansons en forme de voix de ville, tirées de divers autheurs et Poëtes François, tant anciens que modernes. Ausquelles a esté nouvellement adaptée la Musique de leur chant commun, à fin que chacun les puisse chanter en tout endroit qu'il se trouvera, tant de voix que sur les instruments ("verzameling van de mooiste en prachtigste liederen in de vorm van voix de ville, geschreven door verschillende Franse auteurs en dichters, oud en modern. Op de teksten is nieuw aangepaste muziek geschreven, zodat iedereen het op elke plaats kan zingen, zowel met stem als met instrument”), 1576. Het is de oudste verzameling Franse populaire liedjes ooit gedrukt. Sommige melodieën zijn helemaal van Jehan Chardavoine zelf, andere zijn aangepast van polyfone werken zoals Jacques Arcadelt, Pierre Certon, en Pierre Cléreau. De aanpassingen zijn zodanig, dat je van nieuw werk kunt spreken. De gedichten zijn van zowel anonieme Franse dichters, als van bekende poëten uit die tijd. + Mignonne allons voir si la rose, tekst Ronsard; + Ma petite colombelle, tekst Ronsard; + Si vous regardez madame, tekst Du Bellay; + Longtemps y a que je vis en espoir, tekst Marot. + Une jeune fillette, door Clément Janequin weer polyfoon omgevormd in Il estoi une fillette.
Paschal de l'Estocart (Noyon, omstreeks 1538 – ná 1587) was de zoon van edelman Jehan de l'Estocart. Hij is in zijn jeugd (wanneer is onbekend) in Italië geweest. Paschal de l'Estocart was in Lyon tussen 1559 and 1565, in dienst van een zekere Claude de Nagu, ridder in de Orde van Saint-Jean van Jérusalem. Hij trouwde in 1565 met Claudine Bernardine Guigue. Hij werd gesteund door de protestantse Heren de la Marck en in 1582 werkte hij voor Karel III, Graaf van Lorraine. In 1584 was hij in dienst van de Abt van Valmont. Paschal de l'Estocart componeerde • 26 Sacrae Cantiones, religieuze gezangen voor 4 tot 7 stemmen, 1582, van een grote schoonheid - Ode, en laquelle Jesus Christ, vray Dieu et vray homme, ramentoit à tous Chrestiens les biens qu’ils obtiennent par luy. Distinguee en douze parties ou sections, 12-delige ode, waarin Christus rechtstreeks tot de gelovig over het leven, het heelal en de rest spreekt • 7 motetten, 1582 • 2 cycli van octonaires de la vanité du monde (gedichten over de ijdelheid van de wereld) voor drie tot zes stemmen, 1582 • 126 kwatrijnen van sieur de Pibrac voor 2 tot 6 stemmen, 1582 • 150 Psalmen voor 4 tot 8 stemmen, 1583, één van de zettingen van het Geneefse psalmboek; Paschal de l’Estocart zat duidelijk in Hugenotenkringen.
Robert White (Londen, omstreeks 1538 – 1574) was de schoonzoon van Christopher Tye, die hij in Ely opvolgde als dirigent van het kerkkoor. In 1570 werd hij organist en dirigent van het kerkkoor in Westminster Abbey. In 1574 stierf hij met zijn hele familie bij een hevige pestuitbraak. Robert White schreef • 17 latijnse motetten - Christe qui lux es et dies I, II, III & IV, vier verschillende zettingen over Christus als het licht der wereld. - "Peccatum peccavit Jerusalem" - Portio mea, voor vijf stemmen, robuust - "Regina Coeli" • magnificat, magistraal werk • 2 zettingen van de Lamentations, één voor 5 en één voor 6 stemmen, tijdens zijn leven al beroemde werken. Onwaarschijnlijk wonderschoon • 8 Engelse anthems • In Nomines voor strijkers • hexachord fantasia voor klavecimbel • zes fantasieën voor orgel
Fabrizio (Fabricio, Fabritio) Dentice (Napels??, Italië, omstreeks 1539 – Parma, vóór 25 februari1581) was de zoon van zanger en luitist Luigi Dentice (omstreeks 1510–1566), die in dienst stond van de familie Sanseverino. Fabrizio kreeg zijn luitopleiding in Napels. Daarna trok hij naar Rome in de hoop van zijn luitkunst te kunnen leven. Van 1562 tot 1567 stond hij in dienst van Francesco Ferdinando d’Avalos, gouverneur van Milaan. In 1564 is er een bericht van Engelse toeristen dien hem in Barcelona in Spanje hoorden spelen en zingen. Dat krijg je als je bij een Spaanse gouverneur in dienst bent. In 1569 kwam Fabrizio Dentice in dienst van de hertog van Parma, met de verplichting om les te geven. Vincenzo Galilei beschrijft hem als een virtuoze luit- en gambaspeler. Hij bleef in dienst van hertog Farnese van Parma, maar reisde regelmatig naar Rome. Fabrizio Dentice overleed in het paleis van Barbara Sanseverino, gravin van Sala. Hij was de oom van klavecinist Scipione Dentice (1560-1635). Fabrizio Dentice componeerde • 3 madrigalen • 3 boeken motetten • 1 psalm • lamentaties van Jeremia • 10 luitwerken
Jacopo Corfini (Padua, Italië, omstreeks 1540 – Lucca, 1591) was leerling van Antoine Brumel in Ferrara. Op 2 februari 1557 volgde hij Nicolao Malvezzi op als organist aan de San Martino in Lucca, waar hij tot zijn dood zou blijven. Jacopo Corfini componeerde • motetten (ook meerkorig, tot vier koren) voor 5 tot 16 stemmen • madrigalen voor 5 tot 7 stemmen
Giovanni Andrea Dragoni (Draconi) (Meldola, niet ver van Forli, Italië, omstreeks 1540 – Rome, december 1598) studeerde bij Giovanni Pierluigi da Palestrina. In 1576 werd hij maestro di cappella aan de Basiliek van San Giovanni in Laterano in Rome, hij bleef dat tot het eind van zijn leven. In 1594 werd hij door kardinaal del Monte benoemd om te helpen bij de voortgang van de revisie van de Gregoriaanse gezangen, in de geest van de besluiten van het Concilie van Trente. Het meeste werk van Giovanni Dragoni, opgeslagen in het archief van van de Basiliek van San Giovanni in Laterano, is verloren gegaan. Giovanni Dragoni componeerde • Missa Cantantibus organis Caecilia, een mis voor 12 stemmen, op het Ceciliamotet “Cantantibus organis” van Giovanni Pierluigi da Palestrina. De mis is gecomponeerd door 7 componisten: Giovanni Andrea Dragoni, Ruggiero Giovannelli, Curzio Mancini, Giovanni Palestrina, Prospero Santini, Francesco Soriano en Annibale Stabile. Verondersteld word dat Giovanni Andrea Dragoni het project georganiseerd heeft. • 6 boeken motetten, waarvan vijf verloren zijn gegaan. • 7 boeken met madrigalen voor vier vijf en zes stemmen. • 2 religieuze canzonetten • 2 luitintavolaties
Eucharius Hoffmann (Heldburg, Duitsland, 1540 (?) – Stralsund, 10 mei 1588) was cantor en muziekonderwijzer in Stralsund. Eucharius Hoffmann componeerde • 1 mis • motetten - In Domina spera et fac bonum (psalm 37) • 24 cantiones voor 4 tot 6 stemmen • Geistiche lieder
Florentino (Fiorenzo) Maschera (Mascara) (Brescia, Italië omstreeks 1540 – omstreeks 1584) was de zoon van Bartolomeo Maschera, docent Latijn en muzikant aan de Dom van Brescia. Florentio Maschera kreeg muziekles van zijn vader en van Claudio Merulo. Nadat hij als organist gewerkt had in het klooster „Santo Spirito in Isola“ bij Venetië werd hij op 22 augustus 1557 organist aan de Kathedraal van Brescia als opvolger van Claudio Merulo. Op 6 april 1573 werd hij ook tot geestelijke gewijd. In juli 1584 werden zijn functies overgenomen door Costanzo Antegnati (1549-1624). Florentio Maschera componeerde • 23 vierstemmige instrumentale canzones, zowel geschikt voor een klavier (orgel) als voor een instrumentenconsort - Libro primo de canzoni, da sonare a quattro voci, 1582, 21 canzones, de eerste bundel met enkel ensemblecanzones, werd razend populair. Er waren vijf herdrukken en luit- en orgeltabulaturen van
Marc'Antonio Mazzone (Miglionico, bij Matera, Italië, omstreeks 1540 – ná 1593) werd in Acerenza tot priester gewijd en woonde daarna in Napels. Hij verkeerde in de culturele en aristorcratische kringen van Napels. In de loop van de 1560-er jaren verhuisde hij een keer naar Venetië. Marc'Antonio Mazzone schreef gedichten en enkele boeken over aspecten van de literatuur. Marc'Antonio Mazzone componeerde • ll primo libro de madrigali a quattro voci, 1569, opgedragen aan Antonio Grisone, een jonge Napolitaanse patriciër • Il primo libro de madrigali a cinque voci, 1569, opgedragen aan Tommaso Salernitano, lid van het Napolitaanse stadsbestuur. • 19 napolitane (soort villanelle) voor drie en vier stemmen • Il primo libro delle canzoni a quatro voci, 1591, opgedragen aan de hertog van Mantova, Vincenzo I Gonzaga. 21 Italiaanse liederen, 10 religieuze en 11 wereldlijke. • Il primo libro delle Magnificat, 1593 • Nog meer Magnificats
Antonio Valente (Napels??, Italië, omstreeks 1540?? – omstreeks 1580??) was vanaf kind blind en werkte als organist aan de Sant'Angelo a Nilo in Napels van 1565 tot 1580. Antonio Valente componeerde • 2 uitgaven voor klavecimbel en orgel - Intavolatura de Cimbalo, 1575, eerste klavecimbelboek in Napels gepubliceerd 1 fantasia, Fantasia del primo tono 6 ricercares, Salve regina, 3 intavolaties 6 sets variaties Gagliarde Napolitana, bruisend werk, 39 variaties op een basthema 3 dances - Versi spirituali, 1580 43 versetten
Sebastiaen (Sebastian) Vredeman de Vries (Vreedman) (Zuidelijke Nederlanden, Mechelen ??, omstreeks 1540 ?? – ná 1589) publiceerde twee boeken met citermuziek bij Pierre Phalèse in Leuven in 1568 en 1569. Beide bundels noemen de componist op de titelbladzijde “Sebastianus Vreedman Mechliniensis” en dit situeert zijn geboorte, opvoeding of verblijf in Mechelen. In 1574 woonde een “Sebastiaen de Vriese Vreedtman” in het huis “Den Gulden Bal”, thans Sint-Kathelijnestraat 25 in Mechelen. Uit een document in 1578 blijkt dat hij het huurde van Clara Crabbe, de weduwe van schilder Jan Crabbe, alias van Espleghem. Zijn zoon, Michiel Vredeman, geboren in Mechelen in 1564, kreeg in 1583 het burgerschap van Utrecht, waar hij werkte als luitist en bouwer van violen en cithers. In 1586 was Sebastian Vredeman in Leiden, waar het huwelijk van zijn zoon Michiel voltrokken werd. In de administratie van Leiden is nog een contract voor vijf jaar, gedateerd op 12 mei 1589, waarin Sebastian Vredeman zich verplicht tegen een jaarsalaris van 72 florijnen elke maand een nieuw lied of een nieuwe psalm voor het carillon te zetten en dat op te schrijven in een boek, dat bewaard moet worden door de conciërge van het stadshotel. Of Jaques Vredeman, die later in Leeuwarden als muzikant werkte, ook een zoon van hem was, is onduidelijk. Sebastian Vredeman componeerde • 2 boeken werken voor citer - Nova longeque elegantissima cithara ludenda carmina, cum Gallica tum etiam Germanica, Fantasiae item, Passomezzi, Gaillarde, Branles, Almandes, 1568, bundel met 87 werken en introductie in het Latijn hoe je het beste een citer kunt bespelen. Er komen een aantal Nederlandse volksliederen in voor die nergens anders te vinden zijn. - Carminum quae cythara pulsantur Liber secundus, in quo continentur, ut Passomezzi, Gaillardes, Branles, Alemande, & alia eius generis permulta quae sua dulcedine auditorum animos mire oblectant, 1569. - In de verzameluitgave Luculentum theatrum musicum, 1568, voor één en twee luiten, van Pierre Phalèse zijn verscheidene fantasieën en dansen van Sebastian Vredeman opgemomen
Jacob Regnart (Dowaai, toen Zuidelijke Nederlanden, nu Noord-Frankrijk, 1540 of 1545 – Praag, 16 oktober 1599) was één van vijf broers die zich allemaal met muziek bezig hielden. Hij werd al op jonge leeftijd als leerling opgenomen in de keizerlijke hofkapel in Wenen. In 1557 werd hij tenor in de hofkapel onder leiding van Jacobus Vaet en vergezelde hij keizer Maximiliaan II naar de Rijksdag in Augsburg in 1566. Van 1568 tot 1570 studeerde compositie hij in Italië, meest in Venetië. In 1573 is er een vermelding van meester van de koorknapen. In 1567 stierf Maximiliaan II. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Rudolf II. Keizer, hofhouding en ook de hofkapel verhuisden naar Praag. Jacob Regnart werd daar in 1579 vice-kapelmeester. In 1582 verliet hij het keizerlijk hof en ging aan het werk bij aartshertog Ferdinand II van Oostenrijk in Innsbruck. 1 januari 1585 werd hij daar kapelmeester, een betrekking die hij tot 1595 behield. Hij verbeterde de hofkapel succesvol en trok daarvoor veel nieuwe Nederlandse en Duitse zangers aan. In 1596 werd hij om zijn verdiensten in de adelstand verheven. Toen Ferdinand II in 1596 overleed, werd de hofkapel opgeheven. Jacob Regnart keerde naar Praag terug, waar hij vice-kapelmeester werd onder kapelmeester Philippus de Monte. Een aantal jaren later overleed hij in die stad. Jacob Regnart was getrouwd en had zes kinderen. Na zijn overlijden keerde zijn weduwe naar München terug. Zij legde zich daar toe op de uitgave van de werken van haar overleden man. Jacob Regnart componeerde • 1 Duitse opera • 29 vijf- tot tienstemmige missen - Missa Super Oenidiades nymphae, voor zes stemmen, cantus firmus een onbekend lied - Missa Christ ist erstanden, voor vijf stemmen, mis voor de paastijd, ná 1595 - Missa Freu dich, du werthe Christenheit, voor vijf stemmen, mis voor de paastijd, ná 1595 • Sacrae cantiones • 1 boek Mariale motetten • 62 andere motetten - In obitum Jacobi Vaet, dat begint met de woorden „Defunctum charites Vaetem“, 1567, geschreven bij het overlijden van zijn kapelmeester Jacobus Vaet. • 1 Mattheuspassie voor acht stemmen • 2 bundels vijfstemmig canzone italiane • 2 bundels vijfstemmige Duitse liederen • 7 bundels “Kurtzweilige teutsche Lieder” drie- tot vijfstemmige liederen in melodieuze Italiaanse canzonettenstijl - Jan mine man is een goet bloet, voor vier en vijf stemmen, het enige Nederlandse lied uit zijn verzameling • 2 orgelwerken • 29 luitintavolaties
Gioseffo Guami (Lucca, 27 januari 1542 – 1611) (Gioseffo Giuseppe Guami or Gioseffo da Lucca) was de broer van Francesco Guami (geboren 1543). Vanaf 1961 studeerde hij in de San Marco in Venetië bij Adriaen Willaert en Annibale Padovano, en deed dienst als zanger. In 1568 werd hij in Beieren benoemd als organist aan het hof van Albrecht van Beieren. In 1570 keerde hij naar Italië terug, waar hij eerst als organist in Lucca werkte en vanaf 1585 als maestro di cappella in Genua. In 1588 werd Gioseffo Guami aangesteld als organist in de San Marco onder leiding van maestro di cappella Gioseffo Zarlino. Toen Zarlino overleed keerde Guami terug in Lucca als organist aan de kathedraal, waar hij tot zijn dood dienst deed. Gioseffo Guamicomponeerde • motetten • geestelijke liederen • 1 mis • Lamentationes Hieremiae prophetae • madrigalen • instrumentale canzonas • 1 orgelwerk (de rest is verloren gegaan)
Andreas (Andries) Pevernage (Harelbeke, bij Kortrijk, Vlaanderen, 1542 of 1543 – ?, 30 juli 1591) 2erd op 21 januari 1563 zangmeester van de Sint-Salvatorskathedraal in Brugge en later dat jaar zangmeester aan de Onze-Lieve-Vrouw in Kortrijk. In 1564 werd hij daar kapelaan. In Kortrijk trad hij ook toe tot het Sint-Ceciliagilde, waarvoor sommige van zijn werken zijn geschreven. In 1577 ontvluchtte Pevernage Kortrijk met zijn gezin toen de geuzen de stad overnamen. Zijn gezin trok naar Antwerpen. In 1579 werd hij in Brugge als zangmeester aangesteld. De calvinisten heroverden de stad echter en Pevernage had geen werk tot 1584, toen hij zijn vroegere betrekking in Kortrijk weer kon opnemen. Nadat de Spanjaarden, na het beleg van Antwerpen (1584-1585) in augustus 1585, de geuzen uit de stad hadden verdreven, werd Pevernage op 29 oktober aangesteld als zangmeester aan de Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwekathedraal. Een van Pevernages taken was de muziekbibliotheek van de kathedraal opnieuw uitbouwen, nadat die door de geuzen was geplunderd en in brand gestoken was. Pevernage behield zijn betrekking tot aan zijn dood in 1591 en werd in de kathedraal begraven. Andreas Pevernage componeerde 235 werken: • 6 missen voor 5 tot 7 stemmen • 14 Mariale antifonen • 4 boeken chansons - Chansons, Livre Prenier, 1589, bundel van 28 chansons, geestelijke liederen voor 5 stemmen 21. Misericorde au povre vicieux, tekst berijming van Clément Marot van Psalm 51, Psalmmelodie uit het Geneve van Calvijn, voor 5 stemmen - Livre quatrième des chansons, voor 6 tot 8 stemmen, 1591, bundel van 29 chansons 1. Clio, chantons disertement la gloire (Louange de la ville d'Anvers) • 77 motetten - Gloria in excelsis Deo (beeldmotet) • madrigalen - Harmonia Celeste, 55 madrigalen voor 4 tot 8 stemmen, 1583 19. Il dolce sonno, voor 5 stemmen, juweeltje • 2 bicinia, 1590
Liedboek van Zeghere van Male (handschrift, vier stemboekjes, Brugge 1542, Bibliothèque municipale van Kamerijk, BM 125-128), 229 polyfone liederen die werden verzameld voor het huishouden van Zeghere van Male, een welgestelde Brugse linnenhandelaar. Alle vier de stemboeken tenor, contratenor, bassus en superius) van bewaard zijn gebleven. De boekjes zijn rijkversierd met realistische en surrealistische afbeeldingen van planten, dieren en mensen. De werken zijn van Sermisy, Gheerkin de Hondt, Appenzeller, Richafort, Gombert, Lupi, Mouton, Willaert, Josquin Desprez, Hollande, Courtois, Crecquillon, Janequin, Lapperdey, Maillard en tijdgenoten het Liedboek van Zeghere van Male bevat • 13 parodiemissen • 2 misdelen • 64 Latijnse motetten • Italiaanse madrigalen • Franse chansons • 11 Nederlandse polyfone liederen • 9 instrumentale hofdansen
Alfonso Ferrabosco de oudere (Bologna, gedoopt 18 januari 1543 – 12 4ugustus, 1588) was de oudste zoon van componist Domenico Ferrabosco, en maakte deel uit van een aristocratische Bolognese familie die veel musici onder haar leden telde. Vanaf 1562 werkte hij in Engeland voor koningin Elizabeth I. Alfonso Ferrabosco de oudere trouwde met Ellen Lanier, onder hun kinderen waren de muzikanten Alphonse Ferrabosco de jongere, Henry Ferrabosco, en John Ferrabosco. Alfonso Ferrabosco reisde nogal heen en weer tussen Engeland en Italië. Wat hij daar allemaal uitspookte? In Italië werd hij verdacht van spionage voor de Engelse koningin Elisabeth en in Engeland speelde een toestand waarbij hij van roofmoord werd beschuldigd. In 1578 keerde Alfonso Ferrabosco de oudere weer in Bologna terug. Pogingen van Elisabeth om hem weer aan haar hof in Engeland terug te krijgen, slaagden niet. Hij bleef tot het eind van zijn leven in Italië. Ferrabosco introduceerde het madrigaal in Engeland. Richard Charteris stelde in 1984 “a Thematic Catalogue of his Music with a Biographical Calendar” samen, waarbij Ferabosco’s werken een C-nummer kregen Alfonso Ferrabosco de oudere schreef · 2 boeken met vijfstemmige madrigalen; In de in 1588 door Nicloas Young uitgegeven madrigaalverzameling Musica Transalpina zijn veel van Ferrabosco's madrigalen in het Engels vertaald opgenomen. • motetten; - Peccantem me quotidie, voor vijf stemmen, C 52 • lamentations; • anthems; • 50 instrumentale fantasieën, pavanes, galliardes, in nomines, passamezzos voor een groot scala instrumenten Fantasia di sei bassi, vermoedelijk voor 6 basgamba’s, maar kan ook op andere basinstrumenten, C 225, hemels
William Byrd (Bird, Byrde en Byred) (Lincoln (?), omstreeks 1543 – Stondon, Essex (?), 4 juli 1623) zijn ouders verhuisden vlak voor zijn geboorte naar Londen. Willam Byrd kreeg als kind muziekles van de bekende Engelse 16e-eeuwse musicus Thomas Tallis in de Chapel Royal in Londen. Byrd wordt gerekend tot de zogenaamde virginalisten. In 1563 werd hij, ondanks zijn jeugdige leeftijd, benoemd tot organist van de kathedraal in Lincoln. In 1569 werd hij beëdigd als Gentleman van de Koninklijke Kapel, maar het schijnt dat hij in Lincoln is gebleven tot 1572, toen hij, tezamen met Thomas Tallis, benoemd werd tot organist van de Chapel Royal van koningin Elisabeth I, koningin vanaf 1558. In 1575 kreeg hij, ook weer met Thomas Tallis, vergunning van Koningin Elizabeth I voor het drukken en verkopen van muziek. Als dank daarvoor droegen de twee componisten in hetzelfde jaar Cantiones Sacrae aan haar op. Als katholiek werd William Byrd herhaaldelijk vervolgd voor het afwijzen van het Anglicanisme. Vrienden van hem werden opgepakt en terechtgesteld. Zijn vrouw werd veroordeeld wegens het niet bezoeken van de Anglicaanse eredienst. Niettemin bleef hij in de gunst van de koningin, waarschijnlijk omdat hij zonder onderscheid componeerde voor de anglicaanse en de katholieke eredienst. Hij bleef wel gewoon in het Latijn schrijven inplaats van in het Engels. William Byrd had de bijnaam "Father of the Britisch Music". Omstreeks 1594 verhuisde William Byrd van Harlington naar Stondon Massey, een dorpje bij Chipping Ongar in Essex. Hij woonde daar tot zijn dood in Stondon Place. Een en ander was duidelijk het gevolg van de vrijgevigheid van zijn baas Sir John Petre, een welgestelde landeigenaar, die een goed katholiek was. Sir John Petre was in het bezit van twee plaatselijke landhuizen: Ingatestone Hall en Thorndon Hall, waar hij clandestiene misdiensten organiseerde, waarbij de muziek verzorgd werd door zijn knechten. dat leidde ertoe dat William Byrd aan het einde van zijn leven nog al eens beboet werd wegens recusatie: het veboden bijwonen van een Rooms Katholieke eredienst. Maar met zoveel rijke vrienden en werkgevers zal hem dat niet veel schade hebben toegebracht. William Byrd schreef • 3 missen: - één voor drie, één voor vier en één voor vijf stemmen. - Zijn vierstemmige mis heeft als uitgangspunt de Missa “Sine nomine” van John Taverner, zijn collega in de Tudor-tijd. - mis voor vijf stemmen, 1595; • 160 motetten, meest verzameld in bundels: - Cantiones, quae ab argumento sacrae vocantur (1575); samen met Thomas Tallis geschreven ter gelegenheid van het 17-jarig koningschap van Koningin E;isabeth: 17 motetten van Thomas Tallis en 17 motetten van William Byrd + 4. Emendemus in melius voor 5 stemmen + 30 - 33. Tribue Domine; Te deprecor; Gloria Patri á 6, drie samenhangende motetten - Quomodo cantabimus, 1584, 8-stemmige zetting op tekst uit psalm 137, antwoord op het 8-stemmige motet Super flumina Babylonis (ook psalm 137) dat Philippe de Monte hem gestuurd had als muzikale steunbetuiging. - Liber primus sacrarum cantiorum (Cantiones Sacrae I), 1589; alles voor 5 stemmen + Vigilate, een essay in woordschildering, één van de meest levendige die er bestaat; + In resurrectione tua + Ne irascaris Domine – Civitas sancti tui, voor de veertigdagentijd. - Liber secundum sacrarum cantiorum (Cantiones Sacrae II), 1591, voor 5 en 6 stemmen + Laudibus in sanctis – Magnificum Domini – Hunc arguta, voor 5 stemmen + Infelix ego – Quid igitur faciam? – At te igitur, voor 6 stemmen, op tekst van Girolamo Savonarola, meditatie vlak voordat hij op de brandstapel stierf en waarin hij vergeving voor het door marteling bekennen van niet begane misdaden. Hoogtepunt van de 16de -eeuwse kerkmuziek - Gradualia: ac cantiones sacrae, liber primus (Gradualia I) 1605 + Justorum animae, voor vier stemmen + Ave verum corpus voor vier stemmen + Haec Dies (dit is de dag, psalm 118) voor vier stemmen - Gradualia: seu cantionum sacrarum, liber secundus (Gradualia II), 1607, herdrukt in 1610 + 8 - 9. O Magnum Mysterium - Beata Virgo voor vier stemmen + 21 Haec Dies (dit is de dag, psalm 118) - Alleluia Pascha nostrum voor vijf stemmen • 24 losse andere motetten: + Christe qui lux est et dies voor vijf stemmen, de cantus firmus beweegt tijdens het stuk langzaam en geraffineerd van de bassen omhoog naar de sopranen en schildert zo de weg van het licht. Er is ook een zetting van William Byrd voor vier stemmen, geen idee of die origineel is. + De lamentatione Jeremiæ prophetæ voor vijf stemmen • 4 Services voor de Anglicaanse eredienst - Great Service, voor 5 tot tien stemmen, en orgelbegeleiding, moet zijn uitgevoerd door het Chapel Royal Choir bij grootschalige liturgische gelegenheden omstreeks 1600. Bevat een Venite, Te Deum, Benedictus, Kyrie, Credo, Magnificat en Nunc Dimitis. Hoogtepunt in de Engelse muziek. • 150 liederen in het Engels: - Ye Sacred Muses, 1585, is William Byrd’s klaagzang op de dood van collega Thomas Tallis, voor vijf stemmen, meestal uitgevoerd door countertenor en 4 gamba’s, hypnotisch intens werk, sluit af met de woorden Tallis is dead, and Music dies. - Psalmes, sonets, & songs of sadness and pietie, 1588, 35 5-stemmige werken, voor stemmen, gamba;s of blokfluiten, in eerste instantie als instrumentale consortmuziek bedoeld, met eventueel een zanger "to pronounce the dittie" (het lied te zingen) Psalmen 1. O God Give Eare, vrije parafrase over psalm 55, prachtig, vrij swingend hymnisch werk; 2. Mine eyes with fervency 6. O Lord who in thy sacred tent 7. Help Lord for wasted are those men 10. Even from the depth Sonnetten en Pastorales 15. Where fancy fond 20. As I Beheld I Saw a Herdman Wild 21. Although the heathen poets Songs of sadness and piety 29. Susanna fair 30. If that a sinner’s sighs 32. Lullaby, my sweet little baby, roerend The funeral songs of that honourable Gent., Sir Phillip Sidney, Knight 34. Come to me grief, for ever, klaagzang - Though Amaryllis Dance in Green, voor 5 stemmen, 1588, BE 12/46, pittig - Songs of sundrie natures, 1589 - Psalmes, songs, and sonnets, 1611, met veel vrolijke, deels grappige madrigalen 12. Come jolly Swains, voor 4 stemmen 14. Fantasia in g-dorisch, voor 4 stemmen, in een traditionele polyfone stijl, prachtig werk 18. Come, woeful Orpheus, voor 5 stemmen 28. Turn our captivity, voor 6 stemmen 29. Ah silly soul, voor 6 stemmen (zangstem en 5 gamba's) - Teares or Lamentacions of a Sorrowfull Soule, 1614 - 40 consortliederen In angel’s weed (= Is Sidney dead), consort song voor zangstem en 4 gamba’s, klaaglied voor koningin Mary My mistress had a little dog, humoristisch klaaglied over gestorven koninginnenhondje voor solostem en 4 gamba's Ye Sacred Muses, elegie op het overlijden van zijn collega en leraar Thomas Tallis, voor vier gamba’s en countertenor. Pakkend madrigaal, • 33 Instrumentale consortmuziekwerken - Browning, The leaves be green, voor 5 stemmen, een soort Greensleeves variaties - 7 In Nomine's, hoogtepunten van de Engelse polyfone muziek. - 10 fantasieën, 3 voor 3, 4 voor 4, 1 voor 5 en 2 voor 6 stemmen, prachtig werk • 112 (series) klavecimbelwerken, waarvan 69 verzameld in het Fitzwilliam Virginal Book - My Ladye Nevells Booke, met 42 (series) werken van William Byrd, gekopieerd door John Baldwin, 1591, vermoedelijk bedoeld voor Elizabeth Bacon (omstreeks 1541 – 3 May 1621), de derde vrouw van Sir Henry Neville of Billingbear House, Berkshire, wiens wapens op de titelpagina zijn afgebeeld. Sir Henry Neville gaf het op een zeker moment cadeau aan Koningin Elisabeth I. In 1168 kwam het weer in handen van de familie Neville, die het in 2006 in bewaring gaf aan de British Library. De British Library heeft het in 2009 gedigitaliseerd. Het is op de website van de bibliotheek te bekijken. nr. 3 the marche before the battel nr. 4 the battel, negendelig verslag van het oorlogsgeweld nr. 5 the gaillarde for the victorie nr. 10 the first Pavian, "the first that ever hee made", is er bij aangetekend nr. 11 the galliarde tot the same nr. 31 Have with Yow to Walgingame, 22 variaties op een populaire ballad uit die tijd - Wolsey's Wylde, Fitzwilliam Virginal Book nr. 157. - Pavana Lachrymae - The Bells, MB 27/132 - 9 Fantasia’s
Alexander Utendal (Gent, België, omstreeks 1543 – Innsbruck, 7 mei 1581) was als kind van 1553 tot 1558 koorknaap in de koorkapel van koningin Maria van Hongarije, weduwe van Lodewijk II van Hongarije en landvoogdes van de Nederlanden, waarvan haar broer Karel V keizer was. Van 1564 tot 1567 was Alexander Utendal voorzanger aan het hof van aartshertog Ferdinand II van Tirol in Praag. In 1572 werd Alexander Utendal aan het hof van de aartshertog in Innsbruck vice-kapelmeester als opvolger van Jacob Regnart. Hij moest er ook ook de koorknapen opleiden. Utendal vervulde functies tot aan zijn dood in 1581 in Innsbruck. In 1580 weigerde hij de positie van kapelmeester aan het hof van Dresden. Alexander Utendal componeerde • 3 missen voor 3 tot vijf stemmen • 84 motetten • liederen
Giovanni Maria Nanino (Nanini) (Tivoli, Italië, 1543 of 1544 – Rome, 11 maart 1607) was jongenssopraan in de kathedraal van Vallerano. Aan de San Luigi de' Francesi in Rome volgde hij Giovanni Pierluigi da Palestrina als maestro di cappella op. Vanaf maart 1562 stond Giovanni Maria Nanino als zanger vermeld in de rekeningboeken van kardinaal Ippolito II d’Este. Hij vergezelde de kardinaal bij een diplomatiek bezoek in opdracht van de Paus naar Frankrijk. Misschien is dat de reden dat hij vanaf 1575 opvolgde werd aan de San Luigi dei Francesikerk in Rome en in een huis naast de kerk kon wonen. Al vanaf 1569 zong hij in het koor van de Santa Maria Maggiore waar Giovanni Pierluigi da Palestrina ook maestro di cappella was. Op een gegeven moment, wanneer precies is onduidelijk, heeft Giovanni Maria Nanino Palestrina daar ook als maestro vervangen. Op 28 oktober 1577 kwam als tenor in het pauselijk koor en hij bleef in het koor voor de rest van zijn leven, af en toe functioneerde hij er ook als maestro di cappella. Vanaf 1590 was hij in Rome ook een bekende muziekdocent. Samen met zijn jongere broer, Giovanni Bernardino Nanino, zette hij de eerste Italiaanse openbare muziekschool voor een breed publiek op in Rome. In zijn bewaard gebleven overlijdenscertificaat wordt een leeftijd van 63 jaar aangegeven, daar is zijn geboortejaar uit afgeleid. Zijn graf bevindt zich in de kerkbodem van de Contarelli-Kapel in de San Luigi dei Francesi, maar een precieze plek is niet meer terug te vinden. Giovanni Maria Nanino was een markant voorbeeld van de Romeinse School. Giovanni Maria Nanino componeerde • 1 mis • motetten • 32 canonmotetten op een thema van Constanzo Festa • 5 lamentationes • madrigalen • lauden • canzonetten
Ascanio Trombetti (Bologna, gedoopt 27 november 1544 – 20/21 september 1590) was de zoon van Astorre (Astorgio) Cavallari. In zijn familie werd de bijnaam Trombetti gebruikt vanwege de grote handigheid van de familieleden in het bespelen van blaasinstrumenten. Ascanio Trombetti was een begaafde cornettist. Vanaf 1560 was hij in dienst van de Signoria van Bologna. Van 1564 tot 1590 speelde hij in Bologna mee bij het Concerto Palatino, de plaatselijk groep blazers. Ascanio Trombetti gaf muziekles aan de muzikale nonnen van het Bolognese klooster van San Lorenzo. Zijn dochter Isabella was zelf als non trombonist en organist aan het klooster van de heiligen Gervasio en Protasio. Vanaf 1583 was Ascanio Trombetti maestro di cappella van de kerk van San Giovanni in Monte. Zijn dood was gewelddadig: hij werd vermoord door een woedende boekhandelaar, omdat hij een amoureuze relatie met diens vrouw was begonnen. Ascanio Trombetti componeerde • vier boeken met madrigalen, 1573-1587 • motetten om te zingen en te spelen - Primo libro de motetti accomodati per cantare e far concerti a 5-8, 10, 12 (1589). × Diligam te, Domine • 13 instrumentale werken voor 3 – 6 stemmen
Over Maddalena Casulana (waarschijnlijk Casole d'Elsa, bij Siena, Italië, omstreeks 1544 – omstreeks 1590) is niets bekend behalve wat kan worden afgeleid uit de opdrachten en teksten in haar madrigaalcollectie. Haar vermoedelijke geboorteplaats is van haar achternaam afgeleid. In 1566 verschijnen er vier madrigalen van haar in een verzameling, Il Desiderio, met de aantekening dat ze die in Florence heeft gecomponeerd. In 1568 verschijnt haar eerste boek met madrigalen, Il primo libro di madrigali, in Venetië. Het is de eerste gedrukte publicatie van een een vrouw in de westerse muziekgeschiedenis. Maddalena Casulana werkte als zangeres, luitiste en compositiedocent. Een aantal werken van Maddalena Casulana zijn opgedragen aan Isabella de' Medici, ze verkeerde duidelijk in haar omgeving. Ergens tussen 1570 en 1580 trouwde ze met een zekere Mezari, waar we verder ook helemaal niets van weten. In haar opdracht aan Isabella de' Medici in haar eerse madrigaalboek neemt Maddalena Casulana de zin op: Ik wil, voor zover mij dat mogelijk is in het vak muziek, mostrare al mondo il vanitoso errore degli uomini di possedere essi soli doti intellettuali, e di non credere possibile che possano esserne dotate anche le donne. (“de wereld de ijdele foutieve opvatting van mannen aantonen dat zijn alleen intellectuele en artistieke gaven hebben, en dat zulke gaven nooit zijn toebedeeld aan vrouwen”). Maddalena Casulana componeerde • 66 madrigalen voor drie tot vijf stemmen
|