Componisten vanaf 1942
André Waignein (Moeskroen, België, 28 januari 1942 – 22 november 2015) kreeg zijn eerste muzieklessen van zijn vader in het harmonieorkest "Sint-Cecilia" van Mont-à-Leux bij Moeskroen. Op 6-jarige leeftijd speelde als trompettist mee. André Waignein studeerde aan het Koninklijke Muziek-Conservatorium te Brussel hoofdvak trompet en daarnaast piano, kamermuziek, harmonieleer, muziekgeschiedenis en transpositie. Zijn studie bekostigde hij door medewerking in het ORTF Jazz-orkest in Rijsel. Na zijn militaire dienst studeerde hij nog contrapunt en compositie aan het conservatorium van Bergen. Intussen werkte hij aan de stedelijke muziekacademie in Moeskroen en werd daar dirigent van de Harmonie La Mouscronnoise en de Harmonie Royale. André Waignein was directeur van het muziekconservatorium van Doornik en professor harmonieleer aan het Koninklijke Muziek-Conservatorium te Brussel. André Waignein publiceerde ook onder de pseudoniemen Rob Ares, Frede Gines, Rita Defoort en Roland Kernen. André Waignein componeerde • 1 mis • 1 cantate • 3 (series) orkestwerken • 150 (series) werken voor harmonie- en fanfareorkest en brassband • kamermuziekwerken - Flûte Rendez-Vous voor fluitkwartet. Vierdelige suite 1. Petite Gavotte
Rainer Lischka (*Zittau, Duitsland, 25 april 1942) studeerde aan de Hochschule für Musik “Carl Maria von Weber” in Dresden bij Johannes Paul Thilman, Manfred Weiss, Günter Hörig en Conny Odd compositie en bij Theo Other en Wolfgang Plehn piano. Van 1970 tot 2007 doceerde Rainer Lischka aan de Dresder Muziekhogeschool compositie, muziektheorie en gehoortraining. Rainer Lischka componeerde • 9 orkestwerken • 2 series werken voor brassband • 98 (series) kamermuziekwerken - Kleine Abendgesellschaft voor tenorblokfluit solo, 2008 - 7 Galgenlieder, 2008, voor blokfluitkwartet, of voor 3 klarinetten en basklarinet, naar aanleiding van 7 gedichten uit de gelijknamige cyclus van Christian Morgenstern. - Genau!, vijf stukken voor blokfluitkwartet (SATB), 2011 - Gut aufgelegt voor 2 altblokfluiten, 2013 - Tanzgarten, elf trio's voor drie blokfluiten (AAT), 2015 - In a Groovy Mood voor sopraanblokfluit en piano, 2018, 10 leuke stukken voor het jonge volk - Tanzteufel, 9 werken voor sopraanblokfluit en piano, ritmisch uitdagend, 2020 - Der Zirkus kommt, Acht muzikale schilderingen voor altblokfluit solo, 2020 - Schritt und Tritt, duetten voor sopraan- en altblokfluit • 42 koorwerken a cappella • 13 koorwerken met piano • 7 orgelwerken • 4 pianowerken
Guy Bovet (*Thun, Zwitserland, 22 mei 1942) had orgellessen van Marie Dufour in Lausanne, Pierre Segond in Genf en Marie-Claire Alain in Parijs. Van 1979 tot 1999 doceerde Guy Bovet Spaanse orgelmuziek aan de Universiteit van Salamanca. Vanaf 1989 is hij docent aan Muziekhogeschool Bazel. Daarnaast geeft hij aan tientallen Instituten en Universiteiten structurele- en gastlessen. Guy Bovet publiceerde 1400 artikelen over de geschiedenis van het orgel. Guy Bovet componeerde • 9 opera’s • 50 theatermuziekwerken • 16 orkestwerken • 3 orgelconcerten voor orgel en orkest • 5 cantates • 5 andere werken voor koor, (solisten) en orkest • 8 werken voor zanger(s), en/of koor, orgel (en andere instrumenten) • 20 (series)kamermuziekwerken, ook met orgel • 10 (series) liederen voor zangstem en piano (series) • 60 (series) orgelwerken, ook voor bioscooporgel • 12 tangos ecclesiasticos (kerktango’s), 1999 • 7 (series) pianowerken • 15 filmscores • 8 TVscores
Sir James Paul McCartney (*Liverpool, 18 juni 1942) werd geboren in het Walton-ziekenhuis, waar zijn moeder Mary Mohin McCartney werkte als verpleegkundige. Op dat moment was zijn vader, katoenverkoper en jazzmuzikant James McCartney, bezig als vrijwillige brandweerman tijdens de Tweede Wereldoorlog. Paul McCartney had één jonger broertje: Michael (*7 januari 1944). Zijn ouders en grootouders gaven hem een groot gevoel voor normen en waarden mee. In 1953 werd Paul McCartney toegelaten tot het Liverpool Instituut. In de bus daar naartoe ontmoette hij zijn schoolvriend George Harrison. Omdat zijn moeder Mary als verloskundige een behoorlijk inkomen had, kon het gezin verhuizen naar Allerton, 20 Forthlin Road. In 1956 overleed moeder Mary aan een embolie. Paul MacCartneys vader James speelde trompet en piano in een jazzband. Thuis hadden ze ook een piano, waar Paul van alles op zijn gehoor op speelde. Paul kocht ook een akoestische gitaar, daar kon je mooi bij zingen, en begon met het schrijven van zijn eerste liedjes toen hij 14 jaar was. In 1957, op zijn 15de, leerde hij via een gemeenschappelijke vriend John Lennon kennen, werd lid van diens band The Quarrymen¸ waarvan de naam een paar jaar later veranderd werd in The Beatles, waarmee Paul MacCartney met John Lennon, George Harrison en Ringo Starr geschiedenis zou schrijven. McCartney schreef veel van het materiaal van The Beatles samen met John Lennon. Paul McCartney was de knapste van de vier Beatles en had de grootste vrouwelijke aanhang. Hij had een langdurige relatie met de actrice Jane Asher en trouwde in 1696 met Linda Eastman, een fotografe, waarmee hij drie kinderen kreeg: Mary, Stella en James. Linda had al een dochter, Heather, uit een eerder huwelijk. Nadat The Beatles in 1970 uit elkaar gingen begon Paul MacCartney een solocarrière. In 1971 richtte Paul McCartney een nieuwe band op: Wings, erg succesvol in de jaren 70. De enige drie constante leden van Wings waren Paul McCartney, Linda McCartney en Denny Laine. In 1981 hield de band er mee op. McCartney en zijn vrouw Linda waren uitgesproken vegetariërs en dierenrechtenactivisten. In 1991 introduceerde Linda McCartney haar eigen serie vleesvervangers op de Britse markt. In 2009 richtte Paul de campagne Meat Free Monday op. Op 11 maart 1997 werd Paul door koningin Elizabeth II opgenomen in de Orde van het Britse Rijk, waardoor hij de adellijke titel Sir (ridder) mag voeren. Nadat Linda in 1998 overleed aan borstkanker, trouwde Paul McCartney in juni 2002 met Heather Mills, een ex-model en anti-landmijnactivist. Ze had zes jaar daarvoor bij een motorongeluk een been verloren en Paul raakte door bewondering en medelijden aan haar gehecht. Samen kregen ze op 28 oktober 2003 een dochter, Beatrice Milly. Het was geen gelijkwaardige relatie, het huwelijk was zes jaar drama In mei 2006 besloten ze te scheiden. Het werd een vechtscheiding. De rechter kende haar 30 miljoen pond toe en gaf Paul moreel gelijk. Op 9 oktober 2011 trouwde Paul McCartney met Nancy Shevell, lid van een liberale Joodse gemeente. Paul was en is erg gelukkig met haar en toont ook zelf een toenemend religieuze levensgang. Paul McCartney is een buitengewoon produktief componist, die ook werkte onder de pseudoniemen "Apollo C. Vermouth", "Percy "Thrills" Thrillington", "Bernard Webb" en "Paul Ramon". Paul McCartney is de meest succesvolle componist en opname-artiest ooit met 60 gouden platen en meer dan 100 miljoen verkochte albums en 100 miljoen verkochte singles. In maart 1999 werd Paul McCartney opgenomen in de Rock and Roll Hall of Fame. Paul McCartney maakte • 23 “the Beatles”-studio-albums, zie hiervoor het overzicht bij John Lennon • 47 eigen studio- en live-albums - McCartney, 1970, zijn eerste solo-album, een voor het grootste deel thuis opgenomen verzameling miniatuurtjes. Speels, ongrijpbaar, verwarrend, frustrerend, beantwoordt aan geen enkel verwachtingspatroon. Voorbode van lo-fi nr. 6. Junk nr. 12. Maybe I'm Amazed. - "Give Ireland Back to the Irish" geschreven door Paul en Linda McCartney in antwoord op de gebeurtenissen op Bloody Sunday in NoordIerland op 30 Januari 1972. Debuutsingle van “Wings” opgenomen 1 februari 1972. Werd door de BBC niet uitgezonden. - "Hi, Hi, Hi" geschreven door Paul en Linda McCartney, uitgevoerd door de Wings op een single, ging over onstuimige seks en werd door de BBC daarom in de ban gedaan. - Band on the Run, 1973, derde en meest succesvolle Wingsalbum. nr. 1. Band on the Run, met drie drastische tempowisselingen binnen vijf minuten - Live and let die, soundtrack van de James Bond film 1973, geschreven door Paul en Linda McCartney - Venus and Mars, 1975, vierde Wingsalbum. - Wings at the speed of sound, 1976, vijfde Wings-album nr. 4. Beware My Love, briljante fusie van arena-rock en sixties Motown. nr. 6. Silly love songs, zo "silly" zijn ze niet. - McCartney II,1980, derde soloalbum, door bliepende elektronica gedomineerd, voorloper van de synthipop. - Pipes of Peace, 1983, vierde studioalbum nr. 1. Pipes of Peace, met orkestarrangement en kinerkoor en panfluit - Flowers in the Dirt, achtste studio solo album, 5 juni 1989, met hulp van onder meer Elvis Costello. Een uitgebreide versie met proefopnames is uitgebracht in maart 2017. nr. 1. My Brave Face, tekst Paul McCartney en Declan MacManus, een zoektocht naar de moed, die een man ooit had. nr. 4. Distractions, tekst Paul McCartney, over de verleidingen en afleidingen die een druk bestaan met zich meebrengen, totdat je er achter komt hoeveel zaken je thuis hebt gemist. nr. 5. We Got Married, tekst Paul McCartney, ode aan Linda, huwelijk in vier coupletten, van de eerste romance tot aan het uitzwaaien van de kinderen - Liverpool Sound Collage, 21 augustus 2000, electronisch album, waarin onder meer de geschiedenis van The Beatles is verwerkt. - Kisses on the Bottom, 15de solostudio album, hoodzakelijk covers van traditionele popmuziek en jazz. 6 februari 2012. nr. 8. My Valentine, geschreven door Paul McCartney zelf, juweel, prachtig tijdloos lied, geschreven voor zijn vrouw Nancy Shevell. - New, 2013, Paul McCartney’s 17de soloalbum, verbluffend goed - Pure, 2016, compilatiealbum met naar keuze 39, 46 of 67 tracks, 3 verschillende steeds luxere uitgaven. - Egypt Station, 2018, 18de soloalbum, op 76 jarige leeftijd uitgebracht nr. 1. Opening Station, elk nummer op de Cd is als een ander terinstation nr. 2. I Don't Know, beschouwend nr. 3. Come On To Me, gedurfde stamper nr. 4. Happy with you nr. 8. People Want Peace, onbeschaamd idealistisch nr. 14 Despite Repeated Warnings, pronkstuk nr. 15. Station II - McCartney III, 18 december 2020, uiterst urgente, gwaagde muziek nr. 4. Women and Wives, hoe je met elkaar omgaat in je huwelijk en vriendschappen heeft betekenis voor het leven van anderen. nr. 6. Deep, deep feelings nr. 8. The Kiss of Venus • 5 Klassieke albums - Liverpool Oratorio, 1991, live door Paul McCartney gecomponeerd samen met Carl Davis ter gelegenheid van de 150ste verjaardag van het Royal Liverpool Philharmonic Orchestra's. Het oratorium werd uitgevoerd en opgenomen in de kathedraal van Liverpool onder controle van Paul McCartney met orkest, koor en klassieke zangers als Kiri Te Kanawa, Jerry Hadley, Sally Burgess en Willard White in de orartoriumrollen. In 8 delen volgt het verhaal losjes McCartney’s eigen leven met als thema’s onder meer oorlog, school en het verlies van vader. Dat laatste thema wordt volstrekt religieus beleefd. - Standing Stone, 1997, uitgebreid vierdelig klassiek werk uitgevoerd door het London Symphony Orchestra onder leiding van Lawrence Foster met een toegevoegd koor. - Working Classical, 1999, 15 composities van Paul McCartney, waarvan hij een aantal al eerder zelf of met de groep Wings had uitgebracht en nieuwe arrangementen uitgevoerd door het London Symphony Orchestra en het Loma Mar Quartet - Ecce Cor Meum, 2006, oratorium in vier delen, geschreven in Latijn en Engels, voor orkest, jongenskoor en gemengd koor. Formeel geschreven voor de inwijding van de kapel van het Magdalena College in Londen, maar in wezen een requiem voor zijn vrouw Linda. - Ocean’s Kingdom, 2011, vierdelige balletcompositie, gemaakt voor het New York City Ballet, uitgevoerd door het London Classical Orchestra onder leiding van John Wilson.
Kuldar Sink (Tallinn, Estland, 14 september 1942 – Körve, Meremäe, 29 januari 1995) was de zoon van componiste Marje Sink. Kuldar Sink studeerde in eerste instantie fluit aan de muziekschool van Tallinn en compositie bij Veljo Tormis. Vanaf zijn twaalfde jaar componeerde hij. Van 1961 tot 1966 studeerde hij aan het conservatorium van Sint Petersburg bij Andrei Pawlowitsch Petrow. Hij werkte na zijn studie als fluitist in het Orkest van de Estlandse Radio-omroep en als klavecinist van het kamerorkest van Tallinn. Vanaf 1973 werkte hij als zelfstandig componist. Kuldar Sink heeft altijd veel gereisd. Hij maakte onder meer een lange reis naar Centraal Azië, waar hij kennis maakte met de volksmuziek van Kazachstan en van de Koerden. Dat had invloed op zijn composties. Kuldar Sink kwam in 1995 bij een brand in zijn huis om het leven. Kuldar Sink was de jongere broer van de Estlandse politicus Tunne Kelam, en de vader van cellist van Theodor Sing. Kuldar Sink componeerde • 5 theatermuziekwerken • 5 orkestwerken • 13 kamermuziekwerken • 6 series) pianowerken • 2 werken voor een ander instrument solo - “Gospodi, pomilui nas" (kyrië) voor solo-cello, 1994, verassende instrumentale effecten • 1 werk voor solisten, koor en orkest • 1 werk voor solist, koor en instrumenten • 10 werken voor koor en instrumenten • 42 werken voor koor a capella • 20 (series) werken voor zangstem in instrument(en) - Sünni ja surma laulud (“Liederen van geboorte en dood”) zetting van vijf gedichten van Federico García Lorca, 1987, liedcyclus gebaseerd op Arabische maqāms (soort Arabische toonladdermodi), zijn bekendste werk. • 4 werken voor zangstem solo • 19 fimscores
Yevhen Fedorovych Stankovych (*Svaliava, nu Oekraïene, toen Hongarije, 19 september 1942) komt uit een docentenfamilie. Vanaf zijn 10de jaar studeerde hij op de Uzhgorod muziekschool accordeon bij Stepan Marton en later cello bij J. Bazel. Vanaf 1962 bij de Poolse componist Adam Soltys aan het Mykola Lysenko Conservatorium in Lviv. Van 1965 tot 1970 studeerde hij compositie bij Borys Lyatoshynsky en harmonieleer, muziekanalyse en contrapunt bij Myroslav Skoryk aan het Conservatorium van Kyiv. Vanaf 1988 werkte Yevhen Stankovych als muziekuitgever. Vanaf 1998 doceerde hij compositie aan het Conservatorium van Kyiv. Van 2004 tot 2010 was hij medevoorzitter van de Nationale Vereniging van componisten van Oekraïne. Vanaf 2012 organiseerde Yevhen Stankovych het Stankovych Instrumentale Muziekconcours. In 2017 was hij voorzitter van het comité voor de organisartie van de Open Oekraïense Muziek Olympiade “De Stem van Het Land”. Yevhen Stankovych componeerde • 3 opera’s • 7 balletten • 6 symfonieën • 10 kamersymfonieën • 9 concerten - vioolconcert nr. 2, 2006 • 6 andere orkestwerken • 20 werken voor koor, ook met solisten en orkest • 40 kamermuziekwerken • 14 filmscores
Sven-David Sandström (Borensberg, Motala, Zweden, 30 oktober 1942 – Högalids, Stockholm, 10 juni 2019) studeerde van 1963 tot 1967 kunstgeschiedenis en muziekwetenschap aan de Universiteit van Stockholm. Daarna studeerde hij tot 1972 compositie bij Ingvar Lidholm aan de Kungliga Musikhögskolan te Stockholm. Van 1981 tot 1995 was Sven-David Sandström compositiedocent aan de Kungliga Musikhögskolan te Stockholm. Van 1995 tot 1999 was hij er prorector. Sinds 1999 was hij professor voor compositie aan de School of Music van de Indiana University te Bloomington (Indiana). In 1983 werd hij bestuurslid van de Zweedse sectie van de ISCM. Sven-David Sandström componeerde • 40 orkestwerken - Through and Through, 1972, • 5 werken voor harmonie-orkest • 6 opera’s • 5 balletten • 1 toneelmuziekwerk • 40 kamermuziekwerken - Utmost, voor 8 blazers en 2 slagwerkers • 70 koorwerken - Agnus Dei – Dona nobis pacem voor 8 stemmig gemengd koor, 1980 - Hear my Prayer, O Lord , 1986, naar Henry Purcell, voor 8-stemmige koor a cappella - Four Songs of Love, 2008, voor zesstemmig gemengd koor, teksten uit het Hooglied, sensuele zettingen • 17werken voor koor, (zangstemmen) en orkest. • 16 werken voor zangstem en instrument(en)
Meredith Jane Monk (*New York City, Verenigde Staten, 20 november 1942) debuteerde in december 1961 als ballerina in de kindermusical Scrooge. In 1964 studeerde ze af aan het Sarah Lawrence College en in 1968 richtte ze haar eigen ensemble op: The House. In 1978 richtte ze Meredith Monk and Vocal Ensemble op om haar eigen muziek uit te (laten) voeren. Meredith Monk was het bekendst vanwege haar capriolen met haar stem. Ze breidde haar zangtechniek zover uit, dat ze haar stem als een muziekinstrument kon gebruiken. Haar partner was de in 2002 overleden Mieke van Hoek. Meredith Monk componeerde • 2 opera’s • 12 theatermuziekwerken • 5 kamermuziekwerken • 20 werken voor koor (of meerdere tot veel zangstemmen) en instrumenten - Book of Days voor 25 stemmen, synthesizer en piano of kamermuziekversie voor 7 stemmen en synthesizer, 1985, cyclus van 14 liederen, 1985, CD uitgebracht 1990 1. Early morning melody, mooi melodisch • 16 werken voor zangstem en piano of ander(e) instrument(en) en/of tape - Double Fiesta, 1986, voor zang en twee piano's • 7 pianowerken - Railroad-Travel Song • The Recordings, 2022, Box met 13 CD's, die een deel van haar muziek omvatten. • 2 filmscores
John Hawkes (*Nantwich, Cheshire, Groot Brittanië, 1942) verhuisde op zijn 6de naar Shelf, bij Bradford. Hij volgde daar de Bradford Grammar School, en studeerde daarna natuurkunde aan het Magdalen College Oxford. Hij ging aan het werk als natuurkundig onderzoeker aan de Universiteit van Sheffield en werd daarna hoogleraar natuurkunde aan de Universiteit van Northumbria. In 1968 trouwde hij met beeldend kunstenaar Carolyn. Ze kregen een zoon en een dochter. In 1997 ging hij met pensioen. Naast zijn werk als natuurkundige is John Hawkes altijd bezig geweest met muziek en had hij altijd de wens om te gaan componeren. Daarvoor volgde hij van 1994 tot 2005 zomercursussen van de COMA (Contemporary Music for All) en studeerde hij compositie aan de Universiteit van Newcastle bij Agustin Fernandez en Deirdre Gribbin. John Hawkes speelt blokfluit en hobo en is bestuurslid van de Newcastle afdeling van de Society of Recorder Players. Geen wonder dat hij vrij veel voor blokfluiten heeft geschreven. John Hawkes componeerde • 14 orkestwerken • 17 werken voor blokfluitorkest - Geodesic voor 36 blokfluiten • 38 kamermuziekwerken voor blokfluiten - Recorder quartet nr. 4, 2006 - Drayton Dances, duetten voor alt- en tenorblokfluit, 2019 • 34 andere kamermuziekwerken • 6 werken voor een instrument solo
Pete Rose (Verenigde Staten, 1942 – 13 augustus 2018) speelde saxofoon en blokfluit en was componist. In Amerika was hij in de vorige eeuw de bekendste vertolker van eigentijdse blokfluitmuziek. Hij schreef een aantal samenhangende artikelen over het gebruik van blokfluit in eigentijdse muziek. Pete Rose woonde in Bridgewater, New Jersey, waar hij ook les gaf. Hij had een kwalitatief prima column "Cutting Edge" in het tijdschrift van de American Recorder Society. Pete Rose componeerde • werken voor blokfluitorkest - Mega-Rony • werken voor blokfluitkwintet • werken voor blokfluitkwartet - Tall P. • werken voor blokfluittrio • werken voor blokfluit en piano of een ander instrument - Wayfaring Stranger, voor altblokfluit en slagwerk • werken voor blokfluit solo - Right Hand Pentachord Variations - Kids game - This and That
Mons Leidvin Takle (*Noorwegen, 1942 ) studeerde aan het Conservatorium in Stavanger en het Oslo Conservatorium orgel bij Arild Sandvold en piano bij Reimar Riefling. Hij nam ook prive-lessen piano bij Hans Solum. Daarna studeerde Mons Leidvin Takle in Zweden en de VS en toerde als solist en begeleider in Scandinavië, Europa en de Verenigde Staten. Mons Leidvin Takle was organist in vele kerken. Mons Leidvin Takle componeerde • 5 (series) liederen • 9 (series) orgelwerken - Festivity, 2006 nr. 2. Power of Life; daverend - Våg å leve (Jazzy Fireworks), 2001 nr. 6. Festmusik • 2 pianowerken
William Duckworth (Morgantown, North Carolina, Verenigde Staten, 13 januari 1943 – West New York, 13 september 2012) studeerde muziek aan de East Carolina University, muziekpedagogiek en compositie bij Ben Johnston aan de University of Illinois in Urbana. Hij studeerde en schreef zijn doctor dissertatie over het notenschrift van John Cage. William Duckworth doceerde muziek aan de Universiteit Bucknell. William Duckworth trouwde met Nora Farrell, waar hij al jaren voor zijn internetprojecten mee had samen gewerkt. Nora Farrell beheert momenteel (2015) Monroe Street Music, dat veel van de werken van William Duckworth uitgeeft. William Duckworth componeerde 94 (series) muziekwerken • 2 orkestwerken • 8 (series) vocale werken - Southern Harmony, 20 stukken voor 8–stemmig koor • 9 (series) kamermuziekwerken • 6 (series) pianowerken - The Time Curve Preludes, 1978, 24 korte pianowerken, het eerste “postminimalistische” werk; • 1 werk voor accordeon • 4 elektronische en / of multimediawerken
Richard Gavin Bryars (*Goole, East Riding of Yorkshire, 16 januari 1943) studeerde eerst filosofie aan de Universiteit van Sheffield. Later studeerde hij drie jaar muziek. Hij werkte in de vroege jaren zestig als bassist in het moderne jazztrio “Joseph Hoolbrooke" met Derek Bailey en Tony Oxley. Daarna raakte hij aan het componeren. Daarbij werkte hij samen met John Cage en zijn New York School, Morton Feldman, Earle Brown, Cornelius Cardew en John White. Gavin Bryars doceerde van 1969 tot 1978 aan de afdeling voor schone kunsten van de Universiteit van Portsmouth en was medeoprichter van de muziekafdeling van de toenmalige polytechnische Hogeschool van Leicester (Engeland), nu de De Montfort University. Aan de laatstgenoemde universiteit was hij van 1986 tot 1994 hoogleraar muziek. In deze tijd was hij ook contrabassist in de Portsmouth Sinfonia. Momenteel woont hij in Engeland en deels aan de westkust van Canada. Gavin Bryars componeerde • 14 orkestwerken - The Sinking of the Titanic, 1969; aan de hand van de laatste klanken van het luxe cruiseschip worden de laaatste uren verteld. - pianoconcert, 2010, opgedragen aan Ralph van Raat 2 werken voor harmonieorkest • 5 opera’s • 8 balletten • 8 toneelmuziekwerken • 1 requiem • 1 cantate • 6 andere religieuze muziekwerken • 8 koorwerken (met instrumenten) - St Brendan arrives at the Promised Land of the Saints, op tekst van Sint Brendan, voor gemengd koor, viool en orgel, 2009. Over de oceaanreis van deze heilige, op zoek naar de ultieme waarheid. - Two Love Songs, twee madrigalen voor vrouwenkoor a capella, op teksten van Petrarca, 2010 - The Fifth Century, 7-delig werk voor koor en saxofoonkwartet, teksten Thomas Traherne: Centuries of Meditation • 33 werken voor zangstem en instrument(en) • 40 kamermuziekwerken • 2 werken voor orgel. • 8 werken voor piano • 1 werk voor klavecimbel • 3 werken voor slagwerk • 1 werk voor historiscje Japanse instrumenten • 5 elektronische muziekwerken - Jesus' Blood Never Failed Me Yet, 1971 voor geluidsband en ensemble
Brian John Peter Ferneyhough (Coventry, Engeland, 16 januari 1943) studeerde aan de Birmingham School of Music en van 1966 tot 1967 aan de Royal Academy of Music bij Lennox Berkeley. In 1968 ging hij naar Europa en studeerde in Amsterdam bij Ton de Leeuw en in Basel bij Klaus Huber. Van 1973 tot 1986 gaf Brian Ferneyhough compositieles aan de Hochschule für Musik in Freiburg, Duitsland. Van 1987 tot 1999 was hij muziekdocent aan de Universiteit van California in San Diego en vanaf 2000 aan de Stanford University. Brian Ferneyhough wordt gerekende tot de New Complexity compositieschool, als hij er al niet de aanstichter van is. Brian Ferneyhough componeerde • 1 opera - Shadowtime, libretto Charles Bernstein, gebaseerd op hetleven van de Duitse filosoof Walter Benjamin, 2004 • 2 orkestwerken • 7 concerten • 11 werken voor (groot) ensemble • 9 vocale werken met instrumentale begeleiding - Time and Motion Study III voor 16 solostemmen, slagwerk en elektronica, 1974 - Transit voor solostemmen en ensemble, 1975 • 4 (series) werken voor koor a cappella - Missa Brevis, voor 12 zangers, 1974 • 11 werken voor strijkkwartet • 7 andere kamermuziekwerken • 4 pianowerken • 1 orgelwerk • 15 andere werken voor een instrument solo - Cassandra's Dream Song, 1974 voor dwarsfluit - Sisiphus Redux voor altfluit solo, 2000
Paul Vincent Reale (New Brunswick , New Jersey, Verenigde Staten, 2 februari 1943 – 22 juli 2020) studeerde aanvankelijk scheikunde en Engelse literatuur aan de Columbia-universiteit in New York. Later richtte hij zich op muziek en studeerde vanaf 1967 bij Chou Wen-Chung en Otto Luening aan de Columbia-universiteit compositie en muziektheorie en aan de Universiteit van Pennsylvania in Philadelphia bij George Rochberg en George Crumb. In 1970 promoveerde hij aan deze universiteit tot doctor in de filosofie. Sinds 1969 was Paul Reale docent aan de Universiteit van Californië - Los Angeles. In 2004 werd hij daar professor emeritus. Paul Reale was ook werkzaam als architect en bezig als wielrenner. Paul Reale componeerde • 1 opera • 8 muziektheaterwerken • 16 concerten - Pianoconcert nr. 1, voor piano en kamerorkest, 1986 - Concerto voor cello, strijkorkest en slagwerk “Live Free or Die”, 2018 • 6 andere orkestwerken • 8 werken voor harmonieorkest • 22 koorwerken • 50 kamermziekwerken • 12 werken voor piano vierhandig of twee piano’s • 55 (series) pianowerken voor piano solo - pianosonate nr. 6 “The Wast Land”, 1992 • 9 werken voor een ander instrument solo
Ivan Alexandrovich Tcherepnin (Issy-les-Moulineaux, Frankrijk, 5 februari 1943 – Boston, Verenigde Staten, 11 april 1998) kwam uit een hoogbegaafde muzikale familie. Zijn vader Alexander en zijn grootvader Nikolai waren gewaardeerde Russische componisten en zijn moeder Lee Hsien Ming een bekende pianiste. Zijn oudere broer Serge is ook componist. Ivan Tcherepnin kreeg zijn eerste muzieklessen van zijn ouders. Toen hij zeven jaar was, verhuisde het gezin naar Chicago, omdat zijn ouders daar aan het werk konden aan de DePaul Universiteit. Hij studeerde compositie bij Leon Kirchner aan de Harvard Universiteit tot 1969 en nam daarna in Europa les bij Karlheinz Stockhausen, Henri Pousseur en Pierre Boulez. Hij gaf korte tijd les aan het Conservatorium van San Francisco en aan de Stanford Universiteit. In 1972 werd hij directeur van de Harvard University Electronic Music Studio, wat hij bleef tot zijn dood in 1998. Twee van zijn zonen, Stefan en Sergei, werden ook componist Ivan Tcherepnin componeerde • 3 multimediawerken • 1 opera, ook met elektronica • 1 oratorium, ook met elektronica • 13 orkestwerken - dubbelconcert voor viool, cello en orkest, 1995, n. 59, zijn meest gewaardeerde werk • 4 werken voor koperblaasensemble • 5 koorwerken, ook met orkest of instrumenten • 4 (series) werken voor zangstem en instrumenten • 17 kamermuziekwerken - Pensamiento voor fluit en piano, 1995, n. 57b • 11 (series) pianowerken • 18 werken voor instrumenten en/of zangstemmen met elektronica • 7 elektronische werken • 5 filmscores
José Antônio Rezende de Almeida Prado (Santos, São Paulo, Brazilië, 8 februari 1943 – 21 november 2010) kreeg vanaf zijn 7de pianoles. Vanaf zijn 10de studeerde hij bij Dinorá de Carvalho piano, Osvaldo Lacerda harmonieleer en bij Camargo Guarnieri compositie. Nadat hij in 1969 een eerste prijs voor zijn cantate Pequenos Funerais Cantantes had gewonnen, kon hij in Europa gaan studeren. Van 1970 tot 1973 studeerde hij in Parijs bij Olivier Messiaen en Nadia Boulanger. Daarnaast deed hij korte studies bij György Ligeti en Lukas Foss in Darmstadt. In 1974 terug in Brazilië doceerde José de Almeida Prado eerst aan het Gemeentelijk Conservatorium van Cubatão, daarna werd hij professor aan het Kunstinstituut van de Universidade Estadual de Campina in São Paulo. Hij ging daar in 2000 met pensioen en gaf daarna incidenteel nog muziekcursussen en presenteerde een radioprogramma op Cultura FM. José de Almeida Prado was een van belangrijkste Braziliaanse klassieke componisten. José de Almeida Prado schreef 400 composities, waaronder in elk geval • 1 passie • 3 cantates • 4 andere grote werken voor koor en orkest • 7 orkestwerken - Aurora voor piano en orkest, 1975 - Concerto voor piano en orkest, 1983 - Concert Fribourgeois voor piano en strijkorkest, 1985 • 7 kamermuziekwerken • 40 (series) pianowerken - Cartas Celestes (hemelkaarten), zijn belangrijkste werk, dat gebruik maakt van “transtonality”, een nieuwe harmonische taal die Almeido Prado zelf heeft ontwikkeld. 15 delen van ongeveer een kwartier lengte. • gitaarwerken
Sabin Pautza (Păuța) (*Cîlnic, Reșita, Roemenië, 8 februari 1943) studeerde tot 1965 directie en muziekpedagogiek aan de Nationale Universiteit voor Muziek in Boekarest, en daarna tot 1970 compositie en directie aan de Muziekacademie "Chigiana" in Siena in Italië bij Franco Donatoni, Franco Ferrara en Bruno Maderna. Van 1966 tot 1984 doceerde Sabin Pautza aan de Hogeschool voor de Kunsten "G. Enescu" in Iasi. Van 1987 tot 2011 was hij dirigent van het Plainfield Symphony Orchestra in New Jersey. In 1995 promoveerde hij aan het Institute for Applied Research in Londen. Sabin Pautza publiceerde drie musicologische werken en schreef een cursus harmonieleer en een cursus orkestratie. Sabin Pautza componeerde • 1 opera • 1 kindermusical • 28 (series) orkestwerken - Games II voor strijkkwartet en orkest, 1978, in 2021 gearrangeerd voor blaaskwintet, speels • 1 series werken voor fafare-orkest • 8 werken voor koor, (solist), en orkest • 5 (series) werken voor zangstem en orkest • 2 werken voor (solist), koor en orgel • 16 (series) koorwerken a capella • 18 kamermuziekwerken • 2 pianowerken
Morten Lauridsen (*Colfax, Washington, Verenigde Staten, 27 februari 1943) is de zoon van Deense immigranten. Hij groeide op in de staat Oregon. Sinds 1972 is hij hoogleraar compositie aan de University of Southern California (Thornton School of Music). In 2007 ontving hij de National Medal of Arts uit handen van de Amerikaanse president George. W. Bush. Morten Lauridsen componeerde • 2 werken voor harmonieorkest • 21 werken of series werken voor koor - Madrigali: Six "Firesongs" on Italian Renaissance Poems, 1987, voor gemengd koor a capella - O Magnum Mysterium, 1992, voor koor a cappella, een wondertje van schoonheid, adembenemend mooi. - Lux aeterna,voor koor en orkest of orgel, 1997 - Nocturnes, 4 motetten voor koor en piano, 2005 III. Sure on this Shining Night, tekst James Agee • 11 werken of series werken voor zangstem(men) of koor en piano of andere instrumenten.
Lucio Dalla (Bologna, Italië, 4 maart 1943 – Montreux, Zwitserland, 1 maart 2012) begon al jong klarinet te spelen in een jazzband in Bologna en werd even later lid van de Rheno Dixieland Band. Lucio Dalla overleed aan een hartaanval, in gezelschap van zijn partner, Marco Alemanno. Lucio Dalla maakte • 40 LP en CDalbums - Storie di casa mia, 1971 De B-kant nr. 3 “4/3/1943” - 4 Marzo 1943 e altre storie, 1976, nr. 2 "Piazza grande", - Automobili, 1976 nr. 3 "Nuvolari" - DallAmeriCaruso, 1986 nr 1. Caruso, opgedragen aan Enrico Caruso, de bekendste Italiaanse tenor ooit. Het nummer gaat over een Italiaans-Amerikaans pianist die met weemoed terugdenkt aan een geliefde uit Sorrento. “Caruso” is gecoverd door tientallen artiesten en opnamen zijn verkocht bij honderden miljoenen.
Wim Stoppelenburg (*Berkenwoude, 25 maart 1943) volgde na de middelbare school in Gouda in Rotterdam de onderwijzersopleiding. Hij verhuisde in 1966 naar Groningen en studeerde aan het Stedelijk Conservatorium piano, (alt)viool, schoolmuziek (1970) en orkestdirectie (1973). Daarna studeerde hij aan het Conservatorium Amsterdam orkestdirectie bij Anton Kersjes. Van 1966 tot 1985 was hij muziekdocent in Appingedam, Winschoten en Meppel. Hij maakte veel arrangementen voor het toenmalige Overijssels Philharmonisch Orkest, waarvoor hij de jeugdconcerten mede voorbereidde en leidde. Hij was enkele jaren dirigent van studentenorkesten in Groningen (Bragi) en Enschede (Musica Silvestra) en leidde oratoriumverenigingen in het noorden en midden van Nederland. De laatste jaren is hij voornamelijk als dirigent en pianist actief in projecten met nieuwe muziek uit Noord-Nederland. Wim Stoppelenburg is bekend als publicist en muziekrecensent. Sinds 1988 is Wim Stoppelenburg voorzitter van de Stichting Noordelijke Componisten. Wim Stoppelenburg componeerde • 3 opera's: - Salto mortale, 1980, libretto Belcampo, - Het uitstel, 1990, over het leven van Van Gogh. • 2 muziektheaterwerken · 6 orkestwerken - Westerbork Symfonie, 1992 • 1 werk voor harmonieorkest - Schiermonnikoog, 1984 • 22 kamermuziekwerken - twee Pianotrio's, 1996 - Strijkkwartet, 1996 - Lassusvariaties, 2003 voor blaaskwintet • 14 (series) iederen voor zangstem en piano of instrument(en) - Het liedboek van Meng Jiao, 1993 • 4 koorwerken a cappella • 11 koorwerken met instrumenten - Hymnus voor solisten, koor en orkest, 2013 • 12 (series) pianowerken - Dickninge, 3-delige suite, 1999 - Maskerade voor piano vierhandig, 2013 • 3 orgelwerken
Vangelis (pseudoniem van Evanghelos Odysseas
Papathanassiou, Volos, Griekenland, 29 maart 1943 – Parijs, 17 mei 2020) begon op zijn derde te
componeren en als vierjarig kind gaf hij zijn eerste concert voor ongeveer 2000
luisteraars. Hij heeft nooit muziekles gehad en is nauwelijks in staat
bladmuziek te lezen of te schrijven. Toen hij zes jaar was gaven zijn ouders hem
op bij een speciale muziekschool in Athene. Hij ging er niet heen en zei er
later over: “Ik had het geluk er niet heen te gaan, want muziekscholen sluiten
deuren eerder dan ze te openen”. Hij studeerde schilderkunst aan de
Kunstacademie in Athene, en schildert nog steeds. In 1970 was Vangelis al begonnen aan een solocarrière en maakte hij de filmmuziek voor Franse films. Van die tijd af werkte hij met verschillende bands en muzikanten samen, waarbij hij veel gebruik maakte van synthesizer (Yamaha CS-80), piano, keyboards en andere elektronische instrumenten, en bleef hij filmmuziek componeren. Hij kon geen noten lezen of schrijven en zelf geen partituren uitwerken voor orkest. Met zijn synthesizer hield hij de orkestraties in eigen hand. Terwijl Vangelis wel de Godfather van new age-muziek wordt genoemd, ziet hij new age zelf als een stijl die de deur opengezet heeft voor ongetalenteerde musici om erg saaie muziek te maken. Zijn persoonlijk leven heeft Vangelis altijd uit de publiciteit gehouden. Er zijn geruchten dat hij drie keer getrouwd was, maar niemand weet of dat waar is en met wie. Hij had in elk geval geen kinderen. Ook zijn woonplaats was volstrekt onbekend. Er is in 1990 een kleine planeet naar hem vernoemd: 6354 Vangelis, de Universiteit van Athene verleende hem in 2008 een eredoctoraat en op 16 september 2013 werd hij afgebeeld op een Griekse postzegel van 80 cent. Vangelis overleed in een Frans ziekenhuis in Parijs waar hij behandeld werd voor Corona. Vangelis maakte • 18 studioalbums - Invisible Connections, 1985 - Mask, 1985 - Direct, 1988 - The City, 1990 Vangelis componeerde • 40 filmscores - Chariots of Fire, 1981, regie Hugh Hudson, Oscar voor de filmmuziek - Blade Runner, 1982, regie Ridley Scott - Missing, 1982, regie Costa-Gravas - Bitter Moon, 1992, regie Roman Polanski - 1492: Conquest of Paradise, 1992, regie Ridley Scott, het titelnummer werd in 1995 een nummer 1-hit - Alexander, 2004, regie Oliver Stone - El Greco, 2007, regie Yannis Smargdis • de muziek voor het Wereldkampioenschap Voetbal 2002
Mario Lavista (Mexico City, Mexico, 3 april 1943 – 4 november 2021) is de neef van componist Raúl Lavista (1912 – 1980). Als kind kreeg hij in Mexico City pianoles van Adelina Benítez en Francisco Gyves. Van 1963 tot 1967 studeerde hij aan het Nationaal Conservatorium van Mexico compositie bij Carlos Chávez en Héctor Quintanar en muziekanalyse bij Rodolfo Halffter. In 1967 kon hij met een beurs van de Franse regering aan de Schola Cantorum in Parijs bij Jean-Étienne Marie, Iannis Xenakis en Henri Pousseur studeren. Hij volgde daarnaast in Europa ook cursussen bij Nadia Boulanger, Christoph Caskel en Karlheinz Stockhausen. In 1970 richtte hij het improvisatieciollectief Quanta op en vanaf die tijd werkte hij met elektronische muziek op radio en televisie en deed van alles op het gebied van avant-garde muziek. Vanaf 1970 was hij ook docent muziekanalyse en compositie aan het National Conservatorium in Mexico City. In 1982 gaf hij Pauta uit, één van de belangrijkste muziektijdschriften in Latijns Amerika. Hij bleef daar de hoofdredacteur van. Mario Lavista componeerde • 1 opera • 1 ballet • 1 poppentheaterwerk • 6 theatermuziekwerken • 10 orkestwerken • 44 kamermuziekwerken - Ofrenda, 1986, voor tenorblokfluit, klaagzang gecomponeerd in Japan, nadat hij bericht had gekregen van de dood van een goede vriend. • 3 koorwerken • 6 series werken voor zangstem(men) en piano of orkest • 13 pianowerken • 1 orgelwerk • 3 elektroakoestische werken • 8 filmscores.
Andries Clement
(Eindhoven, 29 mei 1943 – Tilburg, 23 december 2015) studeerde na zijn gymnasiumopleiding koordirectie aan het
conservatorium in Amsterdam en Muziekwetenschappen aan de Rijksuniversiteit in Utrecht. Als dirigent is hij in de loop der jaren aan vele Nederlandse ensembles verbonden geweest. Voor zijn vele verdiensten op cultureel gebied wer d op 13 maart 1994 aan Andries Clement de provinciale onderscheiding “Hertog Jan” toegekend. Op 13 december 1998 nam Andries Clement afscheid als dirigent van het Eindhovens Kamerkoor. Bij deze gelegenheid werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Andries Clement componeerde • 24 (series) koorwerken - Etty Hillesum. Thoughts, prayers and inspirations op in het Engels vertaalde dagboekteksten van Etty Hillesum, 2012
Christopher Brown (*Tunbridge Wells, Groot-Brittannië, 17 juni 1943) werd geboren in een gezin waar de “gentle art of singing” een belangrijke rol speelde. Hij werd op zijn 9de koorknaap aan de Westminster Abbey en ging naar de Dean Close School in Cheltenham, en in 1962 naar het King’s College in Cambridge. Van 1965 tot 1967 studeerde hij aan de Royal Academy of Music bij Lennox Berkeley en daarna een jaar in Berlijn bij Boris Blacher. Christopher Brown doceerde 40 jaar aan de Royal Academy of Music en houdt op het moment (2011) nog toezicht op het compositieonderwijs aan de Universiteit van Cambridge. Hij heeft zijn eigen muziekuitgeverij: Musography Christopher Brown componeerde • 5 opera’s • 8 orkestwerken • 34 werken voor koor, solisten, koor en orkest of ensemble • 16 werken voor koor a capella - Elegy “Fear no more the heat o’the sun”, opus 14, 1967, voor zesstemmig gemengd koor, op tekst van William Shakespeare en Robert Herrick • 34 kamermuziekwerken • 13 (series) liederen voor zangstem(men) en instrument(en) • 4 pianowerken • 3 orgelwerken • 54 arrangementen Michael Radulescu (Boekarest, Roemenië, 19 juni 1943 – 23 december 2023) was zoon van een Roemeense vader en een Duitse moeder. Hij groeide op in een muzikale omgeving opgegroeid. In 1956 begon hij orgel te studeren bij Victor Bickerich en in 1957 compositie bij Mihail Jora. In 1964 en 1965 volgde hij cursussen aan de zomeracademie van het Mozarteum in Salzburg bij Anton Nowakowski voor orgel, bij Anna Barbara Spenker voor klavecimbel en van Carl Milles voor orkestdirectie. Van 1965 tot 1968 studeerde hij aan de Muziekacademie van Wenen, bij Anton Heiller orgel en bij Karl Osterreicher en Hans Waroski directie. Vanaf 1968 doceerde hij orgel aan de Muziekacademie van Wenen. Ondertussen concerteerde hij als organist in Europa, de Verenigde Staten, Canada, Australië en Japan. Van 1971 tot 1990 was hij orgeldocent in Liechtenstein, van 1977 tot 1987 leidde hij de Internationale Academie voor Orgel en Oude Muziek in Innsbruck en sinds 1990 leidt hij de Bachacademie in Porrentruy, Zwitserland. Michael Radulescu was een groot kenner van Johann Sebastian Bach en verdiepte zich in de verhouding van de oude muziek tot de hedendaagse tijd. Michael Radulescu componeerde • 1 orkestwerk • 2 werken voor koor en orkest • 6 werken voor koot met instrumenten • 4 koorwerken a capella • 8 kamermuziekwerken • 9 (series) werken voor solozangstemmen a capella of met orkest of instrument(en) • 9 (series) orgelwerken - Ricercari, 1984 • 3 werken voor een ander instrument solo
Adriaan Valk (*Koog aan de Zaan, 10 juli 1943) ging op zijn 16e altsaxofoon spelen bij Harmonie Apollo te Zaandijk. Vanf 1963 studeerde Adriaan Valk saxofoon aan het Conservatorium in Amsterdam. Al tijdens zijn studie speelde Adriaan Valk in het Koninklijk Concertgebouw Orkest. Dit deed hij tot 1974. In 1975 werd Adriaan Valk benoemd als hoofdvakleraar saxofoon aan het Conservatorium in Zwolle, vanaf 1980 aan het Conservatorium te Arnhem. Tot 2002 heeft Valk aan beide conservatoria deze functies bekleed. In de roerige jaren '70 kwam Adriaan Valk in contact met acteur Henk van Ulsen. De samenwerking met Henk van Ulsen leidde tot optredens als 'Job op Schokland', 'Prediker', en 'De sonnetten van Shakespeare'. In deze theatervoorstellingen bracht Valk indrukwekkend zijn saxofoon composities ten gehore. Adriaan Valk heeft zich altijd graag verbonden met mensen die werkzaam zijn in andere kunstdisciplines. Hij heeft samengewerkt met mime-spelers, dansers, acteurs, Afrikaanse masterdrummers en filmmakers. Adriaan Valk is getrouwd met Marianne Bakker en heeft vijf kinderen en vijf kleinkinderen. Adriaan Valk componeerde • 4 (series) werken voor saxofoon solo - 'Sept pièces pour Saxophone', voor altsaxofoon solo. • 4 saxofoonkwartetten - Perspectief • 2 saxofoonduetten • 4 (series) kamermuziekwerken voor andere instrumenten - Vijf Kinderstukken, voor strijkkwartet en altsaxofoon, opgedragen aan zijn kinderen Sanne, Jornmerij, Jorinde, Roosmarlijn en Floriaan • 1 filmscore - Op weg naar de hemel, AVRO TV
Marta Ptaszyńska (*Włochy bij Warschau, Polen, 29 juli 1943) studeerde aan de in Warschau compositie bij Tadeusz Paciorkiewicz en aan de Staatsmuziekhogeschool bij Mikolaj Stasiniewicz en Jerzy Zgodzinski. Daarnaast studeerde Marta Ptaszyńska privé bij Witold Lutosławski. In 1968 studeerde ze als master af in compositie, muziektheorie en slagwerk. Met een beurs van de Franse regering studeerde ze daarna twee jaar bij Nadia Boulanger en Olivier Messiaen en ook nog elektronische muziek aan het ORTF-centrum in Parijs. Haar kunsten als slagwerker volmaakte ze aan het Cleveland Institute of Music, waar ze in 1974 een diploma kreeg. Vanaf 1970 doceerde Marta Ptaszyńska in Warschau, later aan allerlei muziekinstellingen in de Verenigde Staten. Vanaf 2005 doceert Marta Ptaszyńska compositie aan de Universiteit van Chicago. Marta Ptaszyńska componeerde • 5 opera’s • 19 orkestwerken • 13 werken voor zangstem(men) en/of koor en orkest of instrumenten • 12 (series) kamermuziekwerken voor 3 of meer instrumenten - The last walz in Vienna voor drie accordeons, 2011 • 12 (series) duetten • 16 werken voor een instrument solo • 12 uiteenlopende werken voor kinderen
Daniel Börtz (*Osby, Zweden 8 augustus 1943) kreeg zijn eerste muzikale opleiding van Hilding Rosenberg, een neef van zijn vader. Daniel Börtz studeerde aan de Muziekhogeschool van Stockholm bij Karl-Birger Blomdahl (1962-1965) en Ingvar Lidholm (1965-1968). Daarnaast studeerde hij viool en elektronische muziek. Na zijn opleiding ging hij les geven aan de Muziekhogeschool van Stockholm. Van 1998 tot 2003 was Daniel Börtz directeur van de Koninklijke Muziekacademie. Daniel Börtz componeerde • 12 symfonieën • 24 andere orkestwerken - Voces, 1968 - blokfluitconcert En gycklares berättelser (Het verhaal van een clown) - Pipor och klockor (Pijpen en Klokken), voor blokfluit en orkest • 5 opera’s • 1 operette • 1 oratorium • 2 werken voor solist(en), koor (en orkest • 3 werken voor zangstem of spreekstem en orkest • 1 werken voor zangstem en piano of ander instrument • 11 kamermuziekwerken • 11 (series) koorwerken - Nemesis divina, 2006 voor koor en blokfluit • 1 werken voor vocaal kwartet • 3 orgelwerken • 3 pianowerken • 15 andere werken voor een instrument solo
Wim de Ruiter (Heemstede, 11 augustus 1943 – Haarlem, 26 Augustus 2017) was de zoon van werktuigkundige Jacob de Ruiter en Adriana Johanna Kapteyn, dien woonden aan de Heemsteedse Dreef 170. Zelf trouwde Wim de Ruiter met C.M. van Thiel. Hoewel hij altijd al van het instrument orgel hield ging Wim de Ruiter na de middelbare school wiskunde studeren, maar hield daar na een jaar mee op en besloot orgel te gaan studeren aan het Muzieklyceum in Amsterdam bij Piet Kee. In 1968 studeerde hij met onderscheiding af. Daarna studeerde hij compositie bij Ton de Leeuw aan het Amsterdams Conservatorium. Begin jaren zeventig doceerde hij orgel aan de Muziekschool Haledo (Haskerland, Lemsterland, Doniawerstal), hij woonde toen in Joure. Van 1974 tot 1995 was Wim de Ruiter docent 20e-eeuwse muziek aan het Sweelinck Conservatorium in Amsterdam. Hij schreef in 1993 het boek Compositie-technieken in de twintigste eeuw. Wim de Ruiter componeerde • 1 kameropera • 3 theatermuziekwerken • 6 orkestwerken • 8 koorwerken, ook met instrumenten of orkest • 24 kamermuziekwerken, ook met elektronica - Allons-Y voor basklarinet en orgel, 2014 • 8 (series) liederen • 10 orgelwerken • 10 werken voor een ander instrument solo https://wimderuiter.wordpress.com
Michael Vetter (Oberstdorf, regio Allgäu, Duitsland, 18 september 1943 – 7 december 2013) was de zoon van Hans Joachim Vetter, van1958 tot 1976 direkteur van de Westfaalse Muziekschool en daarna dekaan van de muziekhogeschool Münster. Michael Vetter studeerde filosofie en theologie, terwijl hij zich ondertussen ontwikkelde tot een experimentele blokfluitist, die allerlei componisten aanzette tot het schrijven van interessante blokfluitwerken. In 1973 vertrok hij naar Japan, waar hij tien jaar leefde als Zen monnik. Hij legde zich vanaf die tijd meer en meer op boventoongezang toe. In 1978 werd zijn dochter Sophie-Mayuko geboren, die een belangrijke pianiste zou worden. In 1983 kwam Michael Vetter in Duitsland terug. In Todtmoos-Rütte stichtte hij het Centrum voor meditatieve communicatie en communitatieve meditatie. In 1993 verhuisde hij zijn “school voor de kunst van leven” onder de naam Accademia Capraia naar Seggiano/Grosseto in Italië. Michael Vetter schreef • Il flauto dolce ed acerbo, 1969, een handleiding voor spelers van moderne blokfluitmuziek • Een blokfluitschool in 10 delen; Die Wiener Blockflötenschule, 1976 met 120 composities van hemzelf Daarnaast componeerde hij • 15 uiteenlopende werken - Figurationen III, 1964, voor blokfluit en elektronica - Recitatieve, 1967, voor willekeurig instrument en elektronica - Felder II, kinderproject, voor een willekeurig aantal spelers met willekeurige instrumenten, 1967
Margriet Ehlen (*Heerlen, 28 september 1943) studeerde aan het Conservatoria in Maastricht en Amsterdam compositie bij Gerard Kockelmans, Willem de Vries Robbé en Robert Heppener, piano bij Bart Berman en Kees Steinroth. Koordirectie studeerde Margriet Ehlen bij Jan Eelkema aan de Kurt Thomasschule in Rotterdam. Margriet Ehlen gaf les aan pedagogische academies in Rotterdam, Maastricht en Sittard. Margriet Ehlen schreef ook poëzie en kreeg daar verschillende prijzen voor. Margriet Ehlen componeerde • 2 werken voor zangstem, koor en instrumenten • 8 werken voor zang- of spreekstem en piano • 10 werken voor zang- of spreekstem en instrumenten • 7 koorwerken • 2 werken voor zangstem solo • 7 werken vooreen instrument solo
Hugues Dufourt (*Lyon, Frankrijk, 29 september 1943) studeerde piano bij Louis Hiltbrand en compositie bij Jacques Guyonnet aan het conservatorium in Genève. Hugues Dufourt componeerde • 18 werken voor orkest of ensemble • 8 concertante werken • 11 kamermuziekwerken • 2 koorwerken • 2 werken voor zangers en instrumenten • 1 werk voor zangstem en piano • 7 pianowerken • 4 andere solowerken voor één instrument - These livid flames, voor orgel, 2014 • 1 werk met electronica
Rafaël d'Haene (*Gullegem, België, 29 september 1943) studeerde tussen 1962 en 1967 aan het Koninklijk Muziekconservatorium van Brussel piano bij E. del Pueyo, harmonieleer bij J. Louël, contrapunt bij Victor Legley en M. Quinet. Aan de Ecole Normale de Musique in Paris studeerde hij bij Henri Dutilleux en tenslotte studeerde Rafaël d'Haene nog 3 jaar compositie bij Victor Legley aan de Muziekkapel Koningin Elisabeth. Sinds 1970 is Rafaël D'Haene leraar harmonie, contrapunt en compositie aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel. Hij doceert sinds 1985 ook muziekanalyse en compositie aan de Muziekkapel Koningin Elisabeth. Rafaël d'Haene componeerde in elk geval • 7 orkestwerken - Waar Coenraets is Turner voor twee violen en strijkers • 1 koorwerk • 2 (series) werken voor zangstem en orkest • 3 (series) liederen • 5 kamermuziekwerken • 2 (series) pianowerken
Udo Zimmermann (Dresden, 6 oktober 1943 – 22 oktober 2021) was van 1954 tot 1962 lid van het Dresdner Kreuzchor. Daarna studeerde hij aan de Muziekhogeschool in Dresden directie bij Rudolf Neuhaus, zang en compositie bij Johannes Paul Thilman. In 1968 ging hij studeren bij Günter Kochan aan de Duits Kunstacademie in Berlijn en werkte ondertussen als assistent van muziektheaterdirecteur Walter Felsenstein. In 1970 werd hij adviseur dramatiek van de Staatstopera in Dresden. In 1978 werd hij benoemd tot compositiedocent aan de Muziekhogeschool in Dresden. In 1986 richtte hij het Dresdens Centrum voor hedendaagse muziek op, een onderzoekscentrum en organisatie voor concerten en festivals. Van 1990 tot 2001 was Udo Zimmermann artistiek directeur van de Opera in Leipzig. Van 1997 tot 2011 had Udo Zimmermann de leiding van de serie musica viva die de Beierse Radio-omroep uitzond. Udo Zimmermann is drie keer getrouwd. Van 1967 tot 1970 met Kristina Mann, ze kregen een dochter, de actrice Claudia Michelsen, van 1970 tot 2007 met Elżbieta Holtorp, ze kregen de zonen Robert en Tomeo Alexander en tenslotte in 2009 met Saskia Leistner. Ze woonden in Dresden. Udo Zimmermann componeerde • 7 opera’s - Weiße Rose kameropera in 16 scenes voor twee zangers en 15 instrumentalisten, libretto Wolfgang Willaschek. 27 februari 1986. Het verhaal over de twee verzetsgroepsleden Sophie en Hans Scholl in het uur voor hun berechting in 1943. In scene 9 zingt Sophie Einmal noch möchte ich mit dir durch unsre Wälder laufen. Indrukwekkend. • 8 vocale werken, ook met solisten en orkest • 7 orkestwerken • 6 kamermuziekwerken • 4 filmscores
Geert van Keulen (*Amsterdam, 11 oktober 1943) studeerde klarinet en basklarinet aan het Amsterdamse Muzieklyceum, compositie bij Robert Heppener, instrumentatie bij Hans Henkemans en orkestdirectie bij Anton Kersjes en David Zinman. Hij werkte sinds 1966 als basklarinettist bij het Koninklijk Concertgebouworkest. Vanaf 1966 tot einde 1988 was hij lid van het Nederlands Blazers Ensemble. Ook als dirigent en organisator is hij actief, en hij was van 1978 tot 1995 als docent compositie en instrumentatie verbonden aan het conservatorium van Amsterdam. Geert van Keulen componeerde • 15 orkestwerken • 6 werken voor harmonie-orkest en blazersenemble - Chords, 1974, voor blazersensemble, opgedragen aan het Nederlands Blazers Ensemble • 1 opera • 1 werk voor koor en orkest • 6 werken of series werken voor zangstem(men) en orkest of instrumenten - Vijf Enquist-liederen voor sopraan en strijkkwartet - tekst: Anna Enquist, 1999, een soort “Kindertotenlieder” van Mahler • 11 kamermuziekwerken
Robin Greville Holloway (*Leamington Spa, Engeland, 19 oktober 1943) was van 1953 tot 1957 koorknaap aan de St Paul's Cathedral en werd opgeleid op de King's College School. Daarna studeerde hij op het King’s College in Cambridge compositie bij Alexander Goehr. In 1974 werd Robin Holloway assistent docent muziek aan de Universiteit van Cambridge en in 1980 lector. In 1999 werd hij daar docent compositie en van 2001 tot zijn pensioen in 2011 professor. Robin Holloway is gepromoveerd op een proefschrift over Claude Debussy en Richard Wagner. Van 1988 tot 2000 had Robin Holloway een muziekcolumn in het tijdschrift The Spectator. Robin Holloway componeerde • 2 opera’s • 16 concerten • 36 andere orkestwerken • 4 werken voor zangstem(men) en orkest • 3 werken voor koor en orkest • 7 werken voor zangstem(men) en ensemble • 24 werken voor koor a capella of met orgel of andere instrumenten • 25 kamermuziekwerken • 12 pianowerken • 5 orgelwerken • 10 werken voor een ander soloinstrument • 19 (series) liederen voor zangstem en piano
Joni Mitchell (*Fort Macleod Alberta, Canada, 7 november 1943) werd geboren als Roberta Joan Anderson . Vanaf haar zevende kreeg ze pianoles en toen zij op haar negende als gevolg van polio in het ziekenhuis lag, begon ze te zingen voor haar medepatiënten. Ze leerde zichzelf gitaar en ukelele spelen. Joni Anderson trouwde in 1965 met folkzanger Chuck Mitchell, met wie ze verhuisde naar de VS. Na de scheiding bleef ze de achternaam Mitchell houden. Joni Mitchell is met haar teksten over emotionele ervaringen en maatschappijkritiek een van de invloedrijkste vrouwelijke artiesten van de twintigste eeuw. In 1981 werd ze door premier Pierre Trudeau ingehuldigd in de Canadese Juno Hall Of Fame. In 2002 vertelde ze aan het Amerikaanse muziekmagazine Rolling Stone dat ze mogelijk nooit meer iets zou opnemen. Daarna kwamen er toch nog 3 CD's. Joni Mitchell schildert ook verdienstelijk.
Joni Mitchell schreef • 188 songs. Ze werden 4170 gecoverd door 3210 verschillende artiesten. - The Other Side, 1967 - Rainy Night House, 1970, op haar derde album, "Ladys of the Canyon"
Miklós Maros (*Pécs, Hongarije, 14 november 1943) is de zoon van componist Rudolf Maros en violiste Klára Molnár. Hij studeerde aan het Béla Bartók Conservatorium in Boedapest bij Rezsö Sugár. Daarns studeerde hij bij Ferenc Szabó van 1963 tot 1967 compositie aan de Ferenc Liszt Muziekakademie in Boedapest. In 1967 vertrok hij naar Stockholm in Zweden, waar hij tot 1972 bij Ingvar Lidholm en György Ligeti aan de Kungliga Musikhögskolan studeerde. Van 1971 tot 1978 werkte hij in de studio voor elektronische muziek in Stockholm (EMS). In dezelfde tijd werkte hij als docent aan muziekscholen en van 1976 tot 1980 als docent voor elektronische muziek aan de Kungliga Musikhögskolan. In 1980 en 1981 werkte hij met een studiebeurs van de Deutscher Akademischer Austausch-Dienst in Berlijn. Hij was ondertussen ook getrouwd met zangeres Ilona. Samen met haar richtte hij in 1972 het Maros Ensemble op, dat zich vooral richtte op de uitvoering van hedendaagse muziek. Van 1975 tot 1980 was Miklós Maros bestuurslid van de Zweedse federatie van componisten en van 1981 tot 1991 was hij voorzitter van de federatie. In 1990 werd hij onderscheiden met een prijs voor zijn levenswerk door de Zweedse regering. In 1998 werd hij opgenomen in de Koninklijke Zweedse Academie voor muziek. Miklós Maros componeerde • 4 opera’s • 4 muziektheaterwerken • 16 concerten • 4 symfonieën • 13 andere orkestwerken • 7 werken voor harmonieorkest • 14 koorwerken, ook met begeleiding van instrument(en) of orkest • 12 (series) liederen voor zangstem(men) en orkest of ensemble • 130 kamermuziekwerken • 21 (series) liederen voor zangstem en piano of een ander instrument • 7 orgelwerken • 6 pianowerken • 3 klavecimbelwerken • 28 werken voor een ander instrument solo • 6 elektroacoustische werken • 6 elektronische werken
Satoshi Ohmae (*Hyogo, Japan, 25 november 1943) studeerde aan de Gakugei Universiteit in Osaka. Hij studeerde daar in 1967 af. Vanaf 1969 werkt hij aan het Osaka Music Research Instituut. Momenteel (2019) doceert hij ook nog muziek aan de Soai universiteit in Osaka. Satosh Ohmae organiseerde in 1992 de Muziek Tentoonstelling in de Japanse stad Kobe. Satoshi Ohmae componeerde • 7 orkestwerken • 5 werken voor harmonieorkest • 1 werk voor mandoline-ensemble • 34 kamermuziekwerken - Akiha-Shrine Fire Festival: Double-Talk nr.45, opus 181, voor twee wisselende blokfluiten, 2015 • 1 werk voor traditionele Japanse instrumenten • 8 pianowerken • 3 werken voor slagwerk • 2 gitaarwerken
Alexander Aronovich Knaifel (ook Knajfel, Knayfel, of Kneifel) (Tashkent, Uzbekistan, 28 november 1943 – Berlijn, 27 juni 2024) was de zoon van de Russisch-Joodse soloviolist en viooldocent Iosifovitsj Knajfel en muziekdocente Moeza Venjaminovna Sjapiro. Vanwege de het beleg van Leningrad waren zijn ouders, die daar woonden even naar Tashkent geëmigreerd. In 1944 keerden ze naar Leningrad terug. Daar groeide Aleander Knaifel op. Vanaf zijn zesde jaar speelde hi cello. Hij studeerde van 1950 tot 1961 aan de speciaalmuziekschool van het conservatorium van Leningrad bij Emanuel Fishman, van 1961 tot 1963 aan het conservatorium van Moskou cello bij Mstislav Rostropovich en van 1964 tot 1967 compositie bij Boris Arapov in Leningrad. Hij sloot zich in zijn compositiestijl aan bij de avant-garde componisten uit zijn tijd. In 1979 werd Knajfel getroffen door een officiële ban op zijn werk omdat hij met een aantal collegae muziekfestivals in het Westen had bezocht. In de praktijk viel die ban mee. Zijn avant-gardistische compositietrant gooide hij overboord in de jaren 90, waarin hij het net als Arvo Pärt over een heel andere boeg gooide. Alexander Knaifel componeerde onder meer • 3 operas - The Ghost of Canterville, 1966, geïnspireerd op een verhaal van Oscar Wilde. Twee rollen: De Geest, die op allerlei manieren rondspookt in een huis nadat hij zijn vrouw vermoord heeft en door haar familieleden uitgehongerd is en Virginia, de dochter van een Amerikaanse familie die in het huis is komen wonen. Virginia zorgt ervoor dat de geest de rust krijgt waa hij al tijden naar verlangt. Fantastische virtuoze partituur. Sublieme solo voor orgel. - Alice in Wonderland, fascinerend werk • 7 werken voor orkest • 12 werken voor instrumentale ensembles - Nika, 72 fragmenten naar Heraclitus en Dante (1973-1974), voor 17 contrabassen - Agnus Dei, 1985, voor vier instrumentalisten die elk verschillende instrumenten spelen waaronder keyboards, percussion, electronics, saxophoons en contrabas, duurt 120 minuten precies. - E. F. and three visiting cards of the poet, 2008, voor viool, altviool en cello; • 3 werken voor jazz- of rockband • 3 werken voor koor met orkest of instrumenten • 9 werken voor solist (en koor) en orkest • 7 werken voor stem(men) en orkest of instrumenten • 2 meerkorige werken • 8 werken voor gemengd koor a capella - Prayer for the holy spirit, 1995 • 2 werken vrouwen- of kinderkoor • 1 werk voor cellokoor • 1 werk voor 2 cello’s • 5 werken voor piano en andere instrumenten • 6 werken voor stem en piano - Bliss of the poem, 1997, tekst Alexander Pushkin, voor sopraan en piano - Prayer for the holy spirit, 1998, voor sopraan en piano • 4 werken voor percussie - Solaris, 1980 voor 35 Javanese gongs. • 4 werken voor solostem • 20 werken voor piano solo - A Mad Tea Party, 2007, verwijzend naar Alice in Wonderland • 3 werken voor cello solo • 6 werken voor een ander instrument solo • 40 filmscores
Randall Stuart (Randy) Newman (*Los Angeles, Californië, Verenigde Staten, 28 november 1943) komt uit een muzikantenfamilie. Hij is de zoon van internist Irving George Newman (28 november 1913 – 1 februari 1990) en secretaresse Adele "Dixie" Fox, beiden van Joodse afkomst. (30 augustus 1916 – 4 oktober 1988), Zijn ooms Alfred, Lionel en Emil waren filmcomponisten. Zijn vader Irving schreef een song voor Bing Crosby. Randy Newman maakte de University High School in Los Angeles af en studeerde daarna even aan de Universiteit van Californië, maar hield dat na een jaar voor gezien. Hij schreef liever songs en werd op zijn zeventiende jaar al songwriter voor een uitgever in Los Angeles. Toen hij met hulp van zijn vriend Lenny Waronker een platencontract bij Reprise kreeg richtte hij zich op een carrière als singer/songwriter. In 1967 trouwde Randy Newman met de Duitse Roswitha Schmale. Ze hadden drie zoons. In 1985 eindigde het huwelijk in een scheiding. In 1990 hertrouwde Randy Newman met Gretchen Preece, met wie hij twee kinderen heeft. In 2010 kreeg Randy Newman een ster op de Hollywood Walk of Fame. Randy Newman maakte • 11 studio–albums - Dark Matter, 2017 - Little Criminals, 1977, 5de studioalbum 6. In Germany before the war Randy Newman componeerde • 300 songs - Short people - Lonely at the top - You can leave your hat on - Sail away - I love L.A. - I think it's going to rain today - Mama told me not to come • 31 filmscores, waarvan 7 Disney/Pixarfilms. Hij kreeg 20 Oscarnominaties - A Bug's Life, Disney/Pixar, 1998 - Monsters, Inc, Disney/Pixar, het liedje If I Didn't Have You, kreeg in 2002 een Oscar voor Beste Filmsong . - Toy Story 3, Disney/Pixar, We Belong Together kreeg in 2011 een Oscar voor 'Best Original Song'
William Brooks (*New York, 17 december 1943) studeerde muziek en wiskunde aan de Wesleyan Universiteit en daarna musicologie bij Charles Hamm en Ben Johnston, compositie bij Kenneth Gaburo, Herbert Brün en John Cage en muziektheorie aan de Universiteit van Illinois. Hij doceerde zelf aan de Universiteit van Illinois van 1969 tot 10t 1973 en aan de Universiteit van Californië in Santa Cruz van 1973 tot 1977. Daarna gaf hij cursussen en lezingen aan allerlei instellingen. In 1987 kwam hij als docent compositie en muziektheorie aan de Universiteit van Illinois terug. Als musicoloog heeft hij veel gepubliceerd over Amerikaanse muziek. Hij werkte ook mee aan de The New Grove Dictionary of American Music. William Brooks componeerde • 3 theatermuziekwerken - Metamorphoses, op teksten van Ovidius, voor bariton, sopraan, omgevingsgeluid en videoprojectie. • 1 orkestwerk • 9 kamermuziekwerken • 4 werken voor koor of meerdere solostemmen - Six Mediaeval Lyrics, 2011, voor vrouwenstemmen 6. Vale, dulcis amice (vaarwel, lieve vriend), mooi afscheid • 65 liederen voor zangstem en piano of instrumenten - A Wake of Music, vier liederen voor sopraan, klarinet, cello en piano, 2011
Faradsch (Faradzh, Farai) Garayev (Karaev) (Baku, Azerbeidjan,19 december 1943) is de zoon van componist Gara Garayev, In 1966 studeerde hij in compositie af aan het Staatsconservatorium Azerbeidzjan, waar hij van zijn vader les had gehad. Van 1966 tot 2003 doceerde hij zelf compositie, instrumentatie en contrapunt aan het Staatsconservatorium Azerbeidzjan. In 1991 werd hij professor muziektheorie aan het Staatsconservatorium van Moskou. Hij woonde vanaf die tijd wisselend in Baku en in Moskou. Vanaf 2003 is hij professor compositie aan het Staatsconservatorium in Kazan in Rusland. Faradsch Garayev componeerde • 1 opera • 2 theatermuziekwerken • 2 ballet • 14 (series) orkestwerken • 31 (series) kamermuziekwerken • 1 koorwerk met instrumenten/ • 1 koorwerk a capella/ • 3 werken voor zangstem en instrument(en) • 5 pianowerken - ”Monsieur Bee Line-eccentric”, 1997, blues • 4 andere werken voor een instrument solo • 8 arrangementen
Ross Edwards (*Sydney, Australië, 23 december 1943) voelde van jongs af de roeping om componist te worden. Hij kreeg zijn opleiding van Peter Sculthorpe (Sydney), Richard Meale, Peter Maxwell Davies en Sandor Veress in Adelaide. Hij promoveerde aan de Universiteit van Sydney. Na zijn opleiding vertrok hij naar het Verenigd Koninkrijk, waar hij zich niet helemaal thuis voelde Hij keerde daarom al snel weer terug en ging les geven aan de Universiteit van Sydney. Ross Edwards woont in Sydney en heeft een eigen studio bij de Blue Mountains (Australië). Hij is getrouwd en heeft twee volwassen kinderen. Ross Edwards componeerde • 1 opera • 2 balletten/dansmuziekwerken • 1 muziektheaterwerk • 5 symfonieën • 12 concerten - Arafura Dances, concerto voor gitaar en strijkorkest, • 58 andere orkestwerken • 32 kamermuziekwerken • vocale werken • 7 koorwerken a cappella • 5 koorwerken voor ko(o)(ren) en instrumenten of orkest • 7 filmscores • 11 (series) pianowerken • 1 orgelwerk • 12 werken voor een ander soloinstrument
|