C.Muzikale vormen

 

   6. Sonatevorm

 

In de loop van de 18de eeuw ontwikkelde zich als vanzelf in de werken van de “klassieke” componisten (Haydn, voorlopers en collega’s) een vorm, die logisch uit hun manier van werken met muziek voortvloeide. Zij gaven er dan ook geen naam aan, omdat ze hun manier van werken volkomen logisch vonden, maar ná 1760 was deze vorm wel in elke sonate, symfonie, concert, strijkkwartet, blaaskwintet enzovoort bepalend voor het eerste deel van het werk en soms ook nog voor andere delen. In 1840 gaf componist Carl Czerny er de naam sonatevorm aan. Omdat in de 19de eeuw zowat elk gecomponeerd werk voor een deel in de sonatevorm staat, wordt deze vorm ook wel hoofdvorm genoemd.

Net als de fuga bestaat ook deze vorm uit drie delen: 1. expositie; 2. doorwerking; 3. reprise.

1. expositie.

In de expositie vinden we twee thema's na elkaar. Vaak is het eerste thema krachtig en het tweede thema zangerig van karakter. In de expositie worden de beide thema's als het ware "geëxposeerd".

Het eerste thema staat in de hoofdtoonsoort. Dit kan zijn majeur of mineur. Is het een majeurtoonsoort, dan staat het tweede thema meestal in de dominant. Staat het eerste thema in mineur, dan zal het tweede thema veelal in een parallelle toonsoort verschijnen.

Bijvoorbeeld: thema I: C grote terts. - thema II: G grote terts.

of: thema I: c kleine terts. - thema II: Es grote terts.

Op dit schema zijn weliswaar uitzonderingen, maar de grote lijn blijft.

Soms is er vóór de expositie een inleiding.

2. doorwerking.

In de doorwerking worden de beide thema's op een vrije manier verwerkt, je kunt haast zeggen "tegen elkaar uitgespeeld". Vaak worden in de doorwerking nog andere toonsoorten gebruikt. Soms wordt nog een derde thema ingevoerd.

3. reprise.

In de reprise wordt de expositie zo’n beetje herhaald. Beide thema’s verschijnen weer na elkaar, maar nu allebei in de hoofdtoonsoort. Vaak wordt de reprise besloten met een naspel, dat coda (= staart) wordt genoemd. Soms is die coda buitengewoon omvangrijk en  heeft het karak ter van een nieuwe doorwerking. 

In zijn meest uitgebreide vorm bestaat de sonatevorm dus uit

inleiding - expositie - doorwerking - reprise - coda.

De sonatevorm wordt niet altijd zoals hierboven beschreven gebruikt; er zijn veel variaties mogelijk. Dit is slechts een basisvorm. Er komen vaak allerlei herhalingen en ondoorzichtige verbindingen en overgangen tussen thema’s en themagroepen voor, waardoor het interessant blijft om naar goed gecomponeerde stukken in de sonatevorm te luisteren.

De grootmeester van de sonatevorm is Ludwig van Beethoven.