C. Muzikale vormen

  

10. Vormen, gebruikt in vocale muziek, in alfabetische volgorde.

 

 

Er wordt en werd veel gezongen in de wereld. Soms vind je het mooi, meestal vind je het verschrikkelijk, smaken verschillen, het is niet anders. En het brengt allerlei vormen met zich mee: 

 

Air de cour:    (“hofversje”) Vanaf 1570 werden de gezongen onderdelen van balletten, zoals die aan het Franse hof werden uitgevoerd Air de Cour genoemd. Vanaf 1600 werden teksten van Franse dichters rechtstreeks tot Air de Cour omgevormd. Ook melodieuze instrumentale stukken kregen wel eens de titel Air de cour.

 

Antifoon:         (Oudgrieks: tegenstem), vers dat gezongen wordt als inleiding op en ter afsluiting van een psalm tijdens de mis en het getijdengebed.

Als de helften van een psalmvers of gehele verzen om en om worden uitgesproken of gezongen, heet dat antifonaal. In het Gregoriaans zingt een voorzanger de eerste woorden van de antifoon, waarna de andere zangers inzetten. Er zijn in de loop der eeuwen vele antifonen gecomponeerd.

Een speciaal soort antifonen zijn de Maria-antifonen. Deze antifonen vormen zelfstandige gezangen, los van de psalmodie. In het getijdengebed worden de completen besloten met één van de vijf antifonen, naargelang het kerkelijk jaar.

De vijf Maria-antifonen zijn:

Alma Redemptoris Mater, Ave Regina Caelorum, Regina coeli, Sub Tuum Praesidium en Salve Regina

Tijdens de laatste week van de Advent van 17 tot 23 december worden in combinatie met het Magnificat tijdens de vesperdienstende zeven zogenaamde O-antifonen gezongen.

Aria:                Oorspronkelijk een expressief versje, dat vaak door een zanger, maar soms ook door een instrument werd uitgevoerd(zie air).Later betekende de term aria een compositie voor één stem met orkestbegeleiding. Zo’n aria is dan onderdeel van een opera, een cantate of een oratorium.

Arioso:            zangstukje dat een beetje tussen aria en recitatief inzit.

Ballade:          (Italiaans: ballata): In de 14de   en 15de  eeuw, een Frans lied, één van de  formes fixes. De liedvorm is A-a-B, waarbij a dezelfde melodie heeft als A, maar een andere tekst en B een kortere, afsluitende regel is, of een refrein. De ballade had een prominente bovenstem en twee onderstemmen, die eventueel door instrumenten konden worden uitgevoerd. De beroemdste componist van polyfone ballades was Guillaume de Machaut.

In de Romantiek: Verhalend lied, vaak strofen, verder geen vaste vorm.

Balletopera:    Franse combinatie van opera en ballet, met name 17e en 18e-eeuwse composities

Barcarolle:      Venetiaans gondelierlied (barca = boot) . Later ieder ander lied van bijvoorbeeld zeeman.

Barzelletta:     een populaire liedvorm in Italië in de 15de en 16de eeuw. De tekst heeft een trocheeritme met 8 lettergrepen per regel. De barzelletta is levendig en dansbaar.

Beeldmotetten:

gravures met muzieknotatie, kwamen voor aan het eind van de 16de eeuw, vooral  in Vlaanderen.

 

Baude Cordier (rond 1400): Belle, bonne 

 voorkant van de Codex Chantilly

 

                                                                       

 

Blues:              is een muzikale stijl die is ontstaan in de 19e eeuw op plantages in de zuidelijke staten van de USA. Zwarte slaven gaven op de plantages met hun muziek uitdrukking aan hun dagelijkse problemen met betrekking tot familie, werk, drankverslaving of financiën. Muziek maken met elkaar of alleen, met of zonder instrumenten, was voor hen vaak de enige manier om hun lijden uit te drukken en te verzachten. Er ontstonden "worksongs", sterk ritmische liederen die hielpen de dwangarbeid vol te houden.  Er zijn vele verhalen over het ontstaan van het woord blues maar het meest voor de hand liggend is dat het woord zijn oorsprong vindt in het Engelse 17e eeuwse gezegde "blue devils" waarmee bedoeld werd de geestelijke en lichamelijke gevolgen die kunnen voortkomen uit alcoholgebruik, met name dan de problemen die ontstaan door het niet voorhanden hebben van alcohol. Het karakter van blues is dan ook weemoedig en melancholisch (to feel blue = treurig zijn), zowel van de muziek als van de tekst.

De voornaamste muzikale bronnen die tot het ontstaan van de blues hebben bijgedragen zijn de religieuze liederen (gospels, spirituals), en de worksongs, liederen die tijdens de slavenarbeid werden gezongen.

Het metrum is een maat. Een blueslied heeft sinds het ontstaan van de blues een vaste structuur van 12 maten over een zgn. I-IV-V akkoordenprogressie (12 Bar Blues). Vanaf 1910 werden de blues meer en meer van een  begeleiding voorzien

De blues is, samen met de ragtime, van bijzonder grote invloed geweest op de ontwikkeling van de jazz, alle stijlen, van New Orleans Jazz tot en met cool jazz. En blues staat aan de basis van rock ’n roll, twist, beat en pop.

East Coast blues (ook wel Piedmont blues) is een bluesstijl waarbij de gitaar gespeeld met de Piedmontvingerstijl: De duim speelt een ritmische baslijn speelt terwijl de dunne snaren geplukt worden door de wijsvinger die de gesyncopeerde melodie speelt. Je krijgt zo een aan de ragtime verwante ritmiek. De Piedmont-gitaristen spelen behoorlijk virtuoos. Piedmont is een streek aan de oostkust van de Verenigde Staten. Een vertegenwoordiger van de East Coast blues was Blind Willie McTell (1898 - 1959)

Brunette          kort, teder lied over liefdes- of natuurthema's, eind zeventiende eeuw

Caccia (=Italiaans: 'jacht') Italiaanse liedvorm het  Trecento (14e eeuw).

driestemmig: twee levendige bovenstemmen (Triplium en Duplum) in canon, met een op de jacht, of de jacht als allegorie betrekking hebbende tekst, en een rustiger instrumentale onderstem (Tenor),

Canción          (= Spaans: lied)In de Renaissance uitwisslebaar met cantiga, cantar, canson, en villancico; het Spaanse alternatief voor het chanson van de Franco-Vlaamse School.

In de negentiende en twintigste eeuw werd het de naam voor Zuid-Amerikaaanse, vooral Cubaanse liederen , gewordteld in de Spaanse liedvormen. Moderne Zuidamerikaanse liederen worden vanaf 1960 vaak nueva canción genoemd

Cantate:          Op muziek gezet verhaal. Een muzikale compositie voor één of meer zangers, en/of koor, begeleid door instrumenten.Een cantate bestaat meestal uit meer delen, doorgaans recitatieven  en aria’s.

De term cantate (cantare = Italiaans: zingen) werd in de 17de eeuw bedacht om onderscheid te kunnen maken met de sonate (sonare = Italiaans: klinken), die voor instrumenten was bedoeld. Het woord "cantata" werd voor het eerst gebruikt door Allessandro Grandi in 1620.  In eerste instantie heette zo'n beetje alles wat gezongen werd cantate. Later werd het meer een uitgebreid verhaal voor solozanger(s) met instrumenten en soms ook koor en orkest, aanvankelijk vooral wereldlijke teksten, later ook veel religieuze.  

In de 17de en 18de eeuw speelden cantates in de Lutherse kerkdiensten een belangrijke rol. Bach heeft daarvoor honderden prachtige cantates geschreven. Voor elke zondag van het kerkelijk jaar zijn van hem drie tot vijf cantates bewaard gebleven (zie cantatekalender.)

Cantiga:          In de Middeleeuwen een éénstemmig Galicisch-Portugees lied. Meer dan 400 zijn cantigas de Santa Maria, verhalende liederen over wonderen verricht door of lofprijzingen ter ere van de Heilige Maagd Maria. Daarnaast zijn er teksten van 1700 wereldlijke cantiga’s; er zijn maar 13 melodieën bewaard gebleven. 

In de Renaissance een muzikale liedvorm, verwant aan de villancico en het canción.

Cantiga de amigo: (lied over een vriend),

middeleeuwse erotische lirische poëzie, van 1220 – 1300 geschreven in noordwest Spanje. De . Cantigas d' amigo (88 auteurs) zijn te vinden in het Cancioneiro Colocci-Brancuti, (Nationale Bibliotheek Lissabon), het Cancioneiro da Vaticana, en het  Pergaminho Vindel,  waarin ook de zeven liederen van Martin Codax mèt de muziek.

Canzonetta:    Liedje

Catch             foefjescanon, een vorm van canonzingen (minstens driestemmig) waarbij de tekstwoorden  zodanig  intergreren dat er een woord of zin word gevormd, die niet ontstaat wanneer een stem alléén zou zingen. Dat woord of zinsdeel is doorgaans in insinuatie of toespeling op politiek of sexueel incorrect gebied. 

Bekende componisten van catches waren Henry Purcell, Michael Wise en John Wall Callcott.

Chanson          (=Frans: lied), luisterlied, de populairste, meest eigen stijl van Franse zangkunst. Het lied heeft een poëtisch-verhalende vorm.  Een chansonzanger heet  chansonnier. Eén van de begeleidende instrumenten van een traditioneel Frans chanson is de accordeon. Bekende chansonniers waren Charles Aznavour (1924 - 2015), Julliette Greco (1927), Jacques Brel, Edith Piaf

Da Capo aria:  aria in een opera of oratorium in ABA vorm: na een middenstuk wordt het begincouplet herhaald (een 4-regelig kwatrijn of een 8-regelige stanza. Vanaf het begin van de 18de eeuw werden Da Capo-aria’s vaak (tot vervelens toe) gebruikt in de barokke opera’s en oratoria.

Cuplé              populair gewaagd liedje op het randje in Spaanse cabarets en theaters van omstreeks 1893 tot omstreeks 1911, gezongen door vrouwelijke zangers of als vrouw uitgedoste mannen. Na 1911 werden de cuplé’s wat beschaafder. Het woord is afgeleid van het Franse couplet. Omstreeks 1930 ging de cuplé over in de copla, net zoiets.  

Declamatorium: een werk voor spreekstem begeleid door muziek.

Ensalada         (= Spaans voor salade) is een vorm van polyfone wereldlijke muziek, toegepast in Spanje in de 16de eeuw, waarin talen en dialecten op een nonsensicale quodlibetmanier gemixt worden. De gebruikte talen zijn voornamelijk Castiliaans (Spaans), Catalaans, Italiaans, Frans en Latijn.

Fado:              (afgeleid van het latijnse fatum = noodlot), het Portugese levenslied. Er is geen andere muzieksoort op aarde waarin melancholie en fatalisme zo worden gecultiveerd. De stijl is ontstaan rond 1829 in de arme wijken van Lissabon. Amália Rodrigues was de belangrijkste en invloedrijkste fadozangeres ooit. De fado is verbonden met het Portugese begrip saudade, een onvertaalbaar woord dat gevoelens van verlies, gemis afstand en liefde insluit. De laatste jaren (2015) is de fado vernieuwd door met name zangeres Lula Pena

Farsa:             (Italiaans, soms ook  farsetta; .meervoud: farse) is een Venetiaanse opera van één acte gecomponeerd  in de late 18de en begin 19de eeuw. De Duitse componist Johann Simon Mayr, die in Noord-Italië leefde, schreef 30 farse, Rossini schreef er vijf.

Frans Chanson

Middeleeuws lied, door troubadours gezongen, doorgaans over de hoofse liefde. In de renaissance werd het Franse Chanson een polyfoon lied met melodieuze tekst en veel onomatopeeën

 

Choral Evensong:  

een dagelijkse kerkdienst in de middag of avond waarbij het grootste deel van de dienst gezongen wordt door een koor of gastkoor.

De formuliergebeden voor de Evensong zijn afkomstig uit het Book of Common Prayer, wat in de Anglicaanse Kerk (in Engeland) en andere kerken in de anglicaanse traditie wordt gebruikt, maar wordt tegenwoordig ook in steeds meer kerken in Nederland toegepast, soms in aangepaste vorm.

Wekelijks is op zaterdagmiddag een complete Choral Evensong te volgen in de Rooms Katholieke Sint Nicolaas Basiliek tegenover het Centraal Station in Amsterdam.

Het koor zingt Engelse koormuziek van een van de vele Engelse componisten als William Byrd en Herbert Howells.

 

Frottola:          Italiaanse drie- of vierstemmige compositie, zowel zuiver vocaal als met begeleiding van instrumenten  in 3/4 of 4/4maat.  Voorloper van het madrigaal, populair in de late 15e en vroege 16e eeuw aan de Noord-Italiaanse vorstenhoven van Mantua, Ferrara en Urbino. Vanaf 1530 nam het madrigaal de frottola over.

De teksten van de frottola's waren eenvoudig en bestonden uit acht strofen van zes versregels met telkens een refrein waarbij de melodie steeds herhaald werd. Liefdesgedichten, korte verhalen, die met weinig woorden emotionele liefdesproblemen behandelen, vaak ook nog op een luchtige manier met humor

Belangrijke componisten van frottola's waren Bartolomeo Tromboncino (gestorven omstreeks 1535) en Marchetto Cara (gestorven  omstreeks 1530).

Graduale         Gregoriaans gezang van de mis, een  onderdeel van het Proprium: de wisselende gezangen.Het woord graduale is afgeleid van het Latijnse woord gradus, trede, omdat het begon als trapgebed, door de priester gebeden voorlezen een Nieuwtestamentische Bijbeltekst

Gospel of gospelmuziek: (gospel = (Engels) evangelie)

werd al in 18de eeuw geboren in de katoenvelden van de zuidelijke staten van de Verenigde Staten van Amerika. Het is zwarte religieuze muziek,  beïnvloed door de ritmiek die de slaven meebrachten uit Afrika en de bevindelijke manier van geloven van de blanken. De slaven maaken "worksongs", sterk ritmische liederen, die hielpen de dwangarbeid vol te houden. De taal van deze nieuwe muziek was blank, maar de ritmes en de samenzang kwamen voort uit de Afrikaanse roots. Kenmerkend is de structuur van "call-and-response": iemand roept een zin of zingt een vraag en de groep reageert in koor, a capella en eventueel begeleid met ritmisch handgeklap of voetgestamp. Toen in de achttiende eeuw veel Afrikaanse slaven Christen werden, groeiden de worksongs uit tot spirituals. Het leven na de dood, vaak aangeduid als het oversteken van de rivier de Jordaan, is een terugkerend thema in de gospels. Gospel is een samentrekking van Good Spell: goed nieuws, evangelie.

Belangrijke vertolkers van de (zwarte) gospel waren Mahalia Jackson, 'de koningin van de gospelmuziek', de Staple Singers en The Five Blind Boys of Alabama.
Ook Elvis Presley zong veel gospels. Voornamelijk met vrienden, maar ook tijdens optredens. Hedendaagse gospelartiesten zijn Michael W. Smith en Amy Grant

Uit de gospelmuziek kwam in de jaren vijftig en zestig de soul voort, met invloeden uit de rhythm & blues. Het religieuze karakter viel hierbij weg,

Glee:               vorm van  part song vanaf de late barok tot het begin van de romantiek, dus zo’n beetje in de 18de eeuw. Voor minstens drie stemmen, onbegeleid gezongen. In de 18de en 19de eeuw waren er glee-clubs in heel Engeland.

Grand opéra:  groots opgezette opera, met veel heroïek en nadruk op costumering, decor en enscenering.  

Hymne:           (Grieks: ὕμνος, "lofzang")  verheven lofzang op een bepaald onderwerp (een land, God of een godheid, of een gebeurtenis zoals de Olympische Spelen). Hymnen kunnen zowel wereldlijk als geestelijk van aard zijn. In de christelijke traditie is het zingen van hymnen een vast onderdeel van de liturgie. Het zingen van hymnen is overigens de vroegst gedocumenteerde muzikale activiteit in de christelijke kerk (Mattheus 26:30; Marcus 14:26)

Kameropera:   kleinschalige operavorm, voor klein orkest en slechts een klein aantal zangers.    

Kinderopera:   operagenre, dat in enscenering en opvoering afgestemd is op de belevingswereld van kinderen.   

Koraal:            een kerkelijk zangstuk dat door meerdere zangers (koor) wordt uitgevoerd. Oorspronkelijk is een koraal de eenstemmige gregoriaanse koorzang in de rooms-katholieke liturgie. In de 16e eeuw, ná de Reformatie wordt het begrip in de Lutherse kerk gebruikt voor de eenstemmige zang door de de gehele kerkgemeenschap. Hiermee wordt het feitelijk een synoniem van kerklied; het koraal vormt de basis voor hele Lutherse kerkmuziek.

Al in een vroeg stadium ontstonden vierstemmige uitwerkingen ter begeleiding. Maarten Luther liet bijvoorbeeld vierstemmige zettingen van koralen schrijven door Johann Walter. Veel componisten volgden. Vierstemmige koralen, of koraalbewerkingen vormen vaak de hoekpunten van motetten, cantates en passies.

Lai of Lay:       kort verhalend gedicht (600 – 1000 regels) uit de Middeleeuwse lectuur, opgebouwd uit lange stanza's van tetra- tot octosyllabische verzen. Ze kwamen voornamelijk voor in Bretagne en in Engeland (dat ook niet voor niks Groot Bretagne heet). De liederen gaan over liefde en ridderlijkheid en hebben vaak Keltische sprookjesmotieven. Ook de legenden van Koning Arthur spelen een rol.

Lais werden vaak gezongen door Bretonse troubadours en minstrelen zoals Chrétien de Troyes. Guilaume de Machaut (begin 14de eeuw) componeerde 19 lais.

 

Lauda:             Eenstemmige liedvormin de volkstaal met middeleeuwse wortels. Laude werden in Italië vaak gezongen door lekenbroederschappen, die soms uitgroeiden tot laudesi-genootschappen. Er waren Lauda-diensten en Laude werden opgetekend in een Laudarium    

Madrigaal:      (lied in de moedertaal: madre = moeder) vier- tot zesstemmige meest polyfone compositie met een absoluut wereldlijke tekst. In de praktijk betekent dat meestal veel liefdesverdriet en zo. Zo evenwichtig mogelijk verbinden van tekst en muziek staat voorop. Madrigalen waren in de 16de en 17de eeuw buitengewoon populair. Het was in die tijd het belangrijkste wereldlijke genre. Beroemde componisten waren Gesualdo en Monteverdi. Aanvankelijk waren madrigalen uitsluitend vocaal.  Monteverdi laat bij de madrigalen op den duur ook basso continuo en instrumenten meespelen. Een Nederlandse componist van madrigalen was Jan Pieterszoon Sweelinck. Na de opkomst van de cantates en de groots opgezette opera na 1600 raakte het madrigaal in onbruik. In Engeland blijft het madrigaal ook in de 17de eeuw nog ongekend populair.

Mad song:       In the 17de eeuw was er in Engeland een fascinatie voor abnormaliteit bij mensen, in het bijzonder voor krankzinnigheid en gekte en voor de bewoners van psychiatrische inrichtingen zoals het Bethlem Royal Hospital (Bedlam) in Londen. Mad songs verzilverden deze fascinatie bij het volk in afwijkende gekke liederen die meteen een grote populariteit verwierven in de straat en op het toneel. Om de populariteit nog verder op te schroeven gebruikten de componisten graag levendige teksten over gekke personen. Zo onstonden de mad songs Tom of Bedlam van John Coprario en  Bess of  Bedlam van Henry Purcell.

Magnificat:      De lofzang van Maria, te vinden in het evangelie volgens Lucas, 1:46-55. De eerste woorden in de kerktaal Latijn zijn:  Magnificat anima mea Dominum, (mijn ziel verheerlijkt de Heer), die Maria liet klinken bij haar bezoek aan haar nicht Elisabeth terwijl ze in verwachting was van Jezus Christus.

Het Magnificat is duizenden malen door allerlei componisten op muziek gezet. De in Anglicaanse kerken veel uitgevoerde Choral Evensong eindigt met een Magnificat

Bekendste Magnificats zijn die van Claudio MonteverdiJohann Sebastian Bach (BWV 243), Henry Purcell (Z231-1) en Antonio Vivaldi (RV 610a).

Masque:          maskerade of maskerspel:  toneel-, muziek- en dansspektakel in de 16de en 17e eeuw in aristocratische kringen in Engeland buitengewoon populair was. De oorsprong lag in de intermedia zoals die in Noord-Italië aan de hofhoudingen van adellijke families van bijvoorbeeld de Medici werden georganiseerd als opluistering voor feestelijkheden.

Het verhaal betrof allegorische onderwerpen die door leden van de aristocratie zelf zingend en dansend ten tonele werden gebracht. Het was de gewoonte dat een vorst met een uitvoerige masque verwelkomd werd. Midden 17e eeuw raakte de masque in de verdrukking door toedoen van de opera. In Engeland bevatten de eerste opera's nog vele elementen van de masque.

Een masque had  naast muziek en dans veel gesproken tekst, en legde de klemtoon op weelderige kostumering en elegante, sierlijke intermezzi. Ben Jonson was vermaard om zijn masques, componisten als Matthew Locke componeerden in de masque-stijl. Vanaf de tweede helft van de 17e eeuw begonnen vorstelijke hofhoudingen de voorkeur aan opera te geven.  

Melodrama:    toneel waarin het gesproken woord wordt ondersteund door muziek, en gevoelens vooral door muziek worden uitgedrukt. Pygmalion van Jean.Jacques Rousseau  (voor het eerst opgevoerd in 1770) is het eerste Europese melodrama. Daarna kwamen melodrama’s van Jiří Antonín Benda. Vooral in de Parijse boulevardtheaters werd melodrama enorm populair aan het eind van de 18e eeuw, door toedoen van Guilbert de Pixerécourt (1773-1844), schrijver van 63 melodrama's).

Mis:                 is de naam van de Rooms Katholieke kerkdienst. Het woord 'mis' komt van het woord missa, een Latijns woord voor 'wegzending', en verwijst naar de woorden van de priester of diaken tegen het einde van de liturgie: Ite Missa Est ("Gaat, het is de heenzending" of "Gaat, het offer is voltrokken").

Wanneer de tekst van zo’n kerkdienst op muziek wordt gezet, en dat hebben nogal wat componisten in de loop der tijden gedaan, heet dat muziekstuk ook een “mis”. 

De missa brevis (korte mis) bestaat uit de misdelen met een vaste tekst: Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus, Benedictus en Agnus Dei. In de missa longa (lange mis) zijn ook andere teksten opgenomen, zoals Introïtus, Graduale, Alleluia / Tractus / Sequentia, Offertorium  en Communio.

De Proprium Missae bestaat uit wisselende gezangen die bij gelegenheid kunnen worden  toegevoegd:  Introïtus · Graduale · Alleluia / Tractus / Sequentia · Offertorium · Communio

De Lutherse missen, die alléén bestaan uit een Kyrie en Gloria worden ook wel missa brevis genoemd. Zij zijn dan ook ècht kort. Johann Sebastian Bach schreef 4 zulke korte missen: BWV 233 – BWV 236

Zie ook Mis in A. Ontwikkelingen en Vormen tot zo’n 1500

Missa solemnis:

een feestelijke, plechtige mis, bestemd voor speciale gelegenheden: de ingebruikneming van een kerk of een ander met de kerk verbonden instituut. Onder meer Ludwig van Beethoven (opus 123, de bekendste missa solemnis), Wolfgang Amadeus Mozart,  Franz Schubert,  Charles Gounod en Hector Berlioz schreven een of meer missa solemnis. Er ook grote missen die de naam missa solemnis volledig verdiend zouden hebben, maar die toch gewoon “Mis”  heten. 

Motet:             een meestal korte meerstemmige polyfone compositie voor zangers zonder begeleiding. De stijl ervan is imiterend. Tekst is meestal in het Latijn en handelt over een geestelijk onderwerp. Een soort madrigaal, maar dan voor in de kerk. Vanaf de Middeleeuwen tot en met de 17de eeuw werden er door alle componisten veel motetten geschreven. Daarná werd in de kerk het motet vervangen door de cantate.

Musical:          voluit musical comedy. Een moderne vorm van theater, in de 20ste eeuw in Amerika ontstaan,  waarin amusement, tekst, muziek, dans en enscenering samengaan en waarin het showelement een belangrijke rol speelt. Moderne Engelse en Amerikaanse versie van de opera of operette. Hair was een flitsend voorbeeld van een Amerikaanse musical, Cats van een Engelse. In Nederland schreven Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink de eerste originele Nederlandstalige musicals, zoals “Heerlijk duurt het langst” (1965) en “En nu naar bed”. (1971).

 

Nunc dimittis (nu laat Gij heengaan)

de Lofzang van Simeon, hymne die Simeon heeft uitgesproken toen hij Jezus en zijn ouders in de tempel ontmoette, volgens het evangelie van Lucas 2:29-32. In de katholiek traditie wordt de Lofzang van Simeon gezongen net voor het afsluitende gebed van de completen, het laatste gebedsmoment het dagelijkse getijdengebed. Het Magnificat (de lofzang van Maria) èn het Nunc dimittis (de lofzang van Simeon) worden gezongen of gezegd aan het eind van de Anglicaanse Evensong volgens het Book of Common Prayer. 

Honderden componisten hebben daarom talloze Nunc Dimittis gecomponeerd

 

Octonaire        een achtregelig (deel van een) gedicht, lied of psalm. In de Franse renaissance werd de octonaire een vorm van een moralistisch chanson. Octonaires werden op muziek gezet door Paschal de l'Estocart en Claude le Jeune.

Ode                 (Oud Grieks: ὠδὴ = zang) lofdicht of lofzang, gewijd aan een persoon of zaak. Odes zijn lovend en hoogdravend, de betrokkene kan geen kwaad doen.

Offertorium     (Latijn offerre =  "aanbieden") het gezang van het Proprium Missae dat gezongen wordt bij het gedeelte van de Mis waarin de priester de gaven van brood en de wijn aan God aanbiedt.

Opera:             een toneelwerk, van begin tot eind gezongen, voor solo­zang, koor en orkest. De muziek is zeker zo belangrijk als de tekst. Zang, instrumentale muziek, dichtkunst, acteerkunst, decorkunst, vaak ook danskunst, vormen de wezenlijke bestanddelen van deze kunstvorm.

De opera is uitgevonden in Italië, in Florence. De eerste opera: Euridice werd in 1600 gecomponeerd door Jacopo Peri. Voor het ontstaan en de ontwikkeling van de opera zie opera in B1. Ontwikkelingen en vormen ná ongeveer  1550. De vier meeste gespeelde opera's zijn "Carmen" 'van George Bizet; "La traviata" van Giuseppe Verdi; "De Zauberflöte" van Wolfgang Amadeus Mozart  en "Faust" van Charles Gounod.

Opera buffa:    Italiaanse, lichtere operavorm, met eigentijdse thematiek en vaak komische kanten.

Opera seria:    Italiaanse operavorm met ernstig karakter, heroïsche of mythologische thema's. Aria's verbonden door recitatieven. De Libretto's (tekstboekjes) in het Italiaans.

Opera semiseria:

Italiaanse operavorm met elementen van de opera seria en de opera buffa.  

Opéra comique:

18e-eeuwse Franse operavorm. In de 19e eeuw: gesproken dialoogvorm (geen recitatieven)         

Operette:         verwant aan de opera, maar lichtvoetiger van karakter op gemakkelijk aansprekende muziek.

Oratorium:       Een omvangrijk vocaal werk, meestal met religieuze inhoud, voor orkest, zangsolisten en koor, waarbij een verteller, meestal een tenor, het verhaal in recitatieven vertelt. In tegenstelling tot een opera heeft een oratorium geen  decor en speciale kostuums en wordt er in een oratorium niet geacteerd. Het oratorium is in het midden van de 17de eeuw ontstaan in Rome. De eerste oratoria werden geschreven voor het “oratorio” (=gebedszaal) van de Chiesa Nuovo (= nieuwe kerk) in Rome. Er ontwikkelden zich twee types: het oratorium latinum, in het Latijn dus, met als boegbeeld Giacomo Carissimi (1605-1675) en het oratorium volgare, in de volkstaal zogezegd, sat een hoogtepunt kende in het oeuvre van Alessandro Stradella (1644-1682)

Net als een opera begint een oratorium met een instrumentale ouverture. Daarna volgen aria’s, gezongen door verschillende solisten, koren, en recitatieven, waarin het verhaal wordt verteld of toegelicht.

Het bekendste oratorium is de “Messiah” van Händel, met het beroemde Halleluja koor.

Parodiemis:    een muzikale zetting van een mis, waarbij gebruik wordt gemaakt van één of meer stemmen van een bestaand muziekstuk, zoals een fragment van een motet of chanson. Die cantus firmus is vaak aan het Gregoriaans ontleend, maar ook vaak een wereldlijk, soms erg ondeugend liedje. De eerste componist die in de vijftiende eeuw met parodiemissen begint is Guillaume Dufay.

De parodiemis krijgt dan ook de naam mee van het gebruikte fragment, bijvoorbeeld de Missa 'Malheur me bat', de Missa 'Mater Patris', en de Missa 'Fortuna desperata', van Josquin Desprez of de Missa 'Mille Regretz'  van Christóbal de Morales , die daarin het motet 'Mille Regretz' van Desprez gebruikt.

part song:       (ook part-song of  partsong) vorm van koormuziek, doorgaans vierstemmig wereldlijk lied, homofoon, waaarbij de bovenstem de melodie zingt en de andere stemmen begeleidende harmonieën. Meestal wordt een partsong onbegeleid door een instrument gezongen. Partsongs werden in Engeland gecomponeerd vanaf de 17de eeuw tot op de dag van vandaag door de meeste Engelse componisten.    

Passie:            Oratorium met het lijden en sterven van Christus als onderwerp, bedoeld om op Goede Vrijdag uit te voeren. Het Latijnse "passio" betekent "het lijden".

De bekendste passie is de Matteüspassie  van Johann Sebastian Bach

Pasticcio:        Italiaans operagenre, dat letterlijk pastei betekent. Deze typische 18e-eeuwse operavorm, afkomstig van de zarzuela, is samengesteld uit aria's, ensembles en instrumentale stukken van eerder geschreven werken. De delen zijn vaak van verschillende componisten ovf samengesteld uit delen van eerdere werken van  de componist. Af en toe wordt er ook nog iets nieuws toegevoegd. 

pastourelle:    Oud-Franse verhalende dichtvorm uit de 12de en 13de eeuw doorgaans over romances met herderinnen met vaak nogal wat sexuele annotaties. Patourelles werden gebruikt door de rondtrekkende troubadours. Voorbeelden zijn de dichter Marcabru (omstreeks 1140; 45 gedichten) en de verzameling Carmina Burana,  omstreeks 1230.

Pseudomonodie

komt voort uit het meerstemmige madrigaal. In het meerstemmige madrigaal zongen meerdere zangers de tekst door elkaar. Om de verstaanbaarbaarheid te bevorderen, werden aan het eind van de 16de eeuw de zangstemmen vervangen door instrumenten, waarbij er één zangstem overbleef, die kon je tenminste verstaan. Een pseudomonodie is dus 1 zangstem met begeleiding van 1 tot vijf instrumenten. Dus niet echt éénstemmig, vandaar het pseudo.

 

Quodlibet:       een meerstemmige compositie waarin de componist verschillende deeltjes van bekende melodietjes of liederen verwerkt. Dat kan gelijktijdig of na elkaar zijn. Er zijn vocale quodlibets (die al voorkwamen in motetten) en instrumentale quodlibets.

Bach verwerkte bijvoorbeeld de volksliederen “Ich bin so lange nicht bei dir gewesen en “'Kraut und Rüben” in zijn laatste Goldberg-variatie voor klavecimbel.

In Frankrijk werden dergelijke liederen ook "fricassée" genoemd, waarbij er voorbeelden zijn van "fricassées" die in alle stempartijen verschillende teksten hebben staan.

De term quodlibet werd voor het eerst In 1544 gebruikte door ene W. Schmetzl

 

Radio-opera:   operagenre dat vanaf  1920  met de opkomst van de radio, speciaal hiervoor gecomponeerd werd

Recitatief:       in opera of oratorium een wijze van tekstvoordracht die het midden houdt tussen vertellen en zingen. De eenvoudige melodische gang en het ritme richten zich geheel naar de tekst. Vaak gaat het recitatief vooraf aan de aria.

Requiem:        een mis die in de katholieke eredienst wordt opgedragen voor de doden. Veel componisten hebben op de originele Latijnse tekst een requiem geschreven. Het beroemdste requiem is dat van Mozart. Voor een overzicht van de oorsprong en ontikkeling van de Requiemmis zie Requiemmis in Ontwikkelingen en Vormen: A

Rockopera:     Moderne opera op rockmuziek, vergelijkbaar met de musical; eerste rockopera: Tommy van "The Who", 1969.

rotrouenge:     (Oud Frans) of retroencha (Oud Occitaans), verhalende dichtvorm uit de 12de en 13de eeuw, drie tot vijf strofen met een refrein. Er zijn tien bewaard gebleven troubadoursgedichten met de aanduiding  rotrouenge.

seguidilla        (verkleinwoord van seguida; “volgend”) een snel Castilliaans volkslied in driekwartsmaat en bestrat vaak uit instrumentale en vocale gedeeltes met een bijbehorende dans. 

Seguidilla’s komen als aria’s in opera’s (Carmen van  Georges Bizet;  Il barbiere di Siviglia. van Paisiello) en in zarzuela’s (veel bij José de Nebra) voor. 

Semi-opera:     vorm van muziektheater die in de late 17de eeuw in Engeland populair was. De semi-opera werd ontwikkeld  uit de masque: een zang- en dansspektakel dat in 17de eeuw de standaard vormde op het Engelse toneel, maar dat rond 1660 concurrentie kreeg van de opera.

Het Engelse publiek uit die tijd was niet gewend aan een  volledig gezongen opera met gezongen  recitatieven zij zagen liever een afwisseling van lied en dramatische gesproken dialoog, zodat het verhaal zich vlot kon ontrollen.

Om het conservatieve Engelse publiek niet te verliezen, componeerden schrijvers en componisten uit de late 17de eeuw daarom  compromisvorm: de semi-opera is gaan noemen. De belangrijke dramatische actie werd gezongen, terwijl het 'opvulsel' zoals voorheen gesproken werd. De belangrijkste werken in het genre zijn die van Henry  Purcell, die tussen 1690 en 1695 vijf semi-opera's componeerde.

Sepolcro:        vorm van religieus muziektheater ontwikkeld in Wenen in de tweede helft van de 17de eeuw. De muzikale eenakters waren gewoonlijk gebaseerd op het lijdensverhaal van Jezus en werden in de Heilige Week voor Pasen uitgevoerd in een van de hofkerken. Een bekende sepolcro is  'Stärcke der Lieb'  van Johann Heinrich Schmelzer

Singspiel:        Duits opera-genre dat in de late achttiende en in het begin van de negentiende eeuw populair was

Spiritual:         het geestelijke lied van de Noord-Amerikaanse negers. De slaven vonden door middel van het zingen van  Negro spirituals troost voor de situatie waarin zij leefden. De Negro spiritual is religieus van aard en heeft wat weg van gospelmuziek.

De religieuze zang van de zwarte bevolking in de V.S. ontstond doordat men in de 18de eeuw in aanraking kwam met het christendom. Dit lied, dat buiten de liturgie om gaat en oorspronkelijk zonder instrumentale begeleiding werd gezongen, werd als een soort rondedans ondersteund door geklap met de handen en gestamp met de voeten. Vooral het gebruik van syncopen is kenmerkend voor de negro spiritual. Een bekende spiritualzangeres was Mahalia Jackson.

Stabat MaterMotet met een tekst (Stabat mater dolorosa: vol smart stond de moeder) over het verdriet van Maria bij het lijden en sterven van Jezus, onstaan in Fransiscaanse kring rond 1300. Werd op speciale dagen tijdens de mis gezongen, door het Concilie van Trente in 1563 uit het liturgisch repertoire geschrapt (te "profaan") in 1727 in ere hersteld door Paus Benedicturs XIII en sinds die tijd vaak uitgevoerd op de dag van de Zeven Smarten van Maria, 14 september. De bekendste zetting van het motet is van Giovanni Battista Pergolesi (1710-1736) 

Tragédie- Lyrique:

Franse operavorm uit de 17e en 18e eeuw, gebaseerd op mythologische onderwerpen

Turba (meervoud Turbae)

koorzang in oratoria, passies en andere geestelijke muziek waarbij het koor de rol van een groep mensen zingt. In een Turba vormt de koorzang dus onderdeel van het verhaal.

Turba-koren komen bijvoorbeeld voor in de Matthäus-Passion van Johann Sebastian Bach wanneer het koor in een scene de rol van een groep joodse omstanders, priesters, Romeinse soldaten of discipelen zingt. In de Matthäus-Passion bijvoorbeeld wanneer de hogepriesters en schriftgeleerden het volk opdraaien Jezus te laten kruisigen: Laß ihn kreuzigen!

Villancico:       vanaf de dertiende eeuw een  lied waarvan de tekst oorspronkelijk verwees naar het Kerstfeest: villancicos de Navidad  In Spanje werd langzamerhand het woord villancico niet alleen gebruikt voor  het volkse kerstlied, maar ook voor muziekstukken die van die melodieën werden afgeleid. In de Renaissance (15de eeuw en 16de eeuw) onderging het villancico een gedaantewisseling naar eenstemmige liederen met begeleiding van vihuela of drie- of vierstemmige motetten. Het wereldlijke evenbeeld werd tono humano of gewoon tono (deun) genoemd. In Spanje, Portugal (dat tot 1640 Spaans was) en de koloniën werden de villancico's belangrijker dan het motet. De catalogus van de muziekverzameling van koning João IV van Portugal vermeldt 2309 villancico’s. De refreinliederen konden alle mogelijke dagelijkse thema's tot onderwerp hebben, van de liefde of het gebrek eraan tot politieke ontboezemingen.  

villanella of villanelle:

Italiaans en Frans van herkomst, afgeleid van villano = landelijk, boers, een 'boerenliedje' dus.  

Het bevat twee versregels die enkele malen letterlijk worden herhaald en daarrnaast vaste regels, die hoewel gelijk qua karakter anders moeten overkomen.

De muziekvorm is een in de bovenstem gelegen melodie op de tekst van het gedicht met een zangerig karakter, begeleid door twee vrije tegenstemmen,  Deze driestemmige opzet vormt de oervorm voor de triosonate.

De villanelle heeft een ongekunsteld karakter en een frisse volkse inslag. In de ontwikkeling van de villanelle ontstaan uiteindelijk ook vier- en vijfstemmige zettingen.

Virelai of virelay

Oudfranse dichtvorm met twee rijmklanken en korte vorm (twee à drie coupletten). De dichtvorm werd veel gebruikt in middeleeuwse (dans)muziek en poëzie. De liedvorm van een virelai is ABB'A, waarbij A en B verschillen in melodie, en B' een op B rijmende tekst heeft.

Vanaf eind 13e eeuw tot eind 15e eeuw de meest algemene dichtvorm in de Europese muziek. In de tweede helft van de 15e eeuw werd het weinig meer in muziek gebruikt, maar geschreven als poëzie.

Virelai is een van de drie zogenaamde formes fixes uit de Middeleeuwse muziek (de andere twee waren de ballade en de rondeau). Er wordt onderscheid gemaakt tussen virelai ancien (oude stijl) en virelai nouveau (nieuwe stijl).

In virelai nouveau worden maar twee rijmklanken gebruikt. Het gedicht opent met een rijmend couplet en eindigt met dezelfde twee regels, in omgedraaide volgorde.

Bekende componisten van virelais waren de troubadour Guillaume de Machaut, die ook zijn eigen verzen schreef en Guillaume Dufay (1397 - 1474).

Vocalise:         Zangoefening: een etude voor zangers.

Zarzuela:         een traditionele Spaanse variant van de opera. Volksopera met trekjes van de operette en het Duitse Singspiel, doorspekt met volksmelodietjes. Bestaat vanaf de 17de eeuw, maar werd vooral om de 19de eeuw populair en wordt in Spanje nog steeds met veel plezier op de planken gebracht. De naam "zarzuela" is afkomstig van het buitenverblijf van de Madruleense koning "palacio de la zarzuela" naar de "zarza", de bessenstruik die in grote aantallen om het paleis groeide.